Intern verslag 112

Zuidzijde Weversplaats : Mortelproject I

In 2005 is het archiefonderzoek naar de geschiedenis van de Weversplaats voortgezet. Dit in het kader van het Mortelproject. Het onderzoek leverde weliswaar een groot aantal gegevens en nadere bijzonderheden op, maar de exacte situering van de percelen bleek in een aantal gevallen niet mogelijk. Hierdoor vormt het hiernavolgende verslag noodgedwongen een wat versnipperd geheel.


Een van de complicerende factoren vormde de straatnaamgeving. Wat nu de Weversplaats wordt genoemd, werd in de Middeleeuwen ook aangeduid als Beurde, Beurdsestraat en (Oude) Huls. De benaming Wever(s)plaats kwam relatief weinig voor. Hier komt nog bij dat een aantal huizen en erven anders werden gesitueerd, zoals bijvoorbeeld: bij meester Daamspoort, dit wil zeggen de poort van het Van Mierdensmannengasthuis, of: bij de Sint-Barbarakapel. Om deze reden moest de index van Smulders/Spierings op een aantal straten worden doorgenomen en gezien de slordigheid van Spierings valt aan te nemen dat een aantal fiches ook nog op andere plaatsen is weggezet. Zo werden fiches betreffende de vroegste gegevens over dit gebied aangetroffen onder een klaarblijkelijk door haar gevormd lemma Huls.

Over de stadsmuur lag langs de latere Zuidwal een gebied, waarop de twee molens, het genoemde gasthuis en een aantal huizen stonden, die in 1542/43 zijn afgebroken.1 Aan de achterzijde grensde dit gebied aan het water die Meer. Recentelijk is er een artikel verschenen over een vroege plattegrond van ’s-Hertogenbosch, waarop met name de vestingwerken gedetailleerd zijn weergegeven.2 Deze kaart dateert in ieder geval van na de wijzigingen in de versterkingen van 1542/43. Hierop staan nog steeds twee molens, die bij het Massereelshuis (het perceel van Roelof van Grave) en de Beurdse molen.
In het artikel wordt de molen bij het Massereelshuis3 ten onrechte aangeduid als de Beurdse molen.4 Dit was namelijk de oostelijke van de twee molens.4 De doorgang bij de molen bij het
1.M.W.J. de Bruijn, Archiefonderzoek Weversplaats (intern rapport ...) (Utrecht 2004) 8-9.
2.A. van Drunen, ‘Vroege kaart van ’s-Hertogenbosch. Ontdekking in Turijn’, Bossche Bladen 7 (2005) 97-100.
3.Zie M.W.J. de Bruijn, Onderzoek Oude Hulst (Zuidwal) (intern rapport ...) (Utrecht 2002) 2 en 6-11.
4.Van Drunen, a.w., 99.
Massereelshuis wordt op de kaart Md porta serata genoemd, de doorgang in de stadsmuur bij de Beurdse molen, in het verlengde van de latere Berenbijt, de Porta del molino. De Beurdsepoort of Molenpoort was overigens niet de poort die naar het gasthuis van Adam van Mierde leidde, zoals in het artikel wordt beweerd.1 De poort naar het gasthuis lag verder oostwaarts in de richting van de Grote Hekel en komt noch op deze plattegrond noch op die van Jacob van Deventer meer voor.2

De percelen aan de zuidzijde van de Weversplaats laten zich in het algemeen herkennen in hun achterbegrenzing aan de stadsmuur en zelfs daardoorheen. Behalve aan de Weversplaats worden ze ook in de Beurdsestraat en de (Oude) Hulst gesitueerd. In het eerste rapport betreffende de Weversplaats is aan enkele van de hier liggende goederencomplexen al aandacht besteed, met name aan het complex-De Zecker. Aangezien hier de percelen behandeld worden van west naar oost, wordt het complex-De Zecker hier als laatste aan de orde gesteld. We beginnen met de percelen die in de achttiende eeuw F201 en F202 werden genoemd. De percelen ten oosten van F206 zijn waarschijnlijk verdwenen bij de verbetering van de vestingwerken in 1517/18. Voor het gemak zijn ze tussen vierkante haken doorgenummerd. Hierna volgen de percelen bij het gasthuis van Adam van Mierde, zowel binnen als buiten de stadsmuur.

(F200-201)
Op 2 december 1441 droeg Aleid weduwe van Jan Hendriksz. de Meester haar rechten, waaronder het levenslang vruchtgebruik, in een huis met tuin en toebehoren in den Audenhuls tussen erf van Gielis de Zecker en erf van Meus Mauthuys over aan het Groot Ziekengasthuis. Haar man had dit huis aan het gasthuis vermaakt. Twee dagen later transporteerde het gasthuis het goed aan Willem van Overacker, natuurlijke zoon van de priester wijlen Thomas van Overacker.3 Waarschijnlijk ging het hierbij om het latere wijknummer F201.
Op 15 december 1460 deelden Wouter, meester Laureis en Liesbeth, kinderen van wijlen Willem van Doerne alias van Overacker, enkele goederen van hun vader. Krachtens die deling ontving Wouter onder meer een huis, erf en tuin in den Audenhuls tussen erf van Goiart de Zecker, zoon van wijlen Gielis de Ridder, aan de ene zijde en erf van meester Laureis aan de andere zijde, strekkend van de straat tot aan het water de Meer.4 Het huis van Laureis was het latere F200, dat van Wouter F201.
Op 11 juni 1490 verkocht Wouter zoon van wijlen Willem van Doerne aan Hendrik van Donkersvoort, zoon van wijlen Goiart Lakensnijder, een cijns van 5 Rijnsgulden uit twee huizen, erven en tuinen ter plaatse geheten Beurde tussen erf van de erfgenamen van wijlen mr. Hendrik van
1.Van Drunen, a.w., 99.
2.Zie ook De Bruijn, Archiefonderzoek Weversplaats, 7-12.
3.R. 1212, f. 15: Aleydis relicta quondam Iohannis die Meester, filius quondam Henrici die Meester, cum tutore, totum ius sue vitalis possessionis et omne ius quod habet in quadam domo cum orto et suis attinentiis, sita in Buscoducis in vico dicto den Audenhuls inter hereditatem Egidii die Zecker ex uno et inter hereditatem Bartholomei Mauthuys ex alio, quam domum cum orto et suis attinentiis predictis dictus quondam Iohannes die Meester hospitali magno in Buscoducis apud portam Captivorum sito ad opus pauperum ibidem, ut dicebat, hereditarie supportavit Willelmo Waerloes et Woltero Vuchs tamquam magistris et rectoribus dicti hospitalis ad opus dictorum pauperum ---. Datum supra (= secunda decembris).
 Dicti Willelmus et Wolterus cum expressis consensu et voluntate provisoris dicti hospitalis supradictam domum cum suis attinentiis hereditarie supportaverunt Willelmo de Overacker, filio naturali quondam domini Thome de Overacker, presbiteri --- census fundi et hereditarius census viginti solidorum monete ---. Datum iiii decembris.
4.R. 1231, f. 173v.: Wolterus et magister Laurencius fratres et Elisabeth eorum soror, liberi quondam Willelmi de Doerne alias de Overacker, filii naturalis quondam domini Thome de Overacker presbiteri, cum tutore, palam recognoverunt se quandam divisionem hereditariam mutuo fecisse de quibusdam bonis infrascriptis, ad ipsos ut dicebant spectantes.
 Mediante qua divisione domus, area et ortus, siti in Buscoducis in vico dicto den Audenhuls inter hereditatem Godefridi die Zecker, filii quondam Egidii die Ridder!, ex uno et inter hereditatem dicti magistri Laurentii, sibi mediante dicta divisione in partem cessam, ex alio, tendentes a dicto vico ad aquam ibidem fluentem; en andere goederen en rechten supradicto Woltero cesserunt in partem ---. Datum xv decembris.
Kessel en erf van Goiart de Ridder, strekkend van de openbare straat tot de stadsmuur.1 Van Kessel was de bezitter van de huizen op de hoek van de Berenbijt (F199 en F198).2
In het hertogelijk cijnsregister van 1520 staat het complex van Wouter van Doerne, ter breedte van respectievelijk 14 (F200) en 21 (F201) voet, op naam van Dirk van Wau en Antonis Roelofsz. van der Stappen.3

Bezitters F201:
Jan Hendriksz. de Meester >
Groot Ziekengasthuis 1441.12.04 >
Willem van Doerne alias van Overacker
zijn kinderen 1460.12.15 >
hun broer Wouter Willemsz. van Doerne (1490.06.11)
Antonis Roelofsz. van der Stappen (F201; 1520)

(F202)
Op 1 juni 1443 transporteerde Gielis Gielisz. de Zecker zijn rechten in een huis, erf en tuin in de Huls tussen erf van Willem van Doerne en erf van Aart van Berlicum.4
Berend zoon van wijlen Berend Jansz. wolwever beloofde een cijns van 7 pond aan zijn broer Jan uit een huis, erf en tuin in de Beurdsestraat tussen erf van Hendrik de Wetter en erf van Daneel van Beek. Het moet hierbij om oude belendingen zijn gegaan. Op 21 juli 1486 droeg Jan 4 pond uit die tijns over aan Goiart Gielisz. de Ridder (= de Zecker).5 Op 5 juli 1487 droeg Jan ook de resterende 3 pond over aan Goiart.6
Op 7 juli 1487 verkocht Goiart aan Peter Roelofsz. Hels ten behoeve van zijn vrouw Agaat weduwe van Jan Gielisz. en ten behoeve van haar zoon Gielis een cijns van 15 Rijnsgulden uit dit goed, dat nu gesitueerd werd tussen erf van Wouter van Doerne en van overig erf van Goiart,
1.R. 1259, f. 171v.: Walterus de Doernen, filius quondam Willelmi de Doernen, hereditarie vendidit Henrico de Donckersvoert, filio quondam Godefridi Pannicide, hereditarium censum quinque florenorum Renensium --- hereditarie Pentecosten de et ex duabus domibus, areis et ortis, sibi invicem coadiacentibus eiusdem venditoris, sitis in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter hereditatem heredum quondam magistri Henrici de Kessel ex uno et inter hereditatem Godefridi die Ridder ex alio, tendentibus a communi platea ad murum opidi de Buscoducis, ut dicebat ---. Datum xi iunii, sexta post Pentecosten.
2.ARA Brussel, Rekenkamers 45067 (cijnsregister 1520), f. 65v: Relicta et liberi magistri Henrici de Kessel de xiiii pedatis v d. iii ort; idem de xxv½ pedatis xi d.
3.ARA Brussel, Rekenkamers 45067, f. 65v: Theodericus de Wau de xiiii pedatis v d. iii ort.
4.R. 1213, f. 100v.: Egidius die Zecker, filius quondam Egidii, filii quondam Egidii die Zecker senioris, totam partem et omne ius ad se ut dicebat spectantes in domo, area et orto, sitis in Buscoducis ad locum dictum Huls inter hereditatem Willelmi van Doerne ex uno et inter hereditatem Arnoldi van Berlikem ex alio, tendentibus a communi vico ad communem aquam die Meer, prout dicti domus, area et ortus ibidem siti sunt et ad dictum quondam Egidium die Zecker seniorem pertinere consueverat, ut dicebat, hereditarie supportavit Godefrido die Zecker, filio quondam Egidii die Zecker senioris predicti ---. Datum prima iunii.
5.R. 1255, f. 314v.: Iohannes filius quondam Bernardi Jans soen textoris laneorum quatuor libras hereditarii census monete de hereditario censu septem librarum eiusdem monete, quem censum iamdictum Bernardus filius quondam Bernardi Jans soen textorem laneorum promiserat se daturum et soluturum dicto Iohanni suo fratri anno quolibet hereditarie Purificationis de et ex domo, area et orto cum suis iuribus et attinentiis eiusdem Bernardi, sitis in Buscoducis ad locum dictum die Buertschestraet inter hereditatem Henrici die Wetter ex uno et inter hereditatem Danielis de Beke ex alio, prout in litteris, hereditarie supportavit Godefrido die Ridder, filio quondam Egidii die Ridder, suo sororio ---. Datum xxi iulii.
6.R. 1256, f. 76v.: Notum sit universis quod cum Bernardus filius quondam Bernardi textoris laneorum promississet se daturum et soluturum Iohannis suo fratri hereditarium censum septem librarum monete hereditarie Purificationis de et ex domo, area et orto cum suis iuribus et attinentiis eiusdem Bernardi, sitis in Buscoducis ad locum dictum die Buertschestraet inter hereditatem Henrici die Wetter ex uno et inter hereditatem Danielis de Vaerle ex alio, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Iohannes filius dicti quondam Bernardi Jans soen hereditarium censum trium librarum de dicto censu septem librarum legitime et hereditarie supportavit Godefrido die Ridder, filio quondam Egidii die Ridder ---. Datum supra (= opten vijften dach der maent julii int jaer ons Heren duysent vierhondert seven ende tachtentich). De naam Van Vaerle is kennelijk een alias van Van Beek.
strekkend van de straat tot aan de Meer.1
Dit andere huis (F203) werd ook bezwaard, toen op 25 januari 1488 Goiart zoon van wijlen Gielis de Ridder aan Hendrik zoon van wijlen Klaas Lambrechtsz. van Goyerheyl een cijns van 12 gulden verkocht ‘uit twee huizen met hun erven en tuinen gelegen in ’s-Hertogenbosch in de straat geheten die Brortsestraet (!) tussen erf van Wouter van Doerne en erf van Antonis Zerijs, strekkende van de genoemde straat tot water geheten die Meer’.2
Op 25 september 1488 droeg Peter zoon van Jacob Roelofsz. als man van Luitgard dochter van wijlen Willem Bloem alias van der Horst, weduwe van Berend zoon van wijlen Berend zoon van wijlen Jan Berendsz. wolwever, het vruchtgebruik in dit goed over aan de kinderen van Luitgard en Berend, die vervolgens het goed zelf ten erfelijke cijns gaven aan Goiart zoon van wijlen Gielis de Ridder. Tot het huis behoorde de dakdrup aan de kant van genoemde Daneel van Beek en het recht op de stenen muur tussen het huis en het erf van genoemde Hendrik de Wetter.3
Op 15 september 1489 verkocht Goiart een cijns van 12 Rijnsgulden aan Lambrecht zoon van wijlen Hendrik van Schijndel uit zijn huis in de Bortze strate bij de Sint-Barbarakapel tussen erf van Wouter van Doerne en erf van de verkoper, strekkend van de staat tot De Meer.4 Op 20 oktober 1489 droegen de Bossche predikheren een cijns van 7 pond uit dit goed, gevestigd door Berend Berend Jansz. ten behoeve van het klooster, over aan Goiart.5 Op 2 maart 1490 werd echter nog een cijns van
1.R. 1257, f. 447: Godefridus filius quondam Egidii die Ridder hereditarie vendidit Petro filio quondam Rodolphi Hels ad opus Agathe sue uxoris, relicte quondam Iohannis Gieliss soen, et ad opus Egidii filii Agathee et quondam Iohannis predictorum, hereditarium censum quindecim florenorum renensium --- de et ex domo, area et orto sitis in Buscoducis iuxta cappellam sancte Barbare inter hereditatem Wolteri de Doerne ex uno et inter hereditatem reliquam dicti Godefridi ex alio, tendentibus a communi platea ad aquam dictam die Meer, ut dicebat, ab eaden Agatha quoadvixerit ipsa et post eius decessum a dicti Egidio hereditario iure habendum et possidendum ---. Datum supra (= vii decembris).
2.R. 1257, f. 106: Godefridus filius quondam Egidii die Ridder hereditarie vendidit Henrico filio quondam Nicolai Lambrechs soen van Goyerheyl hereditarium censum decem aureorum florenorum --- de et ex duabus domibus cum areis earum, ortis sitis in Buscoducis in vico dicto die Brortsestraet! inter hereditatem Wolteri de Dorne ex uno et inter hereditatem Anthonii Seeris ex alio, tendentibus a dicto vico ad aquam dictam die Meer ---. Datum xxv ianuarii.
3.R. 1257, f. 398v.: Petrus filius Iacobi Rolofs soen tamquam maritus legitimus ut dicebat Luytgardis sue uxoris, filie quondam Willelmi Bloeme alias vander Horst, relicte quondam Bernardi filii quondam Bernardi filii quondam Iohannis Beernts soen textoris laneorum, et ipsa cum eodem tamquam cum suo tutore, cum tutore!, usufructum sibi ut dicebat competentem in domo, area et orto, sitis in Buscoducis ad locum dictum die Buertsches­traet inter hereditatem Henrici die Wetter ex uno et inter hereditatem Danielis de Beke ex alio, simul cum stillicidiis dicte domus in latere versus hereditatem dicti Danielis et cum toto iure ad dictam domum spectan­te in muro lapideo consistente inter primodictam domum et inter dictam hereditatem dicti Henrici, quos domum, aream et ortum cum stillicidiis et iure predicto Bernardus filius quondam Iohannis Beernts soen textor laneorum erga Theodericum vander Rijt, filium Wolteri, acquisierat, prout in litteris, legitime supportaverunt Willelmo et Bernardo fratribus, liberis Luytgardis et quondam Bernardi filii quondam Bernardi predictorum ---. Datum supra (= xxv septembris).
 Notum sit universis quod cum ita actum fuisset, constituti igitur coram scabinis infrascriptis dicti Willelmus et Bernardus fratres dictos domum, aream et ortum simul cum stillicidiis et iure predictis et cum dictis litteris, aliis et iure dederunt ad hereditarium censum Godefrido die Ridder, filio quondam Egidii, ab eodem iure hereditarie possidendos pro censu fundo necnon hereditariis censibus ad summam viginti duorum et dimidii librarum monete ascendentibus diversis hincinde personis annuatim prius exinde e iure solvendis, ut dicebant, dandis et solvendis ab anno anno quolibet hereditarie terminis, locis et personis ad hoc debitis et consuetis, atque pro hereditario censu septem librarum monete, dando et solvendo dicte Luytgardi quo ad eius usufructum necnon Willelmo et Bernardo fratribus, eius filiis, quo ad ius hereditarium ab anno anno quolibet hereditarie Purificationis ---. Testes, datum supra.
4.R. 1258, f. 404v.: Godefridus filius quondam Egidii die Ridder hereditarie vendidit Lamberto filio quondam Henrici de Schijndelle hereditarium censum duodecim florenorum Renensium --- anno quolibet Remigii de et ex domo eiusdem venditoris, sito in Buscoducis in platea dicta de Bortze strate iuxta capellam sancte Barbare inter hereditatem Wolteri de Doerne ex uno et inter hereditatem eiusdem Godefridi venditoris ex alio, tendente a dicta platea ad aquam ibidem dictam die Mere, ut dicebat ---. Datum supra (= xva octobris).
5.R. 1259, f. 70: Magister Brixius Florencii, doctor sacre theolo­gie?, prior conventus fratrum predicatorum in Buscoducis, ac frater Symon de Oesterhout, conventualis eiusdem conventus, nomine et ex parte dicti conventus et quorumcumque conventualium eiusdem conventus presentium et futurorum hereditarium censum septem librarum monete, quem censum Bernardus filius quondam Bernardi Janssoen promiserat ut debitor principalis se daturum et soluturum fratri Adriano, conventuali conventus fratrum predica­torum in Buscoducis, fratri suo legitimo, anno quolibet hereditarie
8 Andriesgulden op het complex gevestigd.1
Op 19 september 1492 verschenen voor de oud-schout en de schepenen drie poorters, die op verzoek van Arend Willemsz. verklaarden
hun kenlijc wezende dat zij als poirters der voirscreven stad daer bij aen ende over gestanden hebben daer Goyaert die Ridder geloefden te betalen Arnden Willems soen voirscreven die somme van hondert ende lxxx gouden Andries gulden of xii dobbel vuerysers voer elken gulden, ende dat hij Goyart voirscreven daer aff egeen daige en hadde oft egeen vertreck inder betalingen mar was gereet gelt, zoe zij verstonden, ende dat deze geloefte geboirden onlanx naeden hoochtijde van Paessen laitstleden inden huse des voirscreven Arnt Willems soen in die Verwerstraet. Ende tugen voert die voirscreven Jan Joesten, Arnt Peters soen ende Ariaen dat hen cunden es dat dat huys des voirscreven Goyarts die Ridder aenden Huls daer Goyart te wonen plach dagelix gesloeten staet ende dattet inden gebuerten aldaer ende voirtaen alle die stad vanden Bossche doer een gemeenen faem ende gerucht es als dat die voirscreven Goyart die Ridder hem zelve met zijnre gereder haven absenteert ende voirvluchtich is voer zijn scout.2
Goiart moet hierna toch weer zijn opgedoken, want op 10 december 1497 transporteerde hij het huis aan Frank Post.3
In het hertogelijk cijnsregister van 1520 staat het complex, ter breedte van 20½ voet, op naam van Gerit Berendsz.4

Bezitters:
Gielis Gielisz. de Zecker 1443.06.01 >
zijn zoon Goiart (de Ridder)
Berend Berend Jansz.?
kinderen Berend Berend Jansz. ten erfpacht 1488.09.25 >
Goiart Gielisz. de Ridder
Gerit Berend Jansz. (1520)

(F203)
Op 18 januari 1462 droeg het Groot Gasthuis een cijns van 2 pond uit huis, erf en tuin van wijlen Daneel van Beek aan de Weversplaats tussen erf van Antonis Zerijs en erf van Goiart zoon van wijlen Gielis de Ridder - welke cijns toen betaald werd door Liesbet weduwe van Daneel van Beek - over aan genoemde Liesbet.5
 Purificationis de et ex domo, area et orto cum suis iuribus et attinentiis eiusdem Bernardi, sitis in Buscoducis ad locum dictum die Buertschestraet inter hereditatem Henrici die Wetter ex uno et inter hereditatem Danielis de Beke ex alio, prout in litteris, hereditarie supportavit Godefrido die Ridder, filio quondam Egidii ---. Datum xxa octobris.
1.R. 1259, f. 122v.: Godefridus die Ridder, filius quondam Egidii die Ridder, hereditarie vendidit Agneti relicte quondam Iacobi de Houweningen emptori bladorum hereditarium censum octo aureorum florenorum andries gulden vocatorum, similiter solvendum hereditarie Petri apostoli ad cathedram de et ex domo, area et orto inhabitationis moderne eiusdem venditoris, sitis in opido de Buscoducis ad locum dictum den auden Huls inter hereditatem reliquam eiusdem venditoris ex uno et inter hereditatem Wolteri de Doernen, tendentibus a communi vico retrorsum usque ad communem aquam die Meer vocatam, ibidem fluentem, en uit een hoeve in Vught Sint-Pieters ---. Datum 2a marcii, 3a post Invocavit.
2.R. 1261, f. 333-333v.
3.R. 1266, f. 11v-12: Godefridus die Ridder, filius quondam Egidii die Ridder, domum, aream et ortum sitos in Buscoducis ad locum dictum die Buertschestraet inter hereditatem Henrici die Wetter ex uno et inter hereditatem Danielis de Beke ex alio, simul cum stillicidiis dicte domus in latere versus hereditatem dicti Danielis, et cum toto iure ad dictum domum spectantem in muro lapideo consistente inter primodictam domum et inter dictam hereditatem dicti Henrici, quos domum, aream, ortum cum suis iuribus predictos dictus Godefridus erga Willelmum et Bernardum fratres, liberos quondam Bernardi filii quondam Iohannis Berntssoen textoris laneorum, ad censum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Franconi Post ---. Testes, datum supra (= xa decembris).
4.ARA Brussel, Rekenkamers 45067, f. 65v.: Gerardus Bernts de xx½ pedatis viii½ d.
5.R. 1232, f. 142: Dicti Goeswinus et Gerardus ut supra (= Goeswinus vanden Hezeacker et Gerardus filius quondam Henrici Sanders de Os tamquam magistri et rectores maioris hospitalis in Buscoducis, cum expressis consensu et voluntate Arnoldi Heer, filii Ghiselberti, provisoris eiusdem hospitalis) hereditarium censum duarum librarum monete, solvendum hereditarie annuatim Domini de et ex domo, area et orto quondam Danielis de Beke, sitis in Buscoducis ad locum dicum Weverplaets inter hereditatem Anthonii Zerijs ex uno et inter hereditatem Godefridi filii quondam Egidii sRidders ex alio,
Op 19 juli 1475 beloofden Aart van Beek, zoon van wijlen Daneel, Wouter Hendriksz. van der Stappen, Dirk zoon van wijlen Gijsbrecht Marselisz., Daneel zoon van wijlen Hendrik van Baerle, Willem zoon van wijlen Andries uiten Bogaert en Dirk Bruistens als broeders van het Sint-Barbaragilde aan Liesbeth dochter van wijlen Hendrik van Mol een cijns van 4 Rijnsgulden uit onder meer huis, erf en tuin van genoemde Aart bij de Sint-Barbarakapel tussen erf van Goiart de Ridder en erf van Antonis Zerijs, strekkend van de openbare straat tot het openbare water de Meer, en verder uit huis, erf van tuin van genoemde Wouter bij de kapel tussen erf van Berend Jansz. en erf van Hendrik Oems, strekkend van de openbare straat tot erf geheten die Mortel.1 Laatstgenoemd huis stond dus aan de noordkant van de straat.
Op 2 augustus 1477 transporteerde Aart zoon van wijlen Daneel van Beek als weduwnaar van Heilwig dochter van wijlen Jan Blomart zijn vruchtgebruik in onder meer een huis en erf ten Buerde tussen erf van Jan de Ridder en erf van Peter van Berlicum aan zijn dochter Daneelke. Van dit huis hadden Willem zoon van wijlen Daneel van Beek en Thomas zoon van wijlen Jan van der Donk, man van Luitgard dochter van wijlen Daneel van Beek, tweederde deel aan Aart overgedragen. Vervolgens droeg Aart zoon van wijlen Gerit van Kessel, man van genoemde Daneelke, op 23 augustus het aldus verkregen recht over aan genoemde Aart Daneelsz. van Beek. Ook droeg Aart zijn vruchtgebruik in het huisraad en brouwgereedschappen over aan Daneelke, waarna haar man recht weer overdroeg aan Aart.2 Op 28 januari 1478 transporteerde Aart van Beek dit goed aan Goiart Gieliz. de Ridder wolwever. Het werd nu gesitueerd tussen erf Goiart de Ridder en erf van Antonis
 quem censum Elisabeth relicta quondam Danielis de Beeck ad presens dicto hospitali solvere tenetur, ut dicebat, hereditarie supportavit michi ad opus dicte Elisabeth ---. Testes, datum supra (= xviij ianuarii).
1.R. 1244, f. 335-335v.: Arnoldus de Beecke?, filius quondam Danielis, Wolterus vander Stappen, filius Henrici vander Stappen, Theodericus filius quondam Ghijselberti Marcelis soen, Daniel de Baerle, filius quondam Henrici, Willelmus filius quondam Andree vuyten Bogaert et Theodericus Bruystens, tamquam confratres gulde sancte Barbare in Buscoducis, promiserunt super omnia et habenda Elizabeth filie quondam Henrici de Moll quod ipsi dabunt et solvent dicte Elizabeth hereditarium censum quatuor florenorum renensium, viginti stuvers vel valorem computando pro quolibet, hereditarie mediatim Purificationis et mediatim nativitatis Iohannis Baptiste --- de et ex domo, area et orto dicti Arnoldi, sitis in Buscoducis prope capellam sancte Barbare inter hereditatem Godefridi die Ridder ex uno et inter hereditatem Anthonii Zeris ex alio, tendentibus a communi platea ad commumem aquam ibidem currentem dictam die Meer; insuper de et ex domo, area et orto dicti Wolteri, sitis in Buscoducis iuxta dictam cappellam inter hereditatem Bernardi Jans soen ex uno et inter hereditatem Henrici Oems ex alio, tendentibus a communi platea ad hereditatem dictam die Mortel en uit andere huizen. ---. Datum xix iulii.
2.R. 1246, f. 244: Arnoldus de Beeck, filius quondam Danielis, tamquam relictus quondam Heilwigis sue uxoris, filie quondam Iohannis Blomart, usufructum sibi ut dicebat competentem in domo et area sita in Buscoducis ad locum dictum ten Buerde inter hereditatem quondam Iohannis die Ridder ex uno et inter hereditatem Petri de Berlikum ex alio; insuper in hereditario censu viginti solidorum monete, solvendo anno quolibet nativitatis Domini ex domo, area et orto, sitis in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter hereditatem Egidii die Zecker ex uno et inter hereditatem Aleydis relicte quondam Iohannis Bathen soen ex alio; insuper in hereditario censu trium librarum dicte monete, solvendo anno quolibet hereditarie mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis Iohannis Baptiste de et ex domo et area predicta. Et de quibus domo, area ac censibus pretactis Willelmus filius dicti quondam Danielis de Beke necnon Thomas filius quondam Iohannis vander Donck, maritus et tutor legitimus Luytgardis sue uxoris, filie dicti quondam Danielis de Beke, duas tercias partes, que ad ipsos spectabant in premissis prefato Arnoldo de Beeck hereditarie supportaverant, prout in litteris, legitime supportavit michi ad opus Daniele filie Arnoldi et quondam Heilwigis predictorum ---. Datum 2a augusti.
 Notum sit universis quod cum ita actum fuisset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis Arnoldus de Kessel, filius quondam Gerardi de Kessel, tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat dicte Daniele sue uxoris, premissa hereditarie supportavit dicto Arnoldo de Beke, filio quondam Danielis ---. Datum xxiij augusti.
 
Supportavit Gerardo? die Ridder in littera magistri Henrici de dato xxvi ianuarii.
 Dictus Arnoldus, relictus ut supra, usufructum sibi ut dicebat competentem in quibuscumque domus utensilibus, clenodiis, bonis et mobiliis necnon in quibuscumque instrumentis ad officium braxatoris spectantibus cum suis iuribus et attinentiis in quibus dicta quondam Heilwigis eius uxor decessit, in quibus dictus Arnoldus suum ad presens habet et possidet usufructum, quocumque locorum consistentibus sive sitis, ut dicebat, legitime supportavit michi Franconi ad opus dicte Daniele filie Arnoldi et quondam Heilwigis predictorum ---. Datum 2a augusti.
 Notum sit universis quod cum ita actum fuisset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Arnoldus de Kessel tamquam maritus ut supra premissa hereditarie supportavit dicto Arnoldo de Beke ---. Datum xxiii augusti.
zoon van wijlen Peter Zerijs, zich uitstrekkend vanaf de straat tot aan het openbare water De Meer.1
Op 10 december 1498 transporteerde Goiart zoon van wijlen Gielis de Ridder wolwever dit goed aan Wouter zoon van wijlen Hendrik Stoeck, Jan zoon van wijlen Berend Jansz. en Frank Post. De belendingen waren nog dezelfde.2
In het hertogelijk cijnsregister van 1520 staat het complex, ter breedte van 20 voet, op naam van Willem Maes.3

Bezitters:
Daneel van Beek
zijn weduwe Liesbet
hun zoon Aart Daneelsz. van Beek 1478.01.28 >
Goiart Gielisz. de Ridder wolwever 1498.12.10 >
Wouter Hendrik Stoeck, Jan Berend Jansz. en Frank Post
Willem Maes (1520)

(F204)
Hiernaast stond een huis dat Heilwig weduwe van wijlen Peter Zerijs op 14 november 1457 aan haar zoon Antonis overdroeg. Het goed werd bij die gelegenheid omschreven als een huis, erf en tuin en erven zowel binnen als buiten de stadsmuur in de Beurdsestraat tussen erf van Daneel van Beek (Beek) en en erf van Meus Mauthuys, strekkende van de straat door de muur heen tot aan het water, met recht van weg door een poort in de muur samen met Meus Mauthuys. Heilwig had dit huis verkregen van Daneel zoon van wijlen Willem Noyen en Jan van Doerne.4
1.R. 1247, f. 408-408v.: Arnoldus de Beeck, filius quondam Danielis, domum et aream sitam in Buscoducis ad locum dictum ten Buerde inter hereditatem quondam Iohannis die Ridder ex uno et inter hereditatem Petri de Beerlikem ex alio; insuper hereditarium censum viginti solidorum monete, solvendum hereditarie nativitatis Domini ex domo, area et orto sitis in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter hereditatem Egidii die Zecker ex uno et inter hereditatem Aleydis relicte quondam Iohannis Bathen soen ex alio; insuper hereditarium censum trium librarum dicte monete, solvendum hereditarie mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis beati Iohannis Baptiste de et ex domo et area predicta; quos domum, aream et census predictos dictus Arnoldus erga Arnoldum de Kessel, filum quondam Ghijsberti de Kessel tanquam maritum et tutorem Danielis sue uxoris, filie dicti Arnoldi de Beeck, acquisierat, prout in litteris; et que domus et area predicta nunc sita est in Buscoducis inter hereditatem Godefridi die Ridder ex uno et inter hereditatem Anthoni filii quondam Petri Zerijs ex alio et tendit a communi platea ad communem aquam dictam die Meer, ut dicebat, hereditarie supportavit dicto Godefrido die Ridder, filio Egidii, textori laneorum ---, promittens ---, excepta vitali pensione novem librarum monete, quam dictus Arnoldus Elizabeth sue matri? exinde vendiderat seu solvere promiserat, ut dicebat, tali condicione annexa quod dictus Godefridus hereditariam pactionem duorum modiorum siliginis mensure de Buscoducis cuidam conventui regularissarum sito in opido de Venloen exinde e iure solvendam sic et taliter dabit et solvet ac dare et solvere tenebitur ex premissis, quod dicto Arnoldo ad et supra se et bona sua dampna exinde non evenient quovismodo in futurum, prout dictus Godefridus hoc palam recognovit et sub obligatione domus, aree et censuum predictorum dicto Arnoldo repromisit. Promisit insuper ---. Testes Beke et Zanders. Datum xxviij ianuarii.
2.R. 1267, f. 275-275v.: Godefridus die Ridder, filius quondam Egidii die Ridder, textor laneorum, domum et aream sitam in Buscoducis ad locum dictum ten Buerde inter hereditatem quondam Iohannis die Ridder ex uno et inter hereditatem Petri de Berlykem ex alio; insuper hereditarium censum viginti solidorum monete, solvendum hereditarie nativitatis Domini ex domo, area et orto sitis in Buscoducis ad locum dictum ten Buerde inter hereditatem Egidii die Zecker ex uno et inter hereditatem Aleidis relicte quondam Iohannis Bathen zoen ex alio; insuper hereditarium censum trium librarum dicte monete, solvendum hereditarie mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis Baptiste ex domo et area predicta, quos domum, aream et census predictos dictus Godefridus erga Arnoldum de Beeck, filium quondam Danielis pridem acquisierat, prout in litteris, et que domus et area primodicta nunc sita est ibidem inter hereditatem olim dicti Godefridi, nunc Gerardi filii quondam Bernardi Janszoen, ex uno et inter hereditatem Anthonii filii quondam Petri Zerijs ex alio, tendens a communi platea ad communem aquam dictam die Meer, ut dicebat, hereditarie supportavit Woltero Stoeck, filio quondam Henrici Stoeck, ad opus sui et ad opus Iohannis filii quondam Bernardi Jans zoen et Franconis Post ---. Datum supra (= xa decembris).
3.ARA Brussel, Rekenkamers 45067, f. 65v.: Wilhelmus Maes de xx pedatis viii d.
4.R. 1228, f. 258: Heilwigis relicta quondam Petri Zerijs cum tutore domum, aream et ortum et hereditates tam infra quam extra murum opidi de Buscoducis consistentes, sibi adiacentes, sitos in Buscoducis ad vicum dictum die Boerdschestraet inter hereditatem Danielis de Beke ex uno et inter hereditatem Bartholomei Mauthuys ex alio, tendentes a
Opmerkelijk is dat dit huis op 8 april 1465 opnieuw door Heilwig aan haar zoon Antonis getransporteerd werd.1 In 1520 stond dit huis nog steeds op naam van Antonis.2

Bezitters:
Daneel Willem Noyen en Jan van Doerne, man van Aleid dochter van Willem Noyen >
Heilwig weduwe Peter Zerijs 1457.1.14 en 1465.04.08 >
haar zoon Antonis Zerijs
Willem Antonis Zerijs (1520)

(F205)
Willem zoon van wijlen Daneel geheten Noyen van Doerne gaf op 31 december 1442 zijn stenen huis met zijn ondergrond en een tuin erachter ten erfcijns aan Meus Mauthuys. Dit huis werd gesitueerd in de Beurdsestraat tussen erf van genoemde Meus en erf van Willem van Doerne zelf en strekte zich uit van de straat tot aan de stadsmuur. Verder gaf hij aan Meus ten erfcijns een tuin buiten de stadsmuur, eveneens tussen erf van Meus en van de uitgever. Deze tuin strekte zich uit tot aan het water. Ook werd uitgegeven het recht tot het gebruik van een poort in de muur en van een weg van vijf voet breed, afgepaald in eerstgenoemd erf en het overige erf van Willem en zich uitstrekkend van het eind van het genoemde stenen huis tot aan de poort.3
Later is dit huis in het bezit gekomen van Jan zoon van Aart Moeykens. Op 13 juli 1472 droeg Jan zoon van Aart Moeykens namelijk onder meer aan zijn broer Peter over de helft in een cijns uit het huis van Meus Mauthuys, nu van Jan, gelegen in Beurde tussen erf van Hadewig dochter van wijlen Jan Mauthuys en erf van Antonis Zerijs.4 Op 30 juli 1482 sloot Gerit Kuyst, bezitter van het
 vico predicto, dicto muro interiacente, ad aquam ibidem fluentem, simul cum iure viandi per portam in dicto muro inter domum et aquam predictas consistentem similiter dicti Bartholomeo Mauthuys, quos domum, aream, ortum et hereditates predictos Arnoldus de Hedel ad opus dicte Heilwigis erga Danielem filium quondam Willelmi Noyen et Iohannem de Doernen, maritum et tutorem legitimum Aleydis sue uxoris, filie quondam Willelmi Noyen, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Anthonio suo filio ---. Datum xiiii novembris.
1.R. 1234, f. 68v.: Heylwigis relicta quondam Petri dicti Zerijs cum tutore domum, aream, ortum et hereditatem tam infra quam extra murum opidi de Buscoducis consistentem, sibi adiacentem, sitos in Buscoducis ad vicum dictum die Boertschestraet inter hereditatem Danielis de Beke ex uno et inter hereditatem Bartholomei dicti Mauthuys ex alio, tendentes a vico predicto, dicto muro interiacente, ad aquam ibidem fluentem, simul cum iure viandi per portam in dicto muro inter domum et aquam predictas consistentem, quos domum, aream, ortum et hereditatem cum iure viandi per dictam portam dicta Heilewigis erga Danielem filium quondam Willelmi Noyen de Doernen et Iohannem de Doernen tamquam maritum et tutorem legitimum Aleidis sue uxoris, filie dicti quondam Willelmi acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Anthonio Zerijs, filio Heilwigis et quondam Petri predictorum ---. Datum octava aprilis, 2a post Palmarum.
2.ARA Brussel, Rekenkamers 45067, f. 65v.: Wilhelmus filius Anthonii Serys de xxi½ pedatis i(x) d.
3.R. 1213, f. 27v.: Willelmus filius quondam Danielis dicti Noyen van Doerne domum lapideam cum suo? fundo et? quendam ortum? ibidem retro dictam domum existentem, sitam in Buscoducis ad vicum dictum Buerde inter hereditatem Bartholomei Mauthuys ex uno et inter hereditatem dicti Willelmi ex alio, tendentem a dicto vico ad murum opidi de Buscoducis, atque quendam ortum ibidem extra dictum murum consistentem inter hereditatem dicti Willelmi ex uno et inter hereditatem dicti Bartholomei ex alio, tendentem a dicto muro ad communem aquam ibidem fluentem, cum iure utendi quadam porta ibidem in dicto muro consistente et quadam via quinque pedatas in latitudine continente, in primodicta hereditate et dicta reliqua hereditate dicti Willelmi ordinata, tendente a fine dicte domus lapidee usque ad portam predictam, prout premissa ibidem ordinata sunt, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum dicto Bartholomeo, ab eodem hereditarie possidendos pro censu unius grossi antiqui domino nostri duci exinde de iure solvendo, dando etcetera?, atque pro hereditario censu xviii solidorum monete, dando sibi ab alio nativitatis Domini ex premissis ---. Datum ultima decembris.
4.R. 1241, f. 263: Petrus filius quondam Arnoldi Moeykens, ab eodem quondam Arnoldo et quondam Hadewige eius dum vixit uxore, filia quondam Iohannis Mauthuys, pariter genitus, medietatem ad ipsum ut dicebat spectantem in domo, area et orto cum muris ad eandem domum spectantibus, sitis in Buscoducis in vico dicto die Buerdschestraet inter hereditatem domini Iohannis Bathen soen ex uno et inter hereditatem Giselberti Kesselman ex alio, quos domum, aream et ortum cum muris predictis Iohannes Priker, filius Lamberti, ad opus Bartholomei dicti Mauthuys erga Henricum filium quondam Lamberti Priker acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Iohanni suo fratri, filio dicti quondam Arnoldi Moeykens ---. Datum supra (= xiii iulii).
 Dictus Iohannes (= Iohannes filius quondam Arnoldi Moeykens) promisit se daturum et soluturum dicto Petro suo fratri
hierna volgende complex van wijlen Gijsbrecht Kesselman, een overeenkomst met zijn buurman Jan zoon van wijlen Aart Moeykens als proprietaris ende besitter van eenen anderen huze ende erve aldair ruerens bij gelegen wilneer Bartholomeus Mauthuys.1
In 1520 stond het huis, 21 voet breed, op naam van Michiel Hendriksz. Bekkers (?) (Pistoris).2

Bezitters:
Willem Daneelsz. Noyen van Doerne 1442.12.31 ten erfcijns >
Meus Mauthuys
Jan Aart Moeykens (1472.07.13)
Michiel Hendrik Bekkers (?) (1520).

(F206)
Op 13 juli 1472 droeg Peter zoon van wijlen Aart Moeykens en van Hadewig dochter van wijlen Jan Mauthuys de helft in en huis, erf en tuin met de tot dat huis behorende muren in de Beurdsestraat over aan zijn broer Jan. Het goed werd gesitueerd tussen erf van heer Jan Batenz. en erf van Gijsbrecht Kesselman. Meus Mauthuys had dit huis verkregen van Hendrik Lambrechtsz. Priker.3 Op dezelfde datum droeg Jan aan zijn broer een cijns over uit een huis, erf en tuin in Beurde tussen erf van Goiart Cleynnael en erf van Jan zoon van wijlen Aart Lodewijksz., strekkend van de straat tot aan het water De Meer, waarna Peter deze cijns overdroeg aan Willem zoon van wijlen Jan van Rode.4
 hereditarium censum duodecim librarum monete anno quolibet hereditarie, mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis Iohnnis Baptiste --- de et ex domo, area et orto cum suis iuribus et attinentiis dicti Iohannis, sitis in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter hereditatem Godefridi Cleynnael ex uno et inter hereditatem Iohannis filii quondam Arnoldi Lodewijchzoen ex alio, tendentibus a communi vico ad commumem aquam die Meer vocatam ---. Datum supra.
 Dictus Petrus dictum censum hereditarie supportavit Willelmo de Rode, filio quondam Iohannis ---, salva tamen dicto Iohanni sibi reservata potestatem redimendi dictum censum ---. Datum xxiiii marcii, quarta post Oculi.
 Idem Iohannes (= Iohannes filius quondam Arnoldi Moeykens) medietatem ad ipsum spectantem in hereditario censu quinque librarum et decem solidorum monete, quem censum Iohannes filius quondam Arnoldi Lodewichszoen promisit Hadewigi filie quondam Iohannis Mauthuys, quod ipse daret et solveret eidem Hadewigi anno quolibet hereditarie Purificationis de et ex domo, area et orto olim Bartolomei Mauthuys, nunc dicti Iohannis, sitis in Buscoducis ad locum dictum Boerde inter hereditatem dicte Hadewigis ex uno et inter hereditatem Anthonii Serijs ex alio, prout in litteris, hereditarie supportavit dicto Petro suo fratri ---. Datum supra.
1.Zie De Bruijn, Archiefonderzoek Weversplaats, 10-11.
2.ARA Brussel, Rekenkamers 45067, f. 65v.: Michael filius Henrici Pistoris de xxi pedatis ix d.
3.R. 1241, f. 263: Petrus filius quondam Arnoldi Moeykens, ab eodem quondam Arnoldo et quondam Hadewige eius dum vixit uxore, filia quondam Iohannis Mauthuys, pariter genitus, medietatem ad ipsum ut dicebat spectantem in domo, area et orto cum muris ad eandem domum spectantibus, sitis in Buscoducis in vico dicto die Buerdschestraet inter hereditatem domini Iohannis Bathen soen ex uno et inter hereditatem Giselberti Kesselman ex alio, quos domum, aream et ortum cum muris predictis Iohannes Priker, filius Lamberti, ad opus Bartholomei dicti Mauthuys erga Henricum filium quondam Lamberti Priker acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Iohanni suo fratri, filio dicti quondam Arnoldi Moeykens ---. Datum supra (= xiij iulii).
4.R. 1241, f. 263: Petrus filius quondam Arnoldi Moeykens, ab eodem quondam Arnoldo et quondam Hadewige eius dum vixit uxore, filia quondam Iohannis Mauthuys, pariter genitus, medietatem ad ipsum ut dicebat spectan­tem in domo, area et orto cum muris ad eandem domum spectantibus, sitis in Buscoducis in vico dicto die Buerdschestraet inter hereditatem domini Iohannis Bathen soen ex uno et inter hereditatem Giselberti Kesselman ex alio, quos domum, aream et ortum cum muris predictis Iohannes Priker, filius Lamberti, ad opus Bartholomei dicti Mauthuys erga Henricum filium quondam Lamberti Priker acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Iohanni suo fratri, filio dicti quondam Arnoldi Moeykens ---. Datum supra (= xiii iulii).
 Dictus Iohannes promisit se daturum et soluturum dicto Petro suo fratri hereditarium censum duodecim librarum monete anno quolibet hereditarie, mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis Iohnnis Baptiste --- de et ex domo, area et orto cum suis iuribus et attinentiis dicti Iohannis, sitis in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter hereditatem Godefridi Cleynnael ex uno et inter hereditatem Iohannis filii quondam Arnoldi Lodewijchzoen ex alio, tendentibus a communi vico ad commumem aquam die Meer vocatam ---. Datum supra.
 Dictus Petrus dictum censum hereditarie supportavit Willelmo de Rode, filio quondam Iohannis ---, salva tamen dicto Iohanni sibi reservata potestatem redimendi dictum censum ---. Datum xxiiii marcii, quarta post Oculi.
 Idem Iohannes medietatem ad ipsum spectantem in hereditario censu quinque librarum et decem solidorum monete, quem
In 1520 was bezitter - het perceel was 20 voet breed - Jan Aart Moeykens.1

Bezitters:
Hendrik Lambrechtsz. Priker >
Meus Mauthuys
Jan Mauthuys
dochter Hadewig x Peter Aart Moeykens 1472.07.13 >
Jan Aart Moeykens (1520).

[207]
Hiernaast stond het huis van Gijsbrecht Kesselman. Op 7 augustus 1427 droeg Lambrecht Priker een erfelijke cijns over aan Gijsbrecht Kesselman, die deze beloofd had uit zijn huis en erf in Beurde tussen erf van Jan Palken en erf van Peter van den Pettelaer.2
Op 16 januari 1483 verkocht Gerit Kuyst, zoon van wijlen Hendrik Kuyst, als weduwnaar van Aleid dochter van Gijsbrecht Jacobsz. Kesselman krachtens het testament van zijn vrouw huis, erf, achterhuis en tuin in Beurde tegenover de Sint-Barbarakapel tussen erf van Gielis Goiartsz. Zecker en erf van Jan zoon van wijlen Aart Moeykens, strekkend van de openbare straat tot aan de stadsmuur, aan de wolwever Lambrecht van Beerze, zoon van wijlen Hendrik van Beerze van Schijndel. Verder behoorden tot de verkoop een tuin met lakenramen, gelegen aan een kant van de genoemde muur tussen erf van genoemde Gielis Zecker en Jan Aartsz., strekkend van de muur tot aan het water De Meer.3
Waarschijnlijk zijn dit perceel en de hiernavolgende in 1517/18 afgebroken voor de verbetering van de vestingwerken. In het cijnsregister van 1520 is sprake van een 50 voet brede huisplaats van Hugo van der Muren, daarna volgen drie posten van samen 83 voet breed en ten slotte nog een van 31
 censum Iohannes filius quondam Arnoldi Lodewichszoen promisit Hadewigi filie quondam Iohannis Mauthuys, quod ipse daret et solveret eidem Hadewigi anno quolibet hereditarie Purificationis de et ex domo, area et orto olim Bartolomei Mauthuys, nunc dicti Iohannis, sitis in Buscoducis ad locum dictum Boerde inter heredita­tem dicte Hadewigis ex uno et inter hereditatem Anthonii Serijs ex alio, prout in litteris, hereditarie supportavit dicto Petro suo fratri ---. Datum supra.
1.ARA Brussel, Rekenkamers 45067, f. 65v.: Iohannes filius Arnoldi Moyken de xx pedatis viii½ d.
2.R. 1196, f. 159: Lambertus Priker hereditarium censum trium librarum et tercie partis unius libre monete, quem censum Ghibo Kesselman, filius quondam Iacobi Kesselmans, promiserat se daturum Henrico Priker ad opus Lamberti Priker, hereditarie nativitatis Domini ex domo et area sita in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter hereditatem Iohannis Palken ex uno et inter hereditatem Petri vanden Pettelaer ex alio, prout in litteris, hereditarie supportavit Giboni Kesselman predicto ---. Testes, datum supra (= septima augusti).
3.R. 1252, f. 221: Gerardus Kuyst, filius quondam Henrici Kuyst, tamquam relictus quondam Aleidis sue uxoris, filie quondam Giselberti Kesselman, filii quondam Iacobi, potens ad infrascripta ut apparebat vigore testamenti ac ultime voluntatis dicte quondam Aleydis sue uxoris, domum, aream, domum posteriorem et ortum, sitos in Buscoducis ad locum dictum Buerde in oppositum capelle sancte Barbare, ibidem inter hereditatem Egidii Zecker, filii quondam Godefridi, ex uno et inter hereditatem Iohannis filii quondam Arnoldi Moykens ex alio, tendentes a communi vico usque ad murum opidi de Buscoducis; insuper quemdam ortum cum pannitensoriis dictis die lakenramen inibi stantibus, sitis ibidem ab una parte dicti muri opidi predicti inter hereditatem dicti Egidii Zecker ex uno et inter hereditatem dicti Iohannis Arnts soen ex alio, tendentem a dicto muro usque ad aquam die Meer vocatam, quemadmodum premissa cum suis iuribus et attinentiis ibidem sita sunt et ad dictum quondam Giselbertum Kesselman pertinere consueverant et ad dictum Gerardum Kuyst pronunc pertinere dinoscuntur, salvo tamen opido de Buscoducis suo iure claudendi aut aperiendi quandam parvam portam que pendet ibidem in muro predicto, ut dicebat, hereditarie vendidit Lamberto de Berze, filio quondam Henrici de Berze de Scijnle, textori laneorum, promittens super omnia et habenda warandiam, obligationem et impetitionem deponere, exceptis certis hereditariis censibus ad summam novem denariorum, stuvers communiter vocatorum, ascendentibus capitulo ecclesie sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis annuatim exinde e iure solvendis necnon certis convencionibus et ordinacionibus inter dictum Gerardum Kuyst ex una et dictum Iohannem filium quondam Arnoldi Moykens soen predictum factis et ordinatis iuxta continentiam litterarum desuper confectarum, ut dicebat, quas convenciones et ordinaciones pretactas dictus Lambertus exnunc deinceps perpetue tenebit et observabit ac adimplebit necnon tenere, observare et adimplere tenebitur quod dicto Gerardo Kuyst ad et supra se et bona sua dampna exinde non eveniant quovismodo in futurum, prout dictus Lambertus hoc palam recognovit et consenciit. Testes Back et Haestrecht. Datum XVI ianuarii.
voet.1 Waarschijnlijk zijn deze na 1517/18 uitgezet.

Bezitters:
Gijsbrecht Jacobsz. Kesselman (1427.08.07)
zijn dochter Aleid, gehuwd met Gerit Hendriksz. Kuyst, 1483.01.16 >
Lambrecht van Beerze alias van Schijndel

[F208]
Uit diverse belendingen blijkt dat dit complex vóór 1489 toebehoorde aan Heilwig Serijs. Op 6 maart van dat jaar deed Jan Petersz. Zerijs, priester, ten behoeve van Gielis Goiartsz. Zecker afstand van huis, erf, tuin en achterhuis van wijlen Heilwig Zerijs, daarna van Goiart Zeckers, nu van zijn zoon Gielis Zecker. Dit complex was gelegen in Beurde tussen erf van Lambrecht van Schijndel en erf van Korstiaan Jansz. van Geffen en strekte zich uit vanaf de straat door de muur naar achteren tot aan de Meer.2
Enkele jaren later is het goed in bezit gekomen van Goiart zoon van wijlen Gielis de Ridder. Zijn moeder was Liesbeth dochter van Goiart Zecker. Goiart Gielisz. de Ridder droeg op 10 december 1497 onder meer zijn recht op een huis, erf en tuin bij de kapel tussen erf van Korstiaan Hendriksz. wolwever en erf van Lambrecht van Schijndel, strekkend van de openbare straat naar achteren door de stadsmuur tot aan het water de Meer, over aan Gielis zoon van wijlen Gielis de Zecker.3

Bezitters:
Heilwig weduwe van Peter Zerijs
haar zoon Peter Zerijs >
Goiart Gielisz. Zecker
dochter Liesbet, gehuwd met Gielis Goiartsz. de Ridder, 1497.12.10 hun recht >
hun broer en zwager Gielis Gielisz. de Zecker

[F209]
Bezitter:
Korstiaan Jansz. van Geffen (1489.03.06)

[F210]
Op 6 maart 1489 droeg Gerit zoon van wijlen Jan Mathijsz. van Vladeracken als weduwnaar van Bele dochter van wijlen Jan Aart Lodewijksz. en van Hendrikske dochter van Hendrik de Smid en van Wendelmoed dochter van Gobelijn Gobelijnsz. van den Berg aan zijn kinderen zijn vruchtgebruik over op een erf met bebouwing in de Beurdsestraat tussen erf van Jan Keelbreker en erf van Hendrik Prick, eertijds door Gijb Jansz. Mol overgedragen een Gobelijn Gobelijnsz. van den Berg; verder op het huis en erf van Gobelijn gelegen aldaar tussen erf van Jan Ponteniersz. van Geffen en erf van Korstiaan Jansz. van Geffen, strekkend van de straat tot aan genoemd erf. Deze
1.Zie De Bruijn, Archiefonderzoek Weversplaats, 3 en 6-7.
2.R. 1258, f. 202v-203v: Dictus dominus Iohannes (= Iohannes Serijs, filius quondam Petri, presbiter) super domo, area et orto ac domo posteriori olim Heylwigis Serijs, dehinc Godefridi Zeckers, nunc vero Egidii Zecker, eius filii, sitis in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter hereditatem Lamberti de Scijnle ex uno et inter hereditatem Cristiani Jans soen de Geffen ex alio, tendentibus a communi vico per murum opidi retrorsum usque ad communem aquam die Meer vocatam, ibidem fluentem ut dicebat, atque iure ad opus dicti Egidii Zeckers, filii quondam Godefridi, hereditarie renunciavit ---. Testes, datum supra (= sexta marcii).
3.R. 1266, f. 11v-12: Godefridus filius quondam Egidii die Ridder, ab eodem et quondam Elisabeth sua uxore, filia quondam Godefridi Zecker, pariter genitus, totam partem et omne ius ad ipsum ut dicebat spectantes in domo, area et orto cum suis iuribus et attinentiis, sitis in Buscoducis iuxta cappellam sancte Barbare, ibidem inter hereditatem Cristiani Henricxssoen textoris laneorum ex uno et inter hereditatem Lamberti de Scynle ex alio, tendentibus a communi vico retrorsum per murum opidi de Buscoducis usque ad communem aquam die Meer vocatam, ibidem fluentem; item in quodam campo terre sito ibidem ultra dictam aquam ad locum dictum opten Caluwenberch inter hereditatem conventus fratrum predictarorum in Buscoducis ex uno et inter hereditatem olim dicti Godefridi, nunc vero Gerardi Mathyssoen ex alio; en in een kamp lands en een hoeve in Rosmalen --- hereditarie supportavit Egidio die Zecker, filio dicti quondam Godefridi die Zecker ---. Datum Xa decembris.
complexen vormden toen samen een huis, leeg erf en tuin tussen erf van genoemde Jan Pontheniers en Willem Willemsz. van Rode en erf van genoemde Korstiaan Jansz. De kinderen van Gerit van Vladeracken en Bele Jan Aart Lodewijksz. droegen dit complex vervolgens over aan Jan Petersz. Zerijs, priester. Deze droeg, zoals hiervóór is vermeld, op dezelfde dag zijn huis twee huizen verder westwaarts in de straat (F208?) over aan Gielis Zecker.1
1.R. 1258, f. 202v-203v.: Gerardus filius quondam Iohannis filii quondam Mathie de Vladeracken tamquam relictus quondam Bele sue uxoris, filie quondam Iohannis filii quondam Arnoldi Lodewijchs soen, ab eodem quondam Iohanne et quondam Henrica eius uxore, filia quondam Henrici die Smyt et quondam Weyndelmoedis sue uxoris, filie quondam Goebelini vanden Berge, filii quondam Goebelini, pariter genite, usufructum sibi ut dicebat competentem in quadam hereditate cum suis edificiis in eadem consistentibus, sita in Buscoducis ad vicum dictum Buerde inter hereditatem Iohannis Keelbreker ex uno et inter hereditatem Henrici Pryck ex alio, pridem supportata Gobelino vanden Berge, filio quondam Goebelini, a Gibone dicto Moll, filio quondam Iohannis, prout in litteris; insuper in domo et area dicti quondam Gobelini, sita ibidem inter hereditatem Iohannis filii quondam Pontheneri de Geffen ex uno et inter hereditatem Cristiani Jans soen van Geffen ex alio, tendente a communi platea ad hereditatem predictam; et que hereditas primodicta cum suis edificiis predictis necnon domus et area ultimodicta semel? una pariter pronunc una domus et area, vacua hereditas et ortus esse dinoscuntur et siti sunt ibidem inter hereditatem dicti Iohannis Pontheniers et Willelmi de Rode, filii quondam Willelmi, ex uno et inter hereditatem dicti Cristiani Jans soen ex alio, et tendunt a communi vico per murum opidi retrorsum usque ad communem aquam die Meer vocatam, prout? et quemadmodum premissa cum suis iuribus et attinentiis ibidem sita sunt et ad dictum Gerardum et eius liberos pertinere dinoscuntur, ut dicebat, legitime supportavit Henrico filio Gerardi et quondam Bele predictorum ad opus sui et ad opus Arnoldi et Iohannis fratrum et Agnetis eorum sororis, liberorum dictorum Gerardi et quondam Bele ---. Datum sexta marcii.
 Notum sit universis quod cum ita actum fuisset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Henricus tam pro se quam pro dicto Arnoldo et Iohanni suis fratribus necnon Agnete eorum sorore, in presencia et de expressis consensu et voluntate Egidii Zecker, filii quondam Godefridi, et Godefridi die Ridder, filii quondam Egidii, tamquam de proximioribus amicis et consanguineis dictorum liberorum et ex causa? maiorum profectuum et oportunitatuum eorundem liberorum, ut asserebant, pretactos domum, aream, vacuam hereditatem et ortum cum suis iuribus et attinentiis, hereditarie supportavit domino Iohanni Serijs, filio quondam Petri, presbitero --- hereditarius census quatuor librarum et decem solidorum eiusdem monete Rodolpho die Bever necnon hereditarius census xxti solidorum eiusdem monete liberis quondam Theoderici de Os alias de Hees annuatim exinde e iure solvendi ---. Testes, datum supra.
 Dicti Gerardus et Henricus eius filius palam recognoverunt et indivisi super omnia et habenda dicto domino Iohanni promiserunt quod ipsi dictos Arnoldum et Iohannem fratres et Agnetem eorum sororem, adhuc infra annos eorum pubertatis ut dicebant existentes, dum eidem? ad annos sue pubertatis devenerint ac devenerit eorum alter, tales habebunt quod ipsi totam partem et omne ius ad ipsos spectantes ac spectaturosin premissis prefato domino Iohanni hereditarie supportabunt et supportare tenebuntur, ac consimiles promissiones inde facient et prestabunt necnon faciet et prestabit eorum alter, quemadmodum dicti Gerardus et Henricus eius filius hodierna die inde fecerant et promiserant iuxta continentiam litterarum desuper confectarum, ut dicebant, salvo hoc quod cum iiden liberi huiusmodi supportationem prefato domino Iohanni sic ut premittitur fecerint et adimpleverint, quod extunc et non prius dictus Gerardus et eius bona de et a promissionibus per eundem Gerardum inibi factis et promissis quiti erunt ac penitus exonerati, omnibus dolo et fraude seclusis, prout dictus dominus Iohannes Serijs hoc palam recognovit et consenciit. Testes, datum supra.
 Heer Jan belooft Gerit 88 peters.
 Heer Jan belooft Gerit gedurende 8 jaar 30 pond stadsgeld per jaar.
 Heer Jan belooft 210 peters over 8 jaar.
 Dictus dominus Iohannes (= Iohannes Serijs, filius quondam Petri, presbiter) super domo, area et orto ac domo posteriori olim Heylwigis Serijs, dehinc Godefridi Zeckers, nunc vero Egidii Zecker, eius filii, sitis in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter hereditatem Lamberti de Scijnle ex uno et inter hereditatem Cristiani Jans soen de Geffen ex alio, tendentibus a communi vico per murum opidi retrorsum usque ad communem aquam die Meer vocatam, ibidem fluentem ut dicebat, atque iure ad opus dicti Egidii Zeckers, filii quondam Godefridi, hereditarie renunciavit ---. Testes, datum supra.
 
Dicti dominus Iohannes et Anthonius eius frater consencierunt et mandaverunt quod quecumque littere mencionem de domo, area, orto et domo posteriori predictis adhuc in camera existentes tradantur eidem Egidio.
Bezitters:
Gijb Jansz. Mol >
Gobelijn Gobelijnsz. van den Berg >
zijn dochter Wendelmoed x Hendrik de Smid >
hun dochter Hendrikse x Jan Aart Lodewijks >
hun dochter Bele x Gerit Jan Mathijsz. van Vladeracken (1473.03.24)
Gerit Jan Mathijsz. van Vladeracken vruchtgebruik 1489.03.06 >
hun kinderen Hendrik, Aart, Jan en Agnes 1489.03.06 goed >
Jan Petersz. Zerijs, priester

[F211]
Op 24 maart 1473 verkocht Willem Jansz. van Rode een huis, erf en tuin in de Beurdsestraat tussen erf van Liesbet weduwe van Jan van der Sporct en erf van Gerit Jan Mathijsz., zich uitstrekkend van de straat tot aan de stadsmuur, aan Peter Aart Muykens (Moeykens).1 Deze droeg het goed op 7 augustus 1475 over aan Hendrik Kuylman wolwever2 en deze op zijn beurt op 17 februari 1481 aan Jan Roelof Pontheniers.3
Mogelijk kwam dit complex later in het bezit van Korstiaan Hendrik Korstkens, die op 18 augustus 1497 een huis, erf en tuin in de Beurdsestraat transporteerde, gelegen tussen erf van Gielis Zecker en erf van wijlen Jan Zerijs, priester, strekkend van de openbare straat tot het water De Meer, aan Lenert zoon van Jan zoon van wijlen Roelof Ponthenier en zijn vrouw Hendrikske dochter van Gielis Korstiaansz. als huwelijksgave.4

Bezitters:
Willem Jansz. van Rode 1473.03.24 >
Peter Aart Moeykens 1475.08.07 >
Hendrik Kuylman wolwever 1481.02.17 >
Jan Roelofsz. Pontheniers
??
Korstiaan Hendrik Korstkens 1497.08.18 >
Lenert Jan Roelof Ponthenier x Hendrikske Gielis Korstiaansdr.

[F212]; bij Daamspoort)
Op 23 maart 1418 verkreeg Hendrik Gielisz. de Zecker van de uitvoerders van het testament van Adam van Mierde ten cijns een huis en erf bij meester Daemspoirt tussen de openbare steeg aldaar en tussen erf van Frank van Esch, strekkend van de stadsmuur tot de openbare straat, met het gebruik van een weg van acht voet breed. Op 21 februari 1489 droeg Hendrik Jansz. van Valkenburg en van Liesbet dochter van Liesbet Hendrik Zecker Gielisz. dit complex over aan Cornelis en Rutger zonen van wijlen Jan van Meyensvoort en aan Jan Jansz. de Greve.5
1.1242, f. 297v.: Willelmus de Rode, filius quondam Iohannis de Rode, domum, aream et ortum, sitis in Buscoducis in vico dicto die Buerdschestraet inter hereditatem Elizabeth relicte quondam Iohannis vander Sporct ex uno et inter hereditatem Gerardi filii Iohannis Mathijs soen (= van Vladeracken) ex alio, tendentibus a dicto vico ad murum opidi de Buscoducis, ut dicebat, hereditarie vendidit Petro filio quondam Arnoldi Muykens ---, exceptis hereditariis censibus ad summam quatuor librarum monete taxatis diversis personis exinde e iure solvendis. Testes Campen et Vladeracken. Datum xxiiii marcii, quarta post Oculi.
2.R. 1244, f. 234.
3.R. 1250, f. 56.
4.R. 1265, f. 488: Cristianus filius quondam Henrici Korstkens domum, aream et ortum sitos in Buscoducis in vico dicto die Boertschestraet inter hereditatem Egidii Zecker ex uno et inter hereditatem olim domini Iohannis Zerijs presbiteri ex alio, tendentes a communi platea ad aquam dictam die Meer, ut dicebat, hereditarie supportavit Leonardo filio Iohannis filii quondam Rodolphi Pontheniers cum Henrica uxore dicti Leonardi, filia Egidii Cristiani, nomine dotis et in subsidio matrimonii ad ius opidi de Buscoducis, cum iure sibi competente in quibuscumque litteris mensionem inde facientibus, ab eodem statim post mortem dicti Cristiani habendos et apprehendos ---. Testes, datum supra (= XVIII augusti).
5.Van Mierdensmannengasthuis 4, f. 5v-6: Dominus Paulus Borchardi, canonicus ecclesie sancti Iohannis in Buscoducis ac opidanus natus opidi de Buscoducis, Iacobus de Vladeracken, pronunc senior scabinus in Buscoducis, et
Bezitters:
Adam van Mierde
de uitvoerders van zijn testament 1418.03.23 ten cijns >
Hendrik Gielisz. de Zecker
zijn dochter Liesbet x Jan Roelofsz. van der Sporct
hun dochter Liesbet x Hendrik Jansz. Valkenburg 1489.02.21 >
Cornelis en Rutger zonen Jan van Meyensvoort en Jan Jansz. de Greve

Op 23 maart 1418 verkreeg Hendrik Gielisz. de Zecker van de uitvoerders van het testament van Adam van Mierde ten cijns een erf met bebouwing en tuin buiten de stadsmuur tussen een leeg erf die
 Hesselo de Drongelen, procurator mense sancti Spiritus in Buscoducis, tamquam executores testamenti domini quondam Ade de Myerde, canonici olim dicte ecclesie, volentes ut dicebant pie providere pauperibus viris inhabitantibus pro tempore hospitale fundatum de quibusdam bonis domini quondam Ade predicti, quod hospitale situm est extra muros opidi de Buscoducis in hereditate dicti quondam domini Ade ac preesse cupientes eminenti ruine edificiorum ad dictum hospitale pertinentium, domum et aream cum suis attinentiis, sitam in Buscoducis prope vicum dictum Buerde iuxta portam dictam vulgariter meester Daemspoirt inter communem viculum ibidem ex uno latere et inter hereditatem Franconis dicti de Essche ex alio latere, tendentem a muro opidi de Buscoducis ad communem vicum, simul cum iure utendi quadam communi via, octo pedatas in latitudine continente, eundo per portam predictam usque communem aquam ibidem temporibus tamen congruis ac per vacuam hereditatem sitam extra portam predictam usque predictam viam, videlicet ac in forma similiter prout pauperes viri eiusdem eiusdem hospitalis premissis porta, via et vacua hereditate utentur ac de iure uti poterunt, ut ipsi dicebant, dederunt ad annuum et hereditarium censum Henrico dicto die Zecker, filio Egidii dicti die Zecker, ab eodem Henrico iure hereditario habendam et possidendam pro annuo et hereditario censu quatuor librarum monete ---, dandis et solvendis dictis pauperibus dicti hospitalis anno quolibet hereditarie, half met Kerstmis en half op Sint-Jan ---. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo decimoseptimo mensis marcii die vicesimatercia, feria quarta post dominicam Palmarum.
 ---.
 
Ende gilt nu ter tyt Jan die Greve ---. Met andere hand: Nu Jan Lamberts.
R. 1258, f. 194v. (1489.02.21): Henricus filius quondam Iohannis Valkenborch, ab eodem quondam Iohanne et quondam Elizabeth eius uxore, filia quondam Elisabeth filia quondam Henrici Zecker Zecker! Gielis soen, pariter genitus, domum et aream cum suis attinentiis, sitis in Buscoducis prope locum dictum Buerde iuxta portam dictam vulgariter meester Daems poirt inter communem viculum ibidem ex uno et inter hereditatem Franconis de Essche ex alio, tendentem ibidem a muro opidi de Buscoducis ad communem vicum, simul cum iure utendi quadam comuni via, octo pedatas in latitudine continens, eundo per portam predictam usque ad communem aquam ibidem temporibus tamen congruis, ac per vacuam hereditatem sitam extra portam predictam usque ad predictam viam, videlicet in forma ac similiter prout pauperes viri hospitalis fundacionis quondam domini Ade de Myerde ibidem siti premissis porta, via et vacua hereditate utentur ac de iure uti poterunt, datum ad hereditarium censum Henrico die Zecker, filio Egidii die Zecker, a domino Paulo Borchardi, canonico ecclesie sancti Iohannis in Buscoducis ac opidano nato eiusdem opidi, Iacobo de Vladeracken, eotunc seniore scabino in Buscoducis, Hesselone de Drongelen, procuratore mense sancti Spiritus ibidem, tamquam executoribus testamenti dicti quondam domini Ade de Myerde, olim canonici dicte ecclesie, prout in litteris, hereditarie supportavit Cornelio et Rutgero fratribus, filiis quondam Iohannis de Meyensfoirt, et Iohanni die Greve, filio quondam Iohannis, cum litteris et iure, promittens super omnia et habenda ratum servare, obligationem et impetitionem ex parte sui et ex parte dicti quondam Henrici die Zecker, filii quondam Egidii, eius abavi, et quorumcumque suorum heredum et successorum deponere, excepto hereditario censu quatuor librarum monete dicto hospitali exinde solvendo, in dictis litteris contento, tali condicione annexa quod dicti Cornelius et Rutgerus fratres et Iohannes die Greve ex premissis ultra dictum censum adhuc solvent et solvere tenebuntur medietatem hereditarii census quinque librarum et decem solidorum dicte monete eidem hospitali, medietatem hereditarii census unius libre antique pecunie, hereditarium censum decem solidorum predicte monete dominis decano et capitulo ecclesie sancti Iohannis, hereditarium censum quatuor librarum dicte monete hospitali hominum insensatorum, hereditarium censum sex librarum dicte monete heredibus quondam Gerardi vander Lulsdonck, hereditarium censum sex librarum monete predicte Margarete relicte quondam Thome Coenen alias de Berze des nastelmekers et hereditarium censum sex librarum dicte monete rectori cuiusdam altaris siti in ecclesia beginarum maioris curie et uno denario stuver communiter vocato hereditarii census pauperibus maioris hospitalis in Buscoducis, ex premissis et quibusdam aliis hereditatibus ibidem sitis prefatis Cornelio et Rutgero fratribus et Iohanni die Greve a supradicto Henrico hodierna die supportatis, annuatim e iure solvendis, ut dicebat. Promisit insuper sub obligatione premissa in casu quo imposterum inventum fuerit via iuris plus fore solvendus quam dictum est, hoc plus idem Henricus eisdem Cornelio et Rutgero fratribus et Iohanni deponet omnino. Testes Hezeacker et Dicbier. Datum XXIa februarii.
Plaets en overig erf van Adam van Mierde aan de ene kant en tussen erf van Peter Priker, strekkend van de muur tot aan het water.1 De helft van dit goed droeg Hendrik van Valkenburg op 21 februari 1489 over aan Cornelis en Rutger zonen van wijlen Jan van Meyensvoort en Jan Jansz. de Greve.2

Bezitters:
Adam van Mierde
de uitvoerders van zijn testament 1418.03.23 ten erfcijns >
Hendrik Gielisz. de Zecker en Hendrik Jansz. de Wetter
Hendrik van Valkenburg helft 1489.02.21 >
Cornelis en Rutger zonen Jan van Meyensvoort en Jan Jansz. de Greve
1.Van Mierdensmannengasthuis 4, f. 6v-7: Dominus Paulus Borchardi, canonicus ecclesie sancti Iohannis in Buscoducis ac opidanus natus opidi de Buscoducis, Iacobus de Vladeracken, pronunc senior scabinus in Buscoducis, et Hesselo de Drongelen, procurator mense sancti Spiritus in Buscoducis, tamquam executores testamenti domini quondam Ade de Myerde, canonici olim dicte ecclesie, volentes ut dicebant pie providere pauperibus viris inhabitantibus pro tempore hospitale fundatum de quibusdam bonis domini quondam Ade predicti, quod hospitale situm est extra muros opidi de Buscoducis in hereditate dicti quondam domini Ade ac preesse apparenti ruine edificiorum ad dictum hospitale pertinentium, hereditatem cum suis edificiis ac ortum, sitos extra muros opidi de Buscoducis inter vacuam hereditatem ibidem, dictam die Plaets, ac predictam hereditatem et reliquam hereditatem dicti quondam domini Ade ibidem consistentes ex uno latere et inter hereditatem Petri dicti Priker ex alio latere, tendentes a dicto muro ad communem aquam, excepta tamen et dicto hospitali et omnibus hereditatibus dicti quondam domini Ade et omnibus vicinis ibidem presentibus et futuris reservata ac salva una communi via octo pedatarum usque communem aquam ibidem tendentem, videlicet eundi per portam ibidem consistentem temporibus congruis et per dictam vacuam hereditatem ibidem sitam usque ad et per predictam viam similiter dicto hospitali ac pauperibus eiusdem hospitalis, que via tendit citra ab angulo fundamenti domus maioris dicti quondam domini Ade usque communem aquam ibidem, ut dicebant, dederunt ad annuum et hereditarium censum Henrico dicto die Zecker, filio Egidii dicti die Zecker, et Henrico dicto die Wetter, filio quondam Iohannis dicti die Wetter --- pro annuo et hereditario censu quinque librarum et decem solidorum monete ---, dandis et solvendis dictis pauperibus pro tempore dicti hospitalis anno quolibet hereditarie half met Kerstmis en half op Sint-Jan ---. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo decimo septimo, mensis marcii die vicesimatercia, feria quarta post dominicam Palmarum. ---. Ende gelden nu ter tyt Jan die Greve (achter bijgeschreven: ende? Peter Prijkers k(ynder)?) ende Willem van Rode ---. Nu die kynderen Jans die Greve. Nu Jan Lamberts ende tconvent vander Eyckendonck.
2.R. 1258, f. 194v-195: Dictus Henricus (= filius quondam Iohannis Valkenborch, ab eodem quondam Iohanne et quondam Elizabeth eius uxore, filia quondam Elisabeth filia quondam Henrici Zecker Zecker! Gielis soen, pariter genitus) medietatem hereditatis cum suis edificiis ac orti, sitorum in extra murum opidi de Buscoducis inter vacuam hereditatem ibidem dictam die Plaets ac predictam hereditatem et reliquam hereditatem olim domini Ade de Myerde, canonici ecclesie sancti Iohannis in Buscoducis, ibidem consistentis ex uno et inter hereditatem Petri Priker ex alio, tendentium a dicto muro ad communem aquam, pridem ad hereditarium censum datorum Henrico die Zecker, filio quondam Egidii die Zecker, et Henrico die Wetter, filio quondam Iohannis die Wetter, a domino Paulo Borchardi, canonico, et aliis prout in contractu predicto (= canonico ecclesie sancti Iohannis in Buscoducis ac opidano nato eiusdem opidi, Iacobo de Vladeracken, eotunc seniore scabino in Buscoducis, Hesselone de Drongelen, procuratore mense sancti Spiritus ibidem, tamquam executoribus testamenti dicti quondam domini Ade de Myerde, olim canonici dicte ecclesie), prout in litteris, et que medietas hereditatis supradicte nunc tres cameras cum earum fundis esse dinoscuntur et site sunt ibidem retro usque austrum magis propinquius domui hospitali virorum pauperum fundacionis dicti quondam domini Ade inter hereditatem Willelmi de Rode ex uno et inter hereditatem dicti hospitalis, quadam communi via interiacente, ex alio, quemadmodum? eedem tres camere cum earum fundis et suis iuribus et attinentiis ibidem site sunt et ad dictum Henricum spectare dinoscuntur, ut dicebat, hereditarie supportavit dictis Cornelio et Rutgero fratribus et Iohanni die Greve (= Cornelio et Rutgero fratribus, filiis quondam Iohannis de Meyensfoirt, et Iohanni die Greve, filio quondam Iohannis), cum litteris et iure, promittens super omnia et habenda ratum servare, obligationem et impetitionem ex parte sui et ex parte dicti quondam Henrici die Zecker, filii quondam Egidii, et quorumcumque suorum heredum et successorum deponere, tali annexa condicione quod iidem Cornelius et Rutgerus fratres et Iohannes die Greve ex premissis et quibusdam aliis hereditatibus eiusdem Cornelio et Rutgero et Iohanni a dicto Henrico hodierna die supportatis annuatim solvent et solvere tenebuntur certos census hereditarios, ad trigintaunam et dimidiam libras communis pagamenti diversis hincinde locis et personis ascendendas, annuatim e iure solvendas ut dicebat. Promisit insuper sub obligatione premissa in casu quo imposterum inventum fuerit via iuris exinde plus fore solvendus quam dictum est, hoc plus deponet. Testes, datum supra.
Andere huizen en kameren bij het gasthuis van Adam van Mierde
Op 23 augustus 1490 droegen Hendrikske dochter van wijlen Jan van Meyensvoort en Hendrik Willemsz. Glavyman als man van Marie dochter van wijlen Jan van Meyensvoort hun recht op
  • een huis, erf en daaraanliggend tuintje in Beurde tussen de openbare straat aan de ene zijde en het ene einde en tussen erf van Jan Pontheniers aan de andere zijde, strekkend met het achtereinde aan de stadsmuur;
  • drie kamers met daarachterliggende tuin buiten de muur tussen erf van Willem van Rode en een steeg;
  • een huis en erf daartegenover binnen de muur tussen erf van Jan Arntsz. en erf van Agnes weduwe van Willem Zecker, strekkend van de openbare straat tot erf van Anthonis Zerijs;
over aan Willem zoon van wijlen Aart van Zeeland als man van Peterke dochter van wijlen Jan van Meyensvoort. Ook Rutger zoon van wijlen Jan van Meyensvoort droeg zijn rechten op die goederen over aan zijn zwager Willem van Zeeland.1

Bezitters:
Cornelis en Rutger zonen van Jan van Meyensvoort en Jan Jansz. de Greve
Kinderen Jan van Meyensvoort hun recht 1490.08.23 >
Willem Aartsz. van Zeeland, gehuwd met Peterke dochter Jan van Meyensvoort

Twee kamers
Op 8 februari 1406 gaf Jan de Groot van Herlaar twee kamers langs de straat naar het woonhuis - de mansio - van wijlen heer Adam van Mierde en tussen de openbare straat of openbare huisplaats, strekkend tot aan de stadsmuur in erfelijke cijns aan Jan Thomasz. Noedart.2 Op 3 december 1420 werden beide kamers door Aleid dochter van wijlen Jan Noedart afzonderlijk getransporteerd. De kamer tussen het erf van Hendrik de Wetter en de andere kamer werd op genoemde datum overgedragen aan Liesbet van Geffen, dochter van Gozewijn Smeeds, terwijl Aleid van de andere kamer afstand deed ten behoeve van Klaas Willemsz. Keyot.3
1.R. 1259, f. 211: Henrica filia quondam Iohannis van Meyensvoert et Henricus Glavyman, filius quondam Willelmi, tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Marie sue uxoris, filie dicti quondam Iohannis van Meyensvoert, cum tutore, totam partem et omne ius ad ipsos ut dicebant spectantes in domo, area et ortulo sibi adiacente, sitis in Buscoducis ad locum dictum Buerde inter commumem plateam ex uno et uno fine, et inter hereditatem Iohannis Pontheniers ex alio, tendentibus cum fine posteriori usque ad murum opidi de Buscoducis; item in tribus cameris cum orto sibi retro adiacentibus, sitis extra dictum murum inter hereditatem Willelmi de Rode ex uno et inter quemdam viculum ibidem protensum ex alio; insuper in quadam domo, area et orto, sitis ibidem in oppositum infra dictum murum inter hereditatem Iohannis Arntssoen ex uno et inter hereditatem Agnetis relicte quondam Willelmi Zecker ex alio, tendentibus a communi platea ad hereditatem Anthonii Serijs, prout et quoadmodum? premissa ibidem sita sunt, ut dicebant, hereditarie supportaverunt Willelmo de Zeelant, filio quondam Arnoldi, marito et tutori legitimo Petre sue uxoris, filie dicti quondam Iohannis de Meyensvoert ---. Datum xxiiiia augusti.
 Rutgerus filius quondam Iohannis de Meyensvoert huiusmodi partem et ius, sibi per et post mortem quondam Cornelii sui fratris, filii dicti quondam Iohannis iure successionis hereditarie advolutas in premissis, hereditarie supportavit dicto Willelmo de Zeelant ---. Testes, datum supra.
2.R. 1284, f. 273: Iohannes die Groet de Herlaer duas cameras cum suis fundis, sitis in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam Ade de Mierde, presbiteri, inter domum et aream eiusdem quondam domini Ade, nunc ad dictum Iohannem spectantem, ex uno et inter communem plateam seu communem domistadium ibidem ex alio, tendentes retrorsum ad murum opidi de Buscoducis, prout ibidem site sunt et ad dictum dominum quondam Adam spectare consueverant, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Iohanni Noedart, filio Thome Noedart, ab eodem Iohanne hereditarie possidendas pro hereditario censu xl solidorum monete, dandis sibi ab anno Purificationis ex premissis ---. Datum 2a post Agathe.
3.R. 1192, f. 9v.: Aleidis Nodart, filia quondam Iohannis Nodart, cum tutore, unam cameram de duabus cameris cum suis fundis, sitis in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam domini! Ade de Mierde, presbiteri, scilicet illam cameram cum suo fundo que sita est inter hereditatem Henrici die Wetter ex uno et inter cameram reliquam ad Willelmum Key! spectantem ex alio, tendentem retrorsum ad murum opidi de Buscoducis, quas duas cameras cum suis fundis Iohannes Nodart pro hereditario censu xl solidorum monete erga Iohannem die Groot de Heirlaer ad censum acquierat, prout in litteris, quam cameram predictam ipsa Aleidis nunc ad se de morte quondam sui patris successione pertinere dicebat, hereditarie vendidit Elisabeth de Geffen, filie quondam Goeswini Smeeds, supportavit cum litteris et iure
Kamer A (tussen erf van Hendrik de Wetter en de kamer van Willem Keyot)
Deze kamer werd op een onbekend tijdstip door de echtgenoot van Liesbet (van Geffen), Marcelis natuurlijke zoon van Jan Schilthouwer, overgedragen aan Jacob Klaasz. Deze laatste transporteerde haar op 28 augustus 1436 aan Liesbet weduwe van Willem de Bever.1 Liesbet droeg de kamer op 26 juli 1468 over aan Gerit de Haze, priester, die haar weer aan Liesbet verhuurde voor de lasten die eruit gingen.2 Lang kan deze huur niet geduurd hebben: op 9 februari 1470 transporteerde Gerit de Haze de kamer aan Dirk van den Waude wever.3

Kamer B (tussen de stadsmuur en de kamer van Liesbet van Geffen)
Op 22 februari 1422 droeg Willem Keyot, weduwnaar van Heilwig dochter van Jan No(e)dart, het vruchtgebruik dat hij in deze kamer had over aan zijn zoon Klaas, die bij deze gelegenheid Borchman werd genoemd. De voogd van deze minderjarige transporteerde de kamer vervolgens aan Hendrik Hendriksz. van den Velde.4
 occasione ---, excepto hereditario censu xx solidorum monete hospitali domini Ade de Mierde exinde e iure prius solvendis, ut dicebat. Quo facto Willelmus Keyot super premissis et iure ad opus dicte Elisabeth hereditarie renunciavit, promittens super omnia ratum servare et obligationem ex parte sui deponere atque xl solidos hereditarii census dicto hospitali ex dictis duabus cameris solvendos exnunc deinceps sic solvere quod dicte Elisabeth dampna exinde non eveniant in futurum. Insuper idem Willelmus promisit super omnia Elisabeth de Geffen predicte quod ipse Nycolaum Keyot eius filium adhuc impuberem dum ad annos pubertatis pervenerit super premissa camera et iure ad opus dicte Elisabeth faciet hereditarie renunciare. Testes, datum supra. Dicta Aleydis cum tutore super camera de duabus cameris, scilicet super illa que sita est inter communem plateam seu commune domistadium ibidem situm ex uno et inter cameram reliquam, nunc ad Elisabeth de Geffen pertinentem, ex alio, atque iure ad opus Nycolai Keyot, filii Willelmi Keyot, hereditarie renunciavit ---. Testes, datum supra. Istis sic pactis promisit dicta Elisabeth dicto Willelmo cum tutore super omnia dictum censum xx solidorum exnunc deinceps ex dicta sua camera sic solvere, quod dicto Willelmo et? suis heredibus dampna exinde non eveniant in futurum. Testes Loenman et Hagen. Datum supra (= iii decembris).
1.R. 1206, f. 208v.: Iacobus Claes soen unam cameram cum suo fundo de duabus cameris cum earum fundis, sitam in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam Ade de Mierde presbiteri, scilicet illam cameram cum suo fundo que sita est inter hereditatem Henrici die Wetter ex uno et inter aliam cameram predictam ex alio, supportatam Mette uxori Iacobi Claes soen predicti ad opus eiusdem Iacobi a Merselio filio naturali Iohannis Schilthouwer, marito legitimo ut dicebat Elisabeth sue uxoris, filie quondam Goeswini Smeeds, et ab Elisabeth predicta, prout in litteris, hereditarie supportavit Elisabeth relicte quondam Willelmi die Bever ---. Datum xxviii augusti.
2.R. 1237, f. 198v.: Elizabeth relicta quondam Willelmi die Bever, cum tutore, unam cameram cum suo fundo de duabus cameris cum earum fundis, sitis in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam Ade de Myerde, presbiteri, scilicet illam cameram cum suo fundo que sita est inter hereditatem Henrici dicti die Wetter ex uno et inter aliam cameram predictam ex alio, supportatam Elizabeth predicte a Iacobo dicto Claes soen, prout in litteris, hereditarie supportavit domino Gerardo dicto die Haze, presbitero ---. Datum xvi iulii. Cum condicione quod stabit ad iura patrie et vicinorum. Notum sit universis quod cum ita actum esset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus dominus Gerardus dictam cameram locavit recto locacionis modo dicte Elizabeth, ab eadem quoadvixerit habendam et possidendam pro oneribus exinde e iure solvendis ---. Testes, datum supra.
3.R. 1239, f. 51: Dominus Gerardus dictus die Haze, presbiter, unam cameram cum suo fundo de duabus cameris cum earum fundis, sitam in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam Ade de Myerde, presbiteri, scilicet illam cameram cum suo fundo que sita est inter hereditatem Henrici dicti die Wetter ex uno et inter aliam cameram predictam ex alio, quam cameram primodictam dictus dominus Gerardus erga Elizabeth relictam quondam Willelmi die Bever acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Theoderico dicto vanden Waude textori, cum dictis litteris et iure, promittens super omnia et habenda ratum servare et obligationem et impetitionem ex parte sui deponere. Testes, datum supra (= Dicbier et Busco. Datum ix februarii).
4.R. 1193, f. 278v.: Willelmus Keyot, relictus quondam Heilwigis filie quondam Iohannis Nodart, usufructum sibi ut dicebat competentem in camera una cum eius fundo de duabus cameris cum fundis suis, sitis in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam Ade de Mierde, presbiteri, inter domum et aream eiusdem quondam domini Ade, postea ad Iohannem die Groot spectantem ex uno et inter communem plateam seu ad communem domistadium ibidem ex alio, tendentem retrorsum ad murum opidi de Busdocucis, quas cameras cum earum fundis Iohannes Nodart erga Iohannem die Groet de Heerlaer pro hereditario censu xl solidorum monete ad censum acquisierat, prout in litteris, scilicet usufructum illius camere cum eius fundo que est sita propinquius? versus murum opidi de Buscoducis inter eundem murum ex uno et inter cameram aliam ad Elisabeth de Geffen spectantem ex alio, ut dicebat, hereditarie supportavit legitime ...? michi ad opus Nycolai Borchman suo! filio! ---. Datum in crastino Thome. Notum sit universis quod cum ita actum esset, constitutus igitur coram scabinis Wolterus Borchman tamquam mamburnus dicti Nycolai Borchman dictam cameram
Hierna is de kamer in het bezit gekomen van Gibo zoon van wijlen Jan Kemerlinck. Deze droeg haar op 22 september 1433 over aan Geertruid dochter van wijlen Jan van Maarheze. Ook Klaas Willemsz. Keyot deed bij deze gelegenheid afstand van zijn recht op die kamer.1 Geertruid transporteerde de kamer vervolgens aan Roelof Hendriksz. Becker en deze laatste legateerde haar aan de Sint-Barbarakapel. De bestuurders van de kapel droegen de kamer op 19 februari 1459 over aan Belie weduwe van Peter Palmdach.2
Katelijn wed. Peter Palmdach transporteerde de kamer op 7 mei 1466 aan Wouter zoon van wijlen Wouter ’s Molneers.3 Deze verwierf op 4 juli 1469 van Goiart de Ridder, zoon van Gielis de Ridder en Liesbeth dochter van wijlen Goiart Gielisz. Zecker, een cijns van 2 pond die onder meer uit de kamer ging.4 Deze cijns was al vóór 22 september 1433 op de kamer gevestigd.1
 hereditarie supportavit hereditarie Henrico vanden Velde, filio Henrici vanden Velde ---, exceptis xl soldidis hereditarii [census]a quos quondam Iohannes Nodart exinde solvere promiserat ---. Testes, datum supra.
 a Dit woord ontbreekt.
1.R. 1203, f. 109: Ghybo filius quondam Iohannis Kemerlynck quandam cameram cum suo fundo de duabus cameris cum suis fundis, sitis in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam Ade presbiteri inter domum et aream eiusdem domini quondam Ade, postea ad Iohannem dictum Groet spectantem, ex uno et inter communem plateam seu commune domistadium ex alio, scilicet illam cameram cum suo fundo que sita est propinquius versus murum opidi de Buscoducis inter eundem muro ex uno et inter aliam cameram ad Elizabet de Geffen spectantem ex alio, quam cameram cum eius fundo Elizabet filia quondam Iohannis Kemerlynck erga Henricum vanden Velde, filium Henrici vanden Velde acquisierat, prout in litteris et quam cameram primodictus dictus! Ghybo nunc ad se pertinere dicebat, hereditarie supportavit Gertrudi filie quondam Iohannis van Marheze ---, exceptis hereditario censu xl solidorum monete hospitali virorum quondam domini Ade de Myerde et hereditario censu xl solidorum dicte monete Godefrido die Zecker exinde de iure solvendis, ut dicebat, ---. Datum xxij septembris. Nycholaus filius quondam Willelmi Keyot totam partem et omne ius ad se ut dicebat competentes in dicta camera cum suo fundo ut supra hereditarie supportavit dicte Gertrudi, ---. Testes, datum supra. Hermanus filius quondam Theoderici Martens soen prebuit dictas partem et ius et reportavit. Testes, datum supra.
2.R. 1229, f. 261v.: Arnoldus de Hedel, filius quondam Mathei Graeuwe, et Iohannes Keelbreker, filius quondam Henrici, tamquam magistri et rectores fabrice capelle sancte Barbare, site in Buscoducis ad locum dictum Prikershoec, potentes ad hoc ut dicebant, quandam cameram cum suo fundo de duabus cameris cum suis fundis, sitis in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam Ade presbiteri inter domum et aream eiusdem quondam domini Ade presbiteri, postea ad Iohannem die Groet spectantem, ex uno et inter communem plateam seu commune domistadium ex alio, scilicet illam cameram cum suo fundo que sita est propinquius versus murum opidi de Buscoducis inter eundem murum ex uno et inter aliam cameram ad Elisabeth de Geffen spectantem ex alio, quam cameram cum suo fundo predictam Rodolphus Becker, filius quondam Henrici, erga Geertrudem filiam quondam Iohannis van Maerheze acquisierat, prout in litteris, et quam cameram cum eius fundo predictus quondam Rodolphus Becker dicte capelle in eius testamento legaverat et reliquerat, ut dicebat, hereditarie supportavit michi ad opus Belye relicte quondam Petri Palmdach ---. Testes, datum supra (= xix februarii, 2a post Reminiscere).
3.R. 1235, f. 58v.: Katherina filia quondam Petri Palmdach, ab eodem quondam Petro et quondam Belia sua dum vixit uxore pariter genita, cum tutore, quamdam cameram cum suo fundo de duabus cameris cum suis fundis, sitis in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem domini quondam Ade presbiteri inter domum et aream eiusdem quondam domini Ade, postea ad Iohannem die Groet spectantem, ex alio, et inter communem plateam seu commune domistadium ex alio, scilicet illam cameram cum suo fundo, que sita est propinquius versus murum opidi de Buscoducis inter eundem murum ex uno et inter aliam cameram, ad Elizabeth de Geffen spectantem, ex alio, quam cameram cum suo fundo predictam Lambertus de Doernen, filium Cristiani, ad opus Belye relicte quondam Petri Palmdach erga Arnoldum dictum de Hedel, filium quondam Mathei die Graeuwe, et Iohannem dictum Keelbreker, filium quondam Henrici, tamquam magistros et rectores fabrice capelle sancte Barbare, site in Buscoducis ad locum dictum Prykershoeck acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Woltero filio quondam Wolteri sMolneers ---. Testes, datum supra (= vii maii, quarta post Cantate).
4.R. 1238, f. 355v.: Godefridus die Ridder, filius Egidii die Ridder, ab eodem Egidio et quondam Elizabeth sua dum vixerat uxore, filia quondam Godefridi die Secker, filii Egidii die Zecker, pariter genitus, hereditarium censum duarum librarum monete, solvendum hereditarie nativitatis Iohannis Baptiste ex camera una de duabus cameris sitis in Buscoducis iuxta vicum quo itur versus mansionem quondam domini Ade presbiteri inter domum et aream quondam domini Ade predicti ex uno et inter communem plateam seu domistadium commune ex alio, scilicet ex illa camera cum suo fundo que sita est proxime iuxta murum opidi de Buscoducis inter eundem murum ex uno et inter aliam cameram ad Elizabeth dictam de Geffen spectantem ex alio; item ex quatuor lopinatas terre sitas in parochia de Roesmalen in loco dicto Eygen ad locum
Een huis en erf
Op 30 december 1421 transporteerde Jan Priker, zoon van wijlen Peter Priker, een huis en erf, gesitueerd in de Beurdsestraat, tussen erf van Daneel van Mierde en erf van Dirk van Hemert, strekkend naar achteren buiten de muur tot het water De Meer, en de helft van een leeg erf tussen het voorhuis van wijlen Jacob van Gennep en het overige huis van wijlen Jan van Rode, welk erf zich uitstrekte ter lengte van het genoemde huis, over aan Hendrik Boeykens alias geheten de Wetter. Peter Priker had deze goederen gekocht van Hendrik en Volkwig kinderen van wijlen Helias zoon van wijlen Jan van Rode snijder.2 Op 8 februari 1427 droegen, nadat hun moeder afstand had gedaan van haar vruchtgebruik, de kinderen van wijlen Hendrik deze goederen over aan Aart en Rutger zonen van wijlen Rutger Cnode.3

Een leeg erf daarnaast
Eveneens in de Beurdsestraat wordt een leeg erf gesitueerd dat Wouter zoon van wijlen Dirk Godschalksz. op 29 december 1426 met de inmiddels daarop staande bebouwing in erfelijke cijns gaf aan Hendrik zoon van wijlen Hendrik Priken (!). Dit erf was gelegen tussen twee kamers van Katelijn dochter van wijlen Mergard en erf van Jan van Rode snijder. Dit erf strekte zich uit tot aan de stadsmuur. Aan Peter Priker werden voorbehouden zijn erven en huizen met hun dakdruppen, zoals Peter die van de kinderen van Elias zoon van wijlen Jan van Rode snijder verkregen hadden. Het ging hierbij dus om de in de vorige paragraaf omschreven goederen. Wouter had dit lege erf verkregen deels van Hendrik Ketken, deels van Wouter natuurlijke zoon van Roelof van den Broeck en deels van Liesbeth weduwe van wijlen Willem van Keulen.4
 dictum Huysberch --- atque ex universis aliis hereditatibus ac bonis Elizabeth filie quondam Iohannis Kemerlincs de morte quondam Iohannis sui patris predicti iure successionis hereditarie advolutis ac eidem Elizabeth de morte sue matris iure successionis hereditarie advolvendis, ubicumque locorum consistentibus sive sitis, quem censum dictus quondam Godefridus erga eandem Elizabeth filiam quondam Iohannis Kemerlincs emendo acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Woltero filio quondam Wolteri sMolnere ---. Datum quarta iulii.
1.Zie hiervóór R. 1203, f. 109.
2.R. 1192, f. 408v.: Iohannes Priker, filius quondam Petri Priker, domum et aream sitam in Buscoducis ad vicum dictum Buerde inter hereditatem Danielis de Mierde ex uno et inter hereditatem Theoderici de Hemert ex alio, tendentem retrorsum extra murum ibidem ad aquam dictam die Meer, atque medietatem vacue hereditatis consistentis inter anteriorem domum quondam Iacobi de Genipe ex uno et inter reliquam domum quondam Iohannis de Rode ex alio, que vacua hereditas tendit ad longitudinem dicte domus, quas domum et aream ac medietatem vacue hereditatis Petrus Priker erga Henricum et Volcquigen, liberos quondam Helie filii quondam Iohannis de Rode sartoris emendo acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit magistro Martino ad opus Henrici Boeykens alias dicti die Wetter ---. Datum penultima decembris.
3.R. 1196, f. 37v.: Cristina relicta quondam Henrici Boykens alias dicti Wetter cum tutore usufructum sibi ut dicebat competentem in domo et area sita in Buscoducis ad vicum dictum Buerde inter hereditatem Danielis de Mierde ex uno et inter hereditatem Theoderici de Hemert ex alio, tendente retrorsum extra murum opidi ad aquam dictam die Meer atque in medietate vacue hereditatis consistentis inter anteriorem domum quondam Iacobi de Gennep ex uno et inter reliquam hereditatem quondam Iohannis de Rode ex alio, quas domum, aream et medietatem vacue hereditatis magister Martinus de Zomeren ad opus Henrici Boykens erga Iohannem Priker, filium quondam Petri Priker, acquisierat, prout in litteris, legitime supportavit Heilwigi, Luytgardi et Woltere filiarum Cristine predicte ad opus earum et ad opus Henrici filii Cristine predicti ---. Datum octava februarii.
 Notum sit universis quod cum ita actum esset, constitute igitur dicte tres sorores, filie Cristine et quondam Henrici Boykens predictorum, postea? hereditarie supportaverunt Arnoldo et Rutgero fratribus, liberis quondam Rutgeri Cnoden ---. Testes, datum supra.
4.R. 1196, f. 82v.: Wolterus filius quondam Theoderici Godescalci quandam vacuam hereditatem sitam in Buscoducis ad vicum dictum Buerde inter duas cameras Katerine filie quondam Mergardis ex uno et inter hereditatem Iohannis de Rode sartoris ex alio, tendentem a communi platea retrorsum ad murum opidi de Buscoducis, simul cum edificiis in dicta vacua hereditate consistentibus minus? de dicta vacua hereditate et Petro Priker reservatis suis hereditatibus ac domibus cum suis stillicidiis, prout idem Petrus illas erga Henricum et Volwigem! liberos quondam Elie filie quondam Iohannis de Rode sartoris acquisierat, quam vacuam hereditatem, suis edificiis dictis tamen heredibus? Petri Priker ut premittitur demptis, Wolterus predictus partim erga Henricum Ketken et partim erga Wolterum filium naturalem quondam Rodolphi vanden Broeck et partim erga Elisabeth relictam quondam Willelmi de Coelen acquisierat, prout in litteris, dedit ad hereditarium
Nog een huis en erf
Op 24 februari 1436 droeg Beel dochter van wijlen Jan de Wit junior, zoon van wijlen Jan de Wit van Gestel, aan Willem Jansz. de Rode haar derde deel over in een huis en erf bij Daamspoort tussen de openbare steeg en erf van Jan van Rode voller. Jan de Wit junior had dat huis verkregen van Hendrik Jansz. de Wetter. Jan de Wit de oude, zoon van wijlen Jan de Wit van Gestel, Jan en Lambrecht van Beerze, zonen van wijlen Reinier van Beerze, beloofden dat zij Jan en Willem minderjarige zonen van Jan de Wit junior, afstand zouden laten doen zodra zij meerderjarig waren geworden.1

Bezitters:
Hendrik Jansz. de Wetter >
Jan Jansz. de Wit van Gestel >
zijn kinderen Beel, Jan en Willem
Beel 1436.02.24 derde deel >
Willem Jansz. van Rode

Buiten de muur
Een huis en kamer daar aan de zijkant naastliggend met ondergronden, toebehoren en tuin buiten de stadsmuur en tussen erf van Liesbeth dochter van wijlen Hendrik de Zecker, strekkende van de openbare straat tot erf van genoemde Liesbeth; verder een tuin aldaar met twee lakenramen tussen erf van genoemde Liesbeth en erf van Luitgard weduwe van Gobelijn van den Berghe. Op 19 december 1452 vielen bij een erfdeling onder meer deze goederen aan Dirk zoon van wijlen Lambert Reiniersz. van Beerze ten deel.2 Deze transporteerde het goed op 31 juli 1461 aan Willem zoon van wijlen Jan
 censum Henrico Priken, filio quondam Henrici Pricken --- pro oneribus --- atque pro hereditario censu trium librarum monete dando pauperibus hospitalis dicti Vlemins? gasthuys siti in vico Piperis pro una tercia parte atque pauperibus hospitalis quondam Arnoldi de Avenven! siti in vico Orthensi proxime supra portam dictam Peter Smits poert pro alia 3a parte atque pauperibus hospitalis quondam Cristine Meelmans siti ad finem vici Hintamensis pro alia 3a parte, dandis ipsis pauperibus hospitalium predictorum ab eo hereditarie nativitatis Iohannis ex premissis ---. Datum penultima novembris.
1.R. 1206, f. 51v.: Bela filia quondam Iohannis die Witte iunioris, filii quondam Iohannis die Witte de Gestel, cum tutore, tertiam partem et omne ius ad ipsum ut dicebat spectantes in domo et area cum suis attinentiis, sitis in in Buscoducis apud vicum dictum Buerde iuxta portam dictam meester Daems poert inter communem viculum ex uno et inter hereditatem Iohannis de Rode fullonis ex alio, tendentibus a muro opidi de Buscoducis ad vicum predictum, quas domum et aream cum suis attinentiis Iohannes die Witte iunior, filius quondam Iohannis die Wette! de Gestel erga Henricum die Wetter, filium quondam Iohannis die Wetter, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Willelmo filio quondam Iohannis de Rode ---. Datum xxiiij februarii.
 Iohannes die Wytte senior, filius quondam Iohannis die Witte de Gestel, Iohannes et Lambertus de Beerze fratres, liberi quondam Reyneri de Beerze, promiserunt indivisi super omnia et habenda Willelmo predicto quod ipsi Iohannem et Willelmum fratres, liberi quondam Iohannis die Witte iunioris, filii quondam Iohannis die Witte de Gestel, adhuc impuberes ut dicebant existentes, dum ad annos sue pubertatis pervenerint tales habebunt quod ipsi dicto Willelmo firmabunt coram scabinis in Buscoducis duas tertias partes ad eosdem fratres Iohannem et Willelmum spectantes in domo et area cum suis attinentiis predictis sic et taliter sicut Bela de sua tertia parte, sibi in eadem domo et area competente, hodierna die firmaverat, et consimiles promissiones? facere promittent quemadmodum ipsa Bela hodierna die inde promiserat et fecerat, omni dolo secluso. Testes, datum supra.
2.R. 1223, f. 20-20v.: Theodericus et Wolterus fratres, liberi quondam Lamberti de Beerze, filii quondam Reyneri, palam recognoverunt se quandam divisionem hereditariam mutuo fecisse de quibusdam bonis infrascriptis, ad ipsos ut dicebant spectantes. Mediante qua divisione hereditaria quidam mansus ---; insuper medietas campi ---; insuper domus et camera sibi adiacente lateraliter cum suis fundis et attinentiis ac ortus, siti extra murum opidi de Buscoducis inter dictum murum ex uno et inter hereditatem Elisabeth filie quondam Henrici die Zecker ex alio, tendentes a communi vico ad hereditatem dicte Elisabeth; insuper quidam ortus situs ibidem cum duobus pannitensoriis dictis ramen in eosdem consistentibus, situs ibidem inter hereditatem dicte Elisabeth ex uno et inter hereditatem Luytgardis relicte quondam Gobelini vanden Berghe ex alio, tendens a dicto muro ad aquam ibidem fluentem, simul cum iure viandi ad premissa e iure spectante, simul cum onere solvendi ex premissis censum fundi ad summam novem grossorum antiquorum et tertia parte unius grossi antiqui et hereditariam pactionem ad summam trigintaseptem sextaria et duorum et dimidii modiorum siliginis, dimidii modii siliginis et hereditariorum censuum trium librarum septem et dimidii solidorum monete taxatorum diversis personis ex premissis
van Rode.1 Op 13 januari 1497 droeg Willem zoon van wijlen Willem van Rode, zoon van wijlen Jan van Rode, het complex over aan Peter zoon van wijlen Jan Priker (Prijker). Ook enkele familieleden deden afstand van hun recht ten behoeve van Peter.2

Bezitters:
Dirk Lambrecht Reiniersz. van Beerze 1461.07.31 >
Willem Willem Jansz. van Rode

Een erf met bebouwing en tuin
Op een onbekend tijdstip transporteerde Hendrik zoon van wijlen Jan Valkenburg de helft van een erf met bebouwing en tuin buiten de muur naar het zuiden toe, dichter naar het Van-Mierdensgasthuis toe tussen erf van Willem van Rode en erf van het hospitaal met een openbare weg ertussen, aan Cornelis en Rutger zonen van wijlen van Jan Meyensvoort en aan Jan zoon van wijlen Jan de Greve. Genoemde Rutger en Willem Aartsz. van Zeeland als man van Peterke dochter van wijlen Jan van Meyensvoort droegen op 23 augustus 1490 twee derde delen van die helft, toen bestaande uit drie kameren, over aan genoemde Jan de Greve.3
 solvendis, ut dicebat; insuper hereditarius redditus ---; insuper hereditaria pactio ---; insuper hereditaria pactio --- supradicto Theoderico filio quondam Lamberti de Beerze predicti cesserunt in partem ---. Datum xix decembris.
1.R. 1231, f. 214v.: Theodericus de Beerze, filius quondam Lamberti de Beerze, filii quondam Reyneri de Beerze, domum et cameram sibi adiacentem lateraliter cum suis fundo et attinentiis ac ortum, sitos extra murum opidi de Buscoducis inter dictum murum ex uno et inter hereditatem Elisabeth filie quondam Henrici die Zecker ex alio, tendentes a communi vico ad hereditatem dicte Elisabeth, filie quondam Henrici die Zecker; insuper ortum situm ibidem cum duobus pannitensoriis dictis ramen in eodem consistentibus inter hereditatem dicte Elisabeth ex uno et inter viam ad premissa e iure spectantem, ut dicebat, hereditarie supportavit Willelmo de Rode, filio quondam Iohannis de Rode ---. Datum ultima iulii.
2. R. 1265, f. 410: Willelmus filius quondam Willelmi dicti de Rode, filii quondam Iohannis dicti de Rode, domum et cameram sibi adiacentem lateraliter cum suis fundo et attinentiis et ortum sitos extra murum opidi de Buscoducis inter dictum murum ex uno et inter hereditatem Elizabeth filie quondam Henrici dicti Zecker ex alio; insuper ortum situm ibidem cum duobus pannitensoriis? dictis ramen in eodem consistentibus inter hereditatem dicte Elizabeth ex uno et inter hereditatem Luytgardis relicte quondam Gobelini dicti vanden Berge ex alio, simul cum iure utendi? ad premissa de iure spectante, supportatos Willelmo de Rode, filio quondam Iohannis dicti de Rode, a Theoderico de Beeerze, ut dicebat, hereditarie supportavit Petro filio quondam Iohannis Prijker ---, excepto hereditario censu trium et dimidii librarum monete minus enen willelmus tuyn hospitali virorum quondam magistri Ade de Myerde annuatim exinde e iure solvendo ---. Datum xiii ianuarii. Rodolphus filius Ghijsberti Heymerix, maritus et tutor legitimus ut dicebat Iohanne sue uxoris, filie quondam Wolteri Neysen?, ab eodem et quondam Aleyde filia quondam Wolteri de Rode pariter genitus, et Gerardus filius Wolteri Colen tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Iohanne sue uxoris, filie quondam Iohannis Pontheniers, filii quondam Aleydis relicte dicti quondam Willelmi de Roede, super premissis et iure ad opus dicti Petri hereditarie renunciaverunt ---. Testes, datum supra.
3.R. 1259, f. 211: Notum sit universis quod cum Henricus filius quondam Iohannis Valkenborch medietatem hereditatis cum suis edificiis et orto, site extra murum opidi de Buscoducis, et que medietas hereditatis supradicte nunc tres camere cum earum fundis esse dinoscuntur et site sunt ibidem retro versus austrum magis propinquius domui hospitali virorum pauperum fundatis olim domini Ade de Myerde inter hereditatem Willelmi de Rode ex uno et inter hereditatem dicti hospitalis, quodam communi via interiacente, ex alio, hereditarie supportasset Cornelio, Rutgero et Iohanni die Greve predictis (= Cornelio et Rutgero fratribus, filiis quondam Iohannis de Meyensfoert, et Iohanni die Greve, filio quondam Iohannis), prout in litteris, constituti igitur coram scabinis infrascriptis dictus Rutgerus necnon Willelmus de Zeelant, maritus ut supra (= Willelmo de Zeelant, filio quondam Arnoldi, marito et tutori legitimo Petre sue uxoris, filie dicti quondam Iohannis de Meyensvoert), duas 3as partes, ad ipsos ut dicebant spectantes in premissis hereditarie supportaverunt dicto Iohanni die Greve ---. Testes, datum supra (= xxiiia augusti).

Martin W.J. De Bruijn, november 2005