I. Westelijk deel Hinthamerstraat 74
Deze bebouwing bevindt zich onmiddellijk ten Oosten van het zogeheten Heilige-Geest- of Geefhuis (het tegenwoordige Hinthamerstraat 72). Het huidige nummer 74 is samengesteld uit een viertal bebouwingscomplexen (II t/m IV).1 Perceel I was in het begin van de vijftiende eeuw in handen van Hubrecht van Gemert, daarna van diens erfgenamen. In de loop van de vijftiende eeuw werd het verworven door de familie Back, die al door vererving bezitter was geworden van het hierna te behandelen perceel III. Het tussenliggende perceel II werd aldus in de zestiende eeuw aan drie zijden door bezit van de familie Back omsloten.
Anders dan de percelen II tot en met IV liep het onderhavige perceel door tot achter aan de stadsmuur. We komen het van voor naar achteren als belending tegen van de percelen II, III en V.
II. Westelijk middendeel Hinthamerstraat 74
Dat tussen perceel I en perceel II een weg heeft gelegen, vernemen we uit een schepenakte van 27 februari 1413, waarin Otte zoon van wijlen Willem zoon van wijlen Otte natuurlijke zoon van wijlen Herbrecht van Houthem de helft van het betreffende erf overdroeg aan Dirk Jansz. van der Hautart. Otte had het erf met zijn bebouwing gekocht van Bertoud zoon van wijlen Jan Voget, aan welke overdracht ook Bertouds broer Willem Schelpe (?) zijn toestemming had gegeven. Het goed werd in 1413 gesitueerd tussen een weg van de Hinthamerstraat naar de Dieze langs de hele lengte van het erf en tussen erf van heer Gerlach van Gemert (perceel III). Aan de voorzijde bedroeg de breedte 33½ voet en achter 36 voet.2
Op 15 april 1430 werd het namens de kinderen van wijlen Dirk van der Hautart voor drie jaar verhuurd tegen een huur van 28 arnoldusgulden per jaar, aan Willem van Uden, zoon van wijlen Willem van Geffen. Het complex werd daarbij omschreven als een huis, erf en tuin tegenover het Sint-Janskerkhof bij het erf van Jan van Gemert - dit wil zeggen perceel III - aan de ene zijde en tussen een weg die gaat naar het erf van de erfgenamen van Hubrecht van Gemert (perceel I) aan de andere zijde. Het complex strekte zich uit van de straat tot aan de Dieze.3
Volgens een niet voltooide schepenakte van 21 of 22 juni 1431 had Otte Willem Ottenz. het complex verkregen van Reinier Schade. Daarna hadden Otte en zijn vrouw Bele het in hun testament aan de kinderen van wijlen Dirk van der Hautart vermaakt. Deze gegevens komen niet overeen met die in bovengenoemde huurceel, maar zij verdienen enig vertrouwen omdat bij deze gelegenheid als
1. | Dit complex is bouwhistorisch beschreven door A. van Drunen en H. Becks, 'Oude gebouwen achter jongere gevels. Over de bouwgeschiedenis van het Geefhuis en het Bisschoppelijk Hof', in: H. Willems e.a. ed, De onderste steen boven. 25 jaar bouwhistorie in 's-Hertogenbosch (z.pl. z.j. [2000]) 114-122. Gegevens over de eigendomssituatie vanaf de zestiende eeuw zijn te vinden in: A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch III (1914) 179-196.
|
2. | GAH, R 1188, f 361: Otto filius quondam Willelmi, filii quondam Ottonis filii naturalis quondam Herberti van Houthem, medietatem hereditatis site in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem domini Gerlaci de Ghemert ex uno et inter quandam viam tendentem ibidem a dicto vico Hijnthamensi per longitudinem dicte hereditatis retrorsum usque ad aquam ibidem currentem ex alio, et que hereditas predicta tendit a predicto vico Hijnthamensi retrorsum usque ad predictam aquam, et que hereditas predicta in anteriori sua parte latitudine XXXIII et dimidie pedatarum dictarum hamervoet et in posteriori eius parte latitudinem XXXVI huiusmodi pedatarum continebit, simul cum omnibus et singulis edificiis in dicta medietare hereditatis consistentibus, quam hereditatem cum suis edificiis Bertholdus filius quondam Iohannis Voget hereditarie vendiderat ac supportaverat dicto Ottoni, prout in litteris, et cui supportationi Willelmus quondam Schelpe? frater dicti Bertholdi, suum adhibuit consensum, ut dicebat, hereditarie vendidit Theoderico filio Iohannis vander Haurart, supportavit.
|
3. | GAH, R 1200, f 225 (15 april 1430): domuni, aream et ortum, sitos in Buscoducis in vico Hintamensi in opposito cimiterii ecclesie sancti Iohannis evangeliste iuxta hereditatem quondam Iohannis de Gemert ex uno et inter viam quandam que tendit versus hereditatem heredum quondam Huberti de Gemert ex alio, tendentes a communi vico ad aquam ibidem. Op 1 december 1430 erkende de zaakwaarnemer van Dirk van der Hautart 28 arnoldusgulden te hebben ontvangen als huur van dit goed (GAH, R 1201, f 298v).
|
gebruikelijk - anders dan bij de verhuur - ook de oudere overdrachtsakten werden overlegd.1 Maar de akte is niet afgemaakt en de transactie is dus niet doorgegaan. Op 5 december 1431 echter droegen de kinderen van wijlen Dirk van der Hautart het goed daadwerkelijk over aan Hendrik van Dordrecht en Elizabet weduwe van Hendrik van Ammerzoden. Hierbij werd gesproken van een erf van Otte de Brouwer, daarna van Dirk van der Hautart, maar verderop in de akte werd gezegd dat Otte Willem Ottenz. het van Reinier Schade had verkregen.2 Oudere gegevens werden vooralsnog niet getraceerd, zodat de werkelijke gang van zaken niet duidelijk is.
Op 1 juli 1455 droeg Elizabet het erf over aan jonkvrouw Mechteld weduwe van Willem zoon van wijlen Herman van Oss,3 die het op haar beurt op 12 juli 1457 transporteerde aan de stadssecretaris Rutger van Arkel.4
Deze droeg het complex op 18 december 1458 weer over aan de zojuist genoemde Mechteld5 en zij op haar beurt op 26 augustus 1463 aan heer Niclaas van der Poorten, kanunnik van de Sint-Jan.6 Deze transporteerde op 10 juli 1469 aan Gerard zoon van wijlen Hendrik van Meerlaar.7 Op 30 maart 1491 droeg Gerards weduwe, Aleid, haar vruchtgebruik over aan hun beider zoon mr. Meus en dochters Engel en Hendrikske. De twee laatsten droegen hun deel vervolgens over aan Meus.8
Dit alles levert de volgende reeks bezitters op:
Bertoud Jansz. Voghet (en broer Willem Schelpe?) »
Otto zoon van Willem zoon van Otte natuurlijke zoon van Herbrecht van Houthem helft 27 februari 1413 »
Dirk van der Hautart
Reinier Schade »
Otte Willem Otte Herbrechtsz. de Brouwer x Aleid bij testament »
Beel en Mechteld dochters van wijlen Dirk van der Hautart 5 december 1431 »
Hendrik van Dordrecht en Elizabet weduwe van Hendrik van Ammerzoden
Elizabet weduwe van Hendrik van Ammerzoden 1 juli 1455 »
Mechteld weduwe van Willem Herrnansz. van Oss 12 juli 1457 »
Rutger van Arkel 18 december 1458 »
Mechteld weduwe van Willem Hermansz. van Oss 26 augustus 1463 »
1. | R 1201, f 254 (21 of 22 juni 1431): Notum sit universis [quod cum] Otto filius quondam Willelmi Otten zoen hereditatem quondam Ottonis Braxatoris, postea Theoderici vander Hautart, sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi iuxta hereditatem Gerlaci de Ghemart, erga Reynerum Schaden acquisivisset, prout in litteris; et cum deinde dicto Otto et Aleydis eius uxor inter cetera in eorum testamento ultra certa legata ineodem testamento contento omnia et singula alia sua bona legassent Bele et Mechtildi liberis quondam Theodericivander Hautart, prout in quodam instrumento publico dicebatur contineri, constitute igitur dicta Bela er Mechtildis cum tutore dictam hereditatem cum suis edificiis in eadem consistentibus, prout ibidem sita est inter hereditatem quondam Huberti de Ghemart et inter hereditatem olim Gerlaci de Ghemart, nunc ad Arnoldum Wolphardi spectantem, ex alio, tendentem a communi platea ad communem aquam ibidem fluentem, ut dicebant, hereditarie supportaverunt Arnoldo Berwout, filio naturali quondam Martini Berwout.
|
2. | R 1202, f 21v (5 december 1431): (..) et (..fil)ius Iohannis Arts s. maritus ut supra (= Mechtildis filia quondam Theoderici vander Hautart atque Iohannes filius Iohannis Arts s., maritus et tutor Bele sue uxoris, filie quondam Theoderici predicti) cum tutore, hereditatem quandam Ottonis Braxatoris, postea Theoderici vander Hautart, sitam in Buscoducis in vico Hinthamensi iuxta hereditatem Gerlaci quondam de Gemert, nunc Arnoldi Wolfardi, ex uno, et inter hereditatem quondam Huberti de Gemert ex alio, tendentem a communi vico ad aquam ibidem fluentem dictam die Diese, quam hereditatem predictam Otto filius quondam Willelmi Otten s. erga Reynerum Scaden acquisierat, prout in litteris, et quam hereditatem dictus Otto Mechtildi et Bele predictis in suo testamento legaverat, ut dicebant, hereditarie supportaverunt mihi ad opus Henrici de Dordrecht et ad opus Elisabeth relicte quondam Henrici de Amerzoyen.
|
3. | R 1225, f 295v.
|
4. | R 1227, f 269.
|
5. | R 1229, f 34.
|
6. | R 1232, f 401.
|
7. | R 1238, f 230v-231.
|
8. | R 1260, f 434v.
|
Nicolaas van der Poorten, kanunnik, 10 juli 1469 »
Gerard Hendriksz. van Meerlair »
Aleid weduwe van Gerard van Meerlair vruchtgebruik 30 maart 1491 »
haar kinderen: Mens, Engel en Hendrikske
Engel en Hendrikske hun deel 30 maart 1491 »
Meus van Meerlair
III. Oostelijk middendeel Hinthamerstraat 74
Omstreeks 1430 is dit complex in bezit gekomen van Aart Wolferts. Volgens een niet afgemaakte akte, die staat tussen akten van 19 juni 1430, droeg jonkvrouw Margriet weduwe van Geerling van Gemert haar vruchtgebruik op het complex over aan (haar zoon) meester Geerling en droeg deze het complex zelf vervolgens over aan Aart Wolferts.1 Hoewel geen voltooide schepenakte van een dergelijke overdracht kon worden getraceerd, moet deze toch wel hebben plaatsgehad en is Aart Wolferts inderdaad bezitter van het goed geworden. In een akte betreffende het aangrenzende perceel IV wordt hij al op 6 augustus 1431 als zodanig genoemd .2
Het goed wordt in de niet afgemaakte akte omschreven als 'stenen huis, erf en tuin van wijlen Jan van Gemert, later van genoemde Geerling, gelegen in 's-Hertogenbosch in de Hinthamerstraat tussen erf van Jan van Erp, zoon van Leunis, aan de ene en tussen erf van wijlen Dirk van der Hautart, later van Otte Willem Ottenz., aan de andere zijde, strekkende van de openbare straat over het water tot aan erf van Hubrecht van Gemert'. Zoals hierboven is uiteengezet, was de laatste de toenmalige bezitter van perceel I, Otte Willem Ottenz. die van perceel II.
Aart Wolferts, als schepen vermeld in 1421 en 1428, was overigens al in 1426 bezitter van een achter perceel III gelegen stuk uit het erf van wijlen Hubrecht van Gemert. Op 4 januari van dat jaar droeg hij een stuk van een stenen muur, werf geheten, op bepaalde voorwaarden over aan Hendrik Steenwech, de bezitter van het hierna te behandelen complex achter In den Boerenmouw (V). Er zal bij de behandeling van dit laatste perceel nader op worden ingegaan. Het stenen huis zelf moet eerst nog in bezit zijn geweest van Rutger van ArkeL Volgens een schepenakte van 23 mei 1467 zou Aart Wolferts het van deze Van Arkel hebben gekocht, wat echter niet kon worden getraceerd; de gevonden gegevens wijzen erop dat het afkomstig was van Geerling van Gemert.
Op de zojuist genoemde datum werd het complex, met een daarop rustende cijns, door de rechtsopvolgers van Aart Wolferts - te weten Bertout Back en zijn zoon Jan - overgedragen aan Johanna weduwe van Peter van Best, dochter van wijlen Aart Stamelart van Uden. Ook het over het water gelegen achterhuis werd op diezelfde dag aan haar overgedragen.4
1. | R 1200, f 113v: Domicella Margareta relicta quondam Gerlaci de Gemert, cum tutore, usufructum sibi ut dicebat competentem in domo lapidea, area et orto quondam Iohannis de Gemert, postea dicti Gerlaci, sitis in Buscoducis in vico Hintamensi inter hereditatem Iohannis de Erp, filii Leonii, ex uno et inter hereditatem quondam Theoderici vander Hautart, postea Ottonis Willelmi Otten s., ex alio, tendentibus a communi vico ultra aquam ad hereditatem quondam Huberti de Gemert, ut dicebat, legitime supportavit magistro Gerlaco de Gemert ---. Quo facto idem magister Gerlacus domum, aream et ortum cum omnibus suis attinentiis hereditarie supportavit Arnoldo Wolphardi ---.
|
2. | R 1201, f 269v: inter hereditatem quondam Iohannis de Ghemart, nunc Arnoldi Wolphardi, ex uno et inter quendam viculum communem ibidem situm ex alio.
|
3. | B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (Assen-Maastricht 1986) 263.
|
4. | R 1236, f 281v-282: Bertoldus Back et Iohannes Back eius filius, ab eodem Bertoldo et quondam domicella Maria filia quondam Arnoldi Wolphardi partiter genitus, domum lapideam et aream Iohannis de Gemert, filii quondam Iohannis de Gemert, sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem domini Nicolai de Enode, decani olim ecclesie de Buscoducis, ex uno et inter hereditatem Ottonis Herbrechtss. ex alio, quam domum et aream Arnoldus Wolphardi erga Rutgerum de Arkel acquisierat; insuper hereditariam pactionem duorum modiorum siliginis mensure de Buscoducis, solvendam hereditarie Purficationis et in Buscoducis tradendam de et ex domo, area et orto sitis in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem Iohannis de Erpe, filii quondam Leonii, ex uno et inter hereditatem quondam Ottonis filii quondam Willelmi Ottens. ex alio, quam pactionem magister Arnoldus de Weylhusen ad opus Arnoldi Wolphardi erga Petrum Marsse institorem acquisierat, hereditarie supportavit domicelle
|
Dit achterhuis werd op 19 november 1482 door Johanna overgedragen aan Jan zoon van wijlen Jan Dachverlies. Het werd hierbij omschreven als 'een achterhuis en tuin ( ... ) over het water aldaar en tussen het erf van Melis van den Heuvel (hierna onder V-A) met een gracht ertussen aan de ene en tussen het overige erf van Bertoud Back en zijn zoon Jan (I) aan de andere zijde, strekkende van het water achter tot aan het erf van genoemde Bertoud en Jan'. De tuin was 78 voet lang en 58 voet breed. Bertoud en Jan behielden een dakdrup ter lengte van 16 voet bij het erf van Melis van den Heuvel en het gebruik van de gracht aldaar.1 Op dezelfde dag droeg Johanna ook over aan Jan Dachverlies het vóór laatstgenoemd complex staande stenen huis van Jan van Gemert, zoon van wijlen Jan van Gemert, staande aan de Hinthamerstraat (III-A). Dit huis werd hierbij gesitueerd tussen het erf van Nicolaas van Enode, deken van de Sint-Janskerk en het erf van Otto Herbrechtsz.2 Het eerstgenoemde was het hierna te behandelen perceel IV, het andere perceel II. De opgegeven belendingen beantwoordden in 1482 overigens niet meer aan de bestaande toestand; er zijn vroegere bezitters vermeld. Ook dit huis was van Bertoud Back en zijn zoon Jan geweest.
Jan Dachverlies bleef niet lang in het bezit van dit stenen huis en het eerdergenoemde achterhuis: op 16 december van hetzelfde jaar droeg hij beide over aan Jan Back. Deze heer Jan, ridder, gaf kort hierna, op 2 januari 1483, zijn vader Bertoud het recht om 'het huis, erf en tuin eertijds van jonkvrouw Johanna weduwe van Peter Goiartsz. van Best, later van Jan Dachverlies, nu van genoemde heer Jan' gedurende zijn leven te bewonen en naar believen te gebruiken.3
Het complex bleef hierna meer dan tachtig jaar in handen van de familie Back. De erfgenamen van Jan Back droegen het complex op 28 augustus 1563 over aan jonkheer Reinier van Brederode. De schepenakte drukt het aldus uit: Die voirgenoemde joncheer Jan van Wijtenhorst ende joncfrouwe Margareta per totum ut supra in contractu A signato - dit wil zeggen joncheer Jan van Wijtenhorst, drossaert van Montfoert, als man ende moinbaer van joncfrouwen Margarieten van Breederoede, sijne geselinne, dochtere wijlen joncheer Wolffarts van Bredroede, heere tot Cloetinge etc. - een
| Iohanne relicte quondam Petri de Best, filie quondam Arnoldi Stamelart de Uden --- si ex dicta domo lapidea et area imposterum via iuris inventum fuerit plus fore solvendum quam census domini nostri ducis, hereditarius census decem librarum mense sancti Spiritus in Buscoducis et dicta pactio duorum modiorum siliginis exinde solvendi, hoc plus deponent omnino. Testes Ricoldus et Ghijsselen. Datum XXIII maii, sabbato post Penthecostes. Dictus Bertoldus et Iohannes ut supra domum posteriorem et ortum, sitos ibidem ultra aquam inter hereditatem Amelii vanden Hoevel, fossato quodam inferiacente, ex uno et inter hereditatem reliquam dictorum Berloldi et Iohannis ex alio, tendentes ab aqua retrorum ad hereditatem dictorum Bertoldi et Iohannis, qui ortus continet lateraliter septuagintaocto pedatas in longitudine (f 282) et finaliter iuxta hereditatem dictorum Bertoldi et Iohannis quinquagintaocto pedatas in latitudine, salvis dictis Bertoldo et Iohanni suis stillicidiis ad longitudinem sedecim pedatarum iuxta hereditatem Amelii vanden Hoevel predictam, simul cum iure dictis venditoribus competentibus in fossato predicto, simul cum stillicidiis dicti orti lateraliter et finaliter aliunde!, prout dicta domus posterior et ortus ibidem in suis pontibus, iuribus et attinentiis ibidem siti sunt, ut dicebat, hereditarie vendiderunt domicelle Iohanne (prout) in contractu precedente ---. Testes, datum supra. |
1. | R 1252, f 72v-73: domum posteriorem et ortum, sitos in Buscoducis in vico Hijnthamensi ultra aquam ibidem inter hereditatem Amelii vanden Hoevel, fossato quodam interiacente, ex uno et inter hereditatem reliquam Bertoldi Back et Iohannis eius filii, ab eodem Bertoldo et quondam domicella Maria filia quondam Arnoldi Wolphardi pariter geniti, ex alio, tendentes ab aqua retrorsum ad hereditatem dictorum Bertoldi et Iohannis, qui ortus continet lateraliter septuagintaocto pedatas in longitudine et finaliter iuxta hereditatem dictorum Bertoldi et Iohannis quinquagintaocto pedatas in latitudine, salvis dictis Bertoldo et Iohanni suis stillicidiis ad longitudinem sedecim pedatarum iuxta hereditatem Amelii vanden Hoevel predicti, simul cum iure Bertoldo et Iohanni eius filio olim competente in fossato predicto, simul cum stillicidiis dicti orti lateraliter et finaliter aliunde?.
|
2. | R 1252, f 72v-73: domuni lapideam er aream Iohannis de Ghemart, filii quondam Iohannis de Gemart, situm in Buscoducis in vico Hyntamensi inter hereditatem domini Nycolai de Enode, decani olim ecclesie in Buscoducis, ex uno et inter hereditatem Ottonis Herbrechss. ex alio.
|
3. | R 1252, f 79: Dominus Iohannes Back, miles, palam recognovit et super omnia et habenda micht ad opus Bertholdi Back, sui patris, promisit quod idem Bertholdus vita eiusdem Bertholdi durante domum, aream, ortum olim domicelle Iohanne relicte quondam Petri Goyarts s. de Best, depost Iohannis Dachverlies, nunc dicti domimi Iohannis, inhabitare poterit er eisdem ad suum commodum et profectum uti, absque dolo vel fraude.
|
huijs, erve, hoff, boogaert, beempt, poorten ende andere structuren met hunnen rechten ende toebehoirten staende binnen der stadt van sHartoigenbossche inde Hijnthamerstraet tegen sint Jans kercke over, tussen den huysen ende erven van wijlen Everarden van Doern, Jans Boeyens alias van Rysingen ende den convent vanden susteren van Orthen aen d'een zijde ende den huysen ende erven vanden Heijligen Gheest binnen der voirs. stadt ende van Henricxken Colen aen d'ander zijde, streckende vander gemeijnder straeten totter stadt walle, soe zij seeghden, welcke huijse, erff, hoff, boegart, poorten ende beempt met zijnen rechten ende toebehoirten der voirs. joncfrouwe Margareta bij wijlen vrouwe Adriana van Wijlich, weduwe wijlen heeren Jans Back, ridder, in haeren testamente beset ende gemaict weere geweest, soe zij seeghde, hebben wij wittelijcken ende erffelijcken opgedragen ende overgegeven joncheer Reijneren van Breederoede, heere tot Cloetinge, Asten, Voshol etc.1
Als belendingen worden hier aangegeven Everard van Doren (IV), Jan Boeyens alias van Rijsingen (V-A) en het Orthenklooster (achter V-B) aan de ene zijde en aan de andere kant Hendrikske Colen (perceel II) en het Geefhuis. Het complex strekte zich uit tot aan de stadswal.
Dit alles levert de volgende reeks van bezitters op:
Jan van Gemert »
Geerling van Gemert »
weduwe Margriet [19 juni 1430?] vruchtgebruik »
haar zoon mr. Geerling [19 juni 1430?] »
Aart Wolferts »
dochter Maria x Bertoud Back »
deze laatste en zoon Jan 23 mei 1467 »
Johanna weduwe van Peter van Best, dochter van wijlen Art Stamelart van Uden 19 november 1482 »
Jan Dachverlies 16 december 1482 »
Jan Back, ridder »
zijn weduwe, Adriana van Wijlick »
erfgenamen 28 augustus 1563 »
Reinier van Brederode, heer van Kloetinge, Asten, Voshol etc.
IV. Oostelijk deel Hinthamerstraat 74
In het begin van de vijftiende eeuw was dit goed, dat afkomstig was van de deken van de Sint-Jan, Nicolaas van Enode (ook wel van Enen), in het bezit van Arnoud van Enode, zoon van Jan van Houweningen. Deze verhuurde het op 13 januari 1420 voor vier jaar aan Wouter Woutersz. van Oss. Het complex werd bij die gelegenheid omschreven als een stenen voor- en achterhuis en hun erven en gesitueerd tussen erf van Mechteld weduwe van Jan van Gemert en haar zoon Geerling en tussen een openbare steeg van de Hinthamerstraat tot aan de Dieze.2
Acht jaar later was Jan Leunisz. van Erp de bezitter van het goed. Op 6 februari 1428 verkocht hij er een cijns van 10 pond uit aan Mechteld Willemsdr. Loyer,3 die op haar beurt de helft ervan op 29 juni 1429 overdroeg aan haar broer Jacob Loyer.4 Op 29 september 1431 verkocht Jan van Erp het goed aan Jan van Weert, die het op zijn beurt voor zes jaar verhuurde aan Jan van Erp.5
Van transport zal geen sprake zijn geweest, want op 22 april 1439 droeg Jan Leunisz. van Erp het goed over aan de kanunnik Jan van de Velde. Het complex werd toen omschreven als de huisplaats
1. | R 1385, f 574-574v.
|
2. | R 1191, f 51: Arnoldus de Enode, filius quondam Iohannis de Houwenyngen, locavit recto locationis modo Woltero de Os, filio quondam Wolteri, domum suam lapideam anteriorem et posteriorem atque areas earundem, sitas in Buscoducis in vico Hyntamensi inter hereditatem Mechtildis relicte quondam Iohannis de Gemert et Gerlaci eius filii ex uno et inter communem viculum tendentem a dicto vico Hintamensi retrorsum usque ad Diesam ibidem fluentem.
|
3. | R 1198, f 174.
|
4. | R 1199, f 245.
|
5. | R 1201, f 291.
|
van het stenen huis en erf van wijlen heer Nicolaas van Enen (Enode), eertijds deken van de Sint-Jan. Als belendingen werden hierbij opnieuw aangeduid het erf van Gerlach van Gemert en de steeg, waarvan nu vermeld werd dat zij strekte van de Hinthamerstraat naar het water toe tot aan de brug die van wijlen Gerlach Knode was. Jan van Erp had het complex verkregen van de kinderen van Arnoud van Enode. Er is in de akte sprake van bebouwing op die huisplaats, die kennelijk niet meer uit het vroegere stenen huis van Nicolaas van Enode bestond. Waarschijnlijk is dit afgebrand bij de grote stadsbrand van 1419.1
Op 30 april 1453 beloofde heer Jan aan Margriet dochter van wijlen Zeger van Bommel een lijfrente van 3½ mud rogge in ruil voor twee pachten. Ook mocht Margriet, waarschijnlijk zijn huishoudster of levensgezellin, zo lang zij leefde een bed van 2½ el lang in het huis behouden.2
Heer Jan van de Velde is kort hierop overleden. Op 14 januari 1454 droegen de uitvoerders van zijn testament het goed over aan Elizabet weduwe van Hendrik van Ammerzoden. Deze droeg het om 3 april van hetzelfde jaar over aan haar kinderen Dirk en Jan en hun zwager Everard van Deurne.3
Op 28 augustus 1488 beloofden Jan van Ammerzoden, schout van Peelland, en Hendrik van Deurne namens zijn moeder, die een zuster van Jan van Ammerzoden was, aan Govert Grotart van Oss, die het huis voor zes jaar gehuurd had, dat zij het gedurende die termijn gezamenlijk zouden onderhouden.4
Op 4 juli 1492 droeg Margriet weduwe van Everard van Deurne haar aandeel in het huis, afkomstig van haar moeder Elizabet van Ammerzoden, over aan mr. Jan van Deurne. Het complex werd bij die gelegenheid omschreven als huis en erf en achterhuis tegenover de Sint-Janskerk tussen een steeg waardoor men naar het woonhuis (mansio) van de biechtvader van de zusters van Orthen gaat aan de ene kant en tussen erf van Bertoud Back, heer van Asten, aan de andere kant, strekkende van de openbare straat tot aan het openbare water.5 Op 28 september 1493 verkochten Lucas, Everard en Jan, zonen van wijlen Jan van Ammerzoden, hun aandeel aan mr. Jan van Deurne.6 Op 11 augustus 1529 ten slotte droeg deze laatste het complex weer over aan zijn moeder in vruchtgebruik en aan haar kinderen ten erfelijken rechte.7
Opeenvolgende bezitters van dit perceel:
Nicolaas van Enode, deken van de Sint-Jan
Arnoud van Enode, zoon van wijlen Jan van Houweningen »
Jan Leunisz. van Erp 22 september 1439 »
Jan van de Velde, kanunnik
erfgenamen 14 januari 1454 »
Elizabet weduwe van Hendrik van Ammerzoden 3 april 1454 »
1. | R 1209, f 212: Iohannes de Erpe, filius quondam Leonii de Erpe, domistadium domus lapidee et aree quondam domini Nycolai dicti de Enen, olim decani ecclesie sancti Iohannis ewangeliste in Buscoducis, situm in vico Hijnthamensi in opposito ecclesie sancti Iohannis ewangeliste, ibidem inter hereditatem Gerlaci de Gemert ex uno et inter quendam viculum ibidem tendentem ab eodem vico retrorsum versus aquam usque ad pontem qui fuerat quondam Gerlaci dicti Knode ex alio, quod domistadium domus lapidee et aree dictus Iohannes de Erpe erga Wolterum filium Arnoldi de Enen, Emondum filium naturalem Arnoldi dicti die Rover, filii quondam domini Emondi dicti Rover, militis, maritum et tutorem legitimum Luytgardis sue uxoris, atque Henricum filium quondam Iohannis dicti Gielis soen, maritum et tutorem legitimum Iohanne sue uxoris, filiarum Arnoldi dicti de Enen, emendo acquisierant, prout in litteris, hereditarie supportaverunt domino Iohanni de Campo, canonico ecclesie collegiate sancti Iohannis ewangeliste in Buscoducis, simul cum edificiis in eodem domistadio consistentibus.
|
2. | R 1223, f 71v.
|
3. | R 1224, f 27.
|
4. | R 1257, f 98v. Zie ook R 1257, f 390v (5 september 1488).
|
5. | R 1261, f 288v: totam partem et omne ius ad ipsam ut dicebat spectantes in domo et area ac domo posteriori ac aliis suis iuribus et attinentiis olim domicelle Elizabet de Amerzoyen sue matris, sitis in Buscoducis ad vicum Hynthamensem in oppositum cymitherii ecclesie sancti Johannis evangeliste inter quemdam viculum quo itur versus mansionem patris confessoris sororum de Orten ex uno et inter hereditatem Bertoldi Back, domini temporalis de Asten, ex alio, tendentibus a communi vico usque ad communem aquam ibidem fluentem.
|
6. | R 1262, f 414v.
|
7. | R 1310, f 400.
|
kinderen Dirk en Jan en hun zwager Everard van Deurne
Margriet weduwe van Everard van Doerne haar recht 4 juli 1492 »
mr. Jan Everardsz. van Deurne
Lucas, Everard en Jan, zonen van wijlen Jan van Ammerzoden, hun aandeel 28 september 1493 »
mr. Jan Everardsz. van Deurne, kanunnik, 11 augustus 1529 »
Margriet weduwe van Everard van Deurne (vruchtgebruik) en haar kinderen (erfelijk)
V. Achter het straatje In den Boerenmouw over het water
De bebouwing achter het straatje In den Boerenmouw is al vroeg in drie verschillende kavels uiteengevallen. In het begin van de vijftiende eeuw stond er als hoofdbebouwing het woonhuis Geerling Knode alias metten Brode (perceel V-B). Ervóôr, naar het water toe, lag een plaatsje. Al vroeg is er ook aan weerzijden van dit plaatsje bebouwing ontstaan (hierna te behandelen als perceel V-A aan de westzijde en perceel V-C aan de oostzijde).
V-A. Westelijk deel In den Boerenmouw over het water
Op deze plek zijn in 1989 de opgravingen verricht. Helaas zijn de aangetroffen vermeldingen van de bebouwing op deze plek schaars. Voor de periode na 1500 kan dit mede een gevolg zijn van de gebrekkige indicering van de schepenprotocollen.
Op 23 december 1395 gaf Geerling zoon van wijlen Geerling Cnode alias genaamd metten Brode een erf aldaar, voor de hertogcijns van 2 groten en voor 12 pond per jaar aan Geerling, in erfelijke cijns aan Thomas van Hintham. Het werd gesitueerd over het water in het erf van wijlen Geerling Cnode tussen erf van de gebroeders Jan en Hubrecht van Gemert aan de ene en erf van eerstgenoemde Geerling aan de andere zijde. Het erf was 143½ voet lang, te meten vanaf het water tot aan het erf van eerstgenoemde Geerling en vóór aan het water 45½ voet breed en achter 40½ voet. Er stond bebouwing op. De verkrijger verkreeg ook het gebruik van de weg die leidde van de steeg langs het erf van wijlen heer Nicolaas van Enode naar het water toe, namelijk de weg van genoemde steeg tot aan de brug van wijlen Geerling en het recht om die weg en brug samen met andere bewoners te gebruiken tot aan de bebouwing op het erf. Dat het om een verdeling in drieën van het oorspronkelijke erf ging, blijkt uit de voorwaarden: Thomas moest voor een derde deel bijdragen in de onderhoudskosten van weg en brug, Geerling voor de overige twee derde delen. Verder moest Thomas zijn erf beheymen en mocht niet zodanig in de tuin achter het huis bouwen dat aan de bebouwing van Geerling licht zou worden ontnomen.1
1. | R 1180, f 521: Gheerlacus filius quondam Gheerlaci Cnode alias dicti met den Broede quandam hereditatem sitam in Buscoducis ad vicum Hijnthamensen ultra communem aquam ibidem currentem in hereditate dicti quondam Gheerlaci Cnode inter hereditatem Iohannis de Ghemert et Huberti de Ghemert sui fratris ex uno et inter aliam hereditatem primodicti Gheerlaci ex alio, et que hereditas primodicta continet centum et XLIII et dimidiam pedatas in longitudine, mensurando a dicta communi aqua retrorsum iuxta dictam aliam hereditatem primodicti Gheerlaci, et que hereditas primodicta continet ante iuxta dictam aquam quadragintaquinque et dimidiam pedatas et retro in fine primodicte hereditatis XL et dimidiam pedatas in latitudine, prout huiusmodi hereditas primodicta ibidem sita est et limitata, cum edificiis in predicta hereditate consistentibus et cum pleno iure utendi perpetue quadam via tendente a comtnuni viculo tendente a dicto vico Hijntamensi iuxta hereditatem quondam domini Nycholai de Enode usque ad dictam communem aquam, scilicet illa que tendit a dicto viculo usque ad pontem dicti quondam Gheerlaci Cnode ibidem consistentem, et huiusmodi ponte scilicet eundi, redeundi et pergendi per eandem viam et per dictum pontem usque ad domum consistentem in predicta hereditate, ut dicebat, similiter primodicto Gheerlaco et aliis personis pro tempore in dicta alia hereditate primodicti Gheerlaci pro tempore commoraturis, dedit ad hereditarium censum Thome de Hijntham, ab eodem hereditarie possidendam pro duobus solidis? antiqui census domino duci ex primodicta hereditate de iure solvendis, dandis etc. atque pro hereditario censu XII librarum monete, dando dicto Gheerlaco ab anno hereditarie nativitatis Domini et mediatim Iohannis, et primo termino a nativitatis Domini proxime futuro ultra annuum etcetera deinceps, additis condicionibus sequentibus, videlicet quod dictus Thomas emptor et possessores pro tempore primodicte hereditatis tenebuntur et observabunt in bona dipositione unam terciam partem
|
Op 8 augustus 1406 droegen Jan van der Dussen en zijn zoons Jan en Hendrik die hij had verwekt bij Oda weduwe van wijlen Thomas van Hintham de helft in het erf weer over aan Geerling.1 Het lijkt erop dat deze dit complex op 27 april 1410 weer heeft overgedragen aan Jan zoon van Iwijn Stierke. Er wordt namelijk gesproken van 'het derde deel of daaromtrent van huis en erf in 's-Hertogenbosch achter de steeg strekkende van de Hinthamerstraat naar het openbare water, namelijk van het huis en erf waarin Geerling thans woont, gelegen over het voornoemde water, namelijk dat derde deel of daaromtrent dat gelegen is naar erf van Hubrecht van Gemert toe, zoals het aldaar gelegen is mr. Jan van Zinsich dat deel tegenwoordig bewoont'.2
Hierna vernemen we enige tijd niets van dit deel van het erf van Geerling Cnode. Mogelijk is het overgegaan door vererving. In het derde kwart van de vijftiende eeuw was dit goed in handen van Melis van den Hoevel. Op 19 december 1472 maakten zijn drie kinderen een erfdeling van een deel van zijn nalatenschap. Bij die deling viel aan zijn gelijknamige zoon melis, priester, ten deel 'een huis en erf samen met een ledig erf geheten een pleetsken'. Dit complex werd gesitueerd in een steegje van de Hinthamerstraat tegenover het Sint-Janskerkhof naar het erf van de zusters van Orthen over de stenen brug aldaar.3 Anderhalfjaar later, op 28 mei 1474, beloofde Melis een lijfrente van 8 gouden peters per jaar uit dit goed, dat hierbij ongeveer gelijkluidend omschreven werd, maar nu werd gesproken van huizen, erven en ledige erven, waarbij werd toegevoegd dat ze gelegen waren tussen het erf van de zusters tot aan het water (dus van noord naar zuid gemeten), en dat het zich uitstrekte van het erf van jonkvrouw Johanna van Uden tot aan de openbare plaats (dus van west naar oost).4
Hierna duurt het tot 1589 eer we weer een omschrijving tegenkomen. Op 18 december van dat jaar gaf Adriaan zoon van wijlen Peter van Acht als echtgenoot van Marie dochter van wijlen Jan van Rijsingen5 in erfelijke cijns voor 14 carolusgulden per jaar 'een huis, erf, tuin en ledig erf en achterhuis of brouwhuis' met toebehoren, dit wil zeggen inventaris en brauwgetauwe, 'gelegen in 's-Hertogenbosch bij de Hinthamerstraat in een steeg tegenover het Heilig Kruis gewoonlijk geheten den Boerenmouwe bij het klooster van Orthen tussen het erf van de allereerwaardigste bisschop van 's-Hertogenbosch aan de ene en tussen een straat of ledig er aan de andere zijde, strekkende van het openbare water tot het erf van het genoemde klooster van Orthen, en een tuintje aldaar over het water geheten die Diese achter het woonhuis (mansio) van jonkheer Jan Heijm'. De verkrjgster, Appollonia van Kersselaer van Antwerpen, verkreeg daarbij de last om naar rato bij te dragen aan de bouw van een brug.6 Het tuintje zal gelegen hebben achter het hier dadelijk onder B te behandelen complex,
| dicte vie et dicti pontis et primodictus Gheerlacus reliquas duas tercias partes eorundem vie erpontis; item quod dictus Thomas circumvallabit quod exponetur beheymen primodictam hereditatem perpetue, sic quod per eandem hereditatem primodictam primodicto Gheerlaco dampna non evenlant supra dictam aliam hereditatem primodicti Gheerlaci ibidem sitam; item quod dictus Thomas supra ortum situm retro domum consistentem in predicta hereditate nunquam edificabit aliquid per quod luminem poterit impediri in domo primodicti Gheerlaci consistente retro eundem ortum. |
1. | R 1184, f 385.
|
2. | R 1186, f 384v: terciam partem vel circiter domus et aree site in Buscoducis retro viculum tendentem a vico Hijnthamensi usque communem aquam, scilicet domus et aree in qua dictus Gerlacus ad presens moratur, site ultra predictam aquam, scilicet illa tercia pars vel circiter que sita est versus hereditatem Huberti de Ghemert, prout ibidem sita est et magister Iohannis van Zinsich ad presens huiusmodi partem ad presens inhabitat.
|
3. | R 1242, f 122v: domus et area simul cum quadam vacua hereditate dicta een pleetsken! ac ceteris suis iuribus et attinentiis dicti quondain Amelii, sita in Buscoducis in quodam viculo qui tendit a vico Hijnthamensi in oppositum cymitherii ecclesie sancti Iohannis versus hereditatem domus sororum de Orten ultra pontem lapideum ibidem.
|
4. | R 1242, f 64v: de et ex domibus, areis et vacuis hereditatibus eiusdem domini Amelii, sitis in Buscoducis in quodam parvo viculo tendente a vico Hijnthamensi versus domum sororum de Orten in oppositum ecclesie sancti Iohannis evangeliste inter hereditatem dictarum sororum ex uno et inter aquam ibidem fluentem ex alio, tendentibus ab hereditate domicelle Iohanne de Uden ad communem plaetzam ibidem ante sitam.
|
5. | Zoals uit het voorgaande al is gebleken, was deze Jan van Rijsingen was in 1563 al bezitter van dit goed.
|
6. | R 1406, f 340v-341: domum, aream, ortum et vacuam hereditatem et domum posteriorem seu domumbraxatoriam, cum omnibus suis iuribus et attinentiis, simul etiam cum omnibus suppellectilibus in eadem domo consistentibus et instrumentis braxatoriis dictis communiter een brauwgetauwe, sitis in Buscoducis
|
waaronder een groot huis dat midden tegenover de brug stond en waarop het straatje In den Boerenmouw dus eigenlijk met een ervoor gelegen plaats uitkwam.
Bezitters:
Geerling zoon van wijlen Geerling Cnode metten Brode 23 december 1395 »
Thomas van Hintham »
weduwe Oda, hertrouwd met Jan van der Dussen
Jan van der Dussen en kinderen Jan en Hendrik 8 augustus 1406 »
Geerling Cnode 27 april 1410 »
Jan Iwijnsz. Stierke
vererving?
Melis van den Heuvel »
drie kinderen 19 december 1472 erfdeling »
Melis van den Heuvel, priester
vererving?
Jan van Rijsingen »
dochter Marie, gehuwd met Adriaan Peterz. van Acht 18 december 1589 »
Appollonia van Kersselaer van Antwerpen
V-B. Hoofdbebouwing achter In den Boerenmouw over het water
Omstreeks 1400 stond er, tenminste als hoofdbebouwing, het woonhuis (domus mansionis) van Geerling Knode alias metten Brode. Op 23 november 1399 werd het door zijn ook Geerling geheten zoon voor drie jaar verhuurd aan Arnoud van Eindhoven.1
Na het overlijden van laatstgenoemde Geerling deed zijn zoon Iwijn het complex in een tweetal kavels van de hand. Om te beginnen verkocht hij het zuidoostelijk deel ervan - dit wil zeggen het deel ten oosten van een leeg erf of plaats - op een niet getraceerde datum aan Heimerik Groy, die het op 26 maart 1417 overdroeg aan Dirk Pels, priester, gedurende zijn leven.2 Dit gedeelte wordt hierna behandeld onder V-C.
Op 19 april 1418 droeg Iwijn het resterende gedeelte over aan Arnoud Stamelart van Uden (laagschout van Den Bosch in 1412/13, hoogschout in 1430 en schepen in 1406, 1435, 1439 en 1444) die het kort daarna overdroeg aan Hendrik Steenweg (schepen in 1421). De schepenakte van geeft omvangrijke omschrijvingen. Er is sprake van:
- het woonhuis met zijn ondergrond achter de steeg van de Hinthamerstraat naar het gemeenschappelijk water tegenover de Potgieterstraat, over het genoemde water - in welk huis wijlen Geerling woonde en is gestorven - gelegen tussen het erf of de tuin van Geerling naar de beemd toe van wijlen Gozewijn Steenweg aan de ene zijde en tussen de overige tuin van Geerling achter het erf van heer Dirk Pels en het lege erf - de plaetse — aldaar aan de andere zijde. Het complex strekte zich uit van de gracht van Hubrecht van Gemert aan de westkant tot de gracht van wijlen Gillis van Geel aan de oostkant, samen met de helft van laatstgenoemde gracht;
- de hele tuin achter het huis, strekkende tot aan het erf van Gozewijn Steenweg tussen het erf van Hubrecht van Gemert en dat van Gillis van Geel, samen met de helft van de gracht van het erf van Gillis;
- een huis met ondergrond, dakdrup en toebehoren, strekkende van het voornoemde huis tot het overige huis van Iwijn naar het water toe, tussen het lege erf en de gracht van Hubrecht van
| iuxta vicum Hijnthamensis in viculo quodam ex opposito sancte Crucis vulgo appellato den Boerenmouwe iuxta monasterium de Orthen inter hereditatem revenrendissimi episcopi Buscoducensis ex uno et inter vicum seu vacuam hereditatem ibidem ex alio, tendentes a communi aqua ad hereditatem dicti monasterii de Orthen, et guandam ortulum ibidem ultra aquam dictam die Diese retro mansionem sea domum domicelli Iohannis Heijm. |
1. | R 1181, f 110, blz. 217. Op 27 juli 1401 en 20 december 1405 vestigde Geerling cijnzen op het complex (R 1182, f 260, blz. 627, en R 1184, f 23v).
|
2. | R 1190, f 136.
|
3. | Jacobs, Justitie en politie, 238, 240, 262 en 264.
|
Op 24 april 1418 droeg Arnoud het hele complex over aan Hendrik Steenweg, nadat enkele dagen eerder Elizabet weduwe van Geerling van Heze afstand van haar rechten erop had gedaan. Ook Geerlings broer Gerit van Mellicrode en Nicolaas natuurlijke zoon van wijlen Geerling Geerlingsz. Cnode deden afstand van hun rechten.1 Later werden nog problemen met betrekking tot een cijns opgelost.2
Op 17 juli 1425 kocht Hendrik Steenweg van Jan Nicolaasz. Reymbrants en Ida weduwe van Goiart Cuper een beemd, die van Gozewijn Steenweg was geweest en die gelegen was tussen erf van Hubrecht van Gemert en erf van de zusters van Orthen. Zij strekte zich uit vanaf het huis van de zusters waarin Jan Kalkar, priester en provisor van de zusters, woonde tot aan het water naar de stadsmuur toe.3 Zes jaar later verkocht Hendrik Steenweg onder meer alle voornoemde bezittingen aan Emond zoon van Emond natuurlijke zoon van wijlen Dirk van Gemert4 en kreeg ze later voor vijftig jaar in huur terug.5
Hierna moeten ze toch weer in het bezit van Hendrik Steenweg zijn gekomen, want op 15 oktober 1437 verkocht hij 'een stenen huis en erf en tuin en een kamp lands daaraanliggend tussen het erf van wijlen Hubrecht van Gemert aan de ene zijde en tussen erf van Gillis van Geel en erf van de zusters van Orthen aan de andere zijde aan Rutger van Geldrop (schepen in 1432 en 1447)6 en Jacob Jacobsz. Steenweg.7 De beemd van Gozewijn Steenweg werd op 14 april 1439 verkocht aan Amoud van der Molen die ze een dag later overdroeg aan de zusters van Orthen.8
Vervolgens moet het complex in handen gekomen zijn van Jacob Steenweg, die schepen van Den Bosch was in 1441.9 Mogelijk is hij in het bezit gekomen via schepenvonnis. Dit kan worden afgeleid uit een schepenakte van 21 februari 1448, waarin onder meer gezegd wordt dat Jacob Steenweg een erf uit het erf van wijlen Geerling Cnode alias metten Brode, gelegen tussen het erf van de gebroeders Jan en Hubrecht van Gemert en tussen een ander erf van Geerling Cnode met een aantal rechten had gekocht van Gijsbrecht Roesmont door middel van een schepenvonnis. Jacob droeg in deze akte zijn
| habebit liberum transitum a dicta sua reliqua hereditate usque ad dictum suum ortum retro dictam hereditatem domini Theoderici Pels situm, ita quod in latere eiusdem orti dictus Ywanus servare ac habere poterit introitum quinque pedatarum; item quod dictus Arnoldus Stamelart pro una medietate suisa expensis servabit dictum pontem ac repagulum ibidem pendens necnon dictam portam lapideam in bona et laudabili dispositione, et quod dicta platea sita inter dictam portam et dictam aquam necnon dicta platea tendens a dicta aqua ad hereditatem vacuam, hereditatem seu plateam dicti emptoris necnon dicta porta lapidea nunquam poterunt occupari edificiis quovistmodo; item quod una medietas dicti orti retro dictam hereditatem domini Theoderici Pels situati, scilicet illa medietas que sita est versus primodictam domum nunquam potent occupari edificiis quovistmodo. |
1. | R 1191, f 102v (1419 maart 27) en R 1191, f 157 (1419 juli 29).
|
2. | R 1192, f 40 (1425 april 23).
|
3. | R 1195, f 127v: pratum quoddam quondam Goeswini Steenwech, situm in Buscoducis infra murum opidi retro mansionem et ortum quondam Goeswini predicti, qui mansio et ortus iamdicti siti sunt ibidem in vico Hintamensi inter hereditatem Bartholomei Spierinc et sororum de Orten ex uno et inter hereditatem Iohannis die Jonghe ex alio, et quod pratum situm est ibidem inter hereditatem dictarum sororum de Orthen ex uno et inter hereditatem Huberti de Gemert ex alio et tendit ab hereditate seu domo sororum de Orthen in qua donunus Iohannes Kalker, presbiter; provisor dictarum sororum, ad presens moratur et ab orto primodicto usque ad aquam ibidem fluentem versus murum opidi predicti, in ea quantitate qua dictum pratum ibidem ad presens situm et a docto orto divisum iacet.
|
4. | R 1202, f 3v (1431 oktober 12).
|
5. | R 1202, f 108v (1432 mei 22).
|
6. | Jacobs, Justitie en politie, 264-265.
|
7. | R 1208, f 153: Henricus Steenwech domum lapideam et aream et ortum ac campum terre sibi adiacentem, sitos in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Huberti de Ghemart ex uno et inter hereditatem quondam Egidii de Gheel et hereditatem sororum de Orthen ex alio, simul cum omnibus et singulis suis attinentiis, prout premissi domus, area, ortus ac campum terre cum suis attinentiis ibidem siti sunt et ad dictum Henricum pertinere dinoscuntur et magister Gerardus de Vladeracken premissa ad presens possidet, ut dicebat, hereditarie supportavit mihi Ghiselberto - dit wil zeggen aan de secretaris van de schepenen, Gijsbrecht van Someren - ad opus Rutgeni de Geldrop et Iacobo Steenwech, filio quondam Iacobi.
|
8. | R 1209, f 72.
|
9. | Jacobs, Justitie en politie, 264.
|
vruchtgebruik op dit erf en op twee andere erven, die hadden toebehoord aan Iwijn zoon van wijlen Geerling Cnode, over aan zijn zonen Jacob en Jan. Hierna werden de rechten overgedragen aan Gozewijn Heym. Jacob en Jan Steenwech beloofden hierbij tevens om hun zoon respectievelijk broer Peter Steenweg afstand te laten doen, wanneer hij weer in het vaderland was. Op 9 juli 1449 deed Peter inderdaad afstand van zijn rechten 'op het huis, erf, tuin en erven eertijds van Jacob voornoemd'.1
Tussen 14 januari 14632 en 27 mei 1491 is het complex in bezit gekomen van Jan Bolck en zijn vrouw Heilwig dochter van Wouter van der Rullen. Op laatstgenoemde datum vond er een erfdeling plaats van de goederen van dit echtpaar. Hierbij werd het hier behandelde goed toegescheiden aan Willem van den Bosch, die gehuwd was met Elsbene dochter van Jan en Heilwig. De omschrijving luidde: 'huis, erf en tuin met zijn toebehoren en achterhuis met zijn ondergrond en toebehoren, ( ... ) naast het woonhuis ven de biechtvader en zijn confrater van de zusters van Orthen, tussen erf van de zusters aan de ene kant en de Dieze aan de andere kant, samen met alle recht aan die huizen en tuinen toebehorende in een gemeenschappelijk erf voor de genoemde huizen en ook in een tuin aan de andere kant van het water naar de Hinthamerstraat toe'.3
Aangezien de zestiende-eeuwse indices gebrekkig zijn en Van Sasse van Ysselt in zijn Voorname huizen en gebouwen ons hier in de steek laat, beschikken we voor die periode slechts over summiere gegevens. In het cijnsregister van 1520 staat Willem van den Bosch nog als bezitter vermeld. Hij betaalde 19 penningen over het erf van Geerling Cnode 'voor zijn poort'.4 Bovengeschreven staat als latere bezitter Zeger Jansz. van Hedel alias Goiarts, die schepen van Den Bosch was in 1522 .
Op 15 juni 1573 maakten de kinderen van wijlen Hendrik de Heusch, die gehuwd was geweest met wijlen Martha dochter van Zeger Jan Goiarts, een erfdeling, waarbij het hier behandelde goed werd toegescheiden aan Everard van de Water, raad van de stad,6 als echtgenoot van Elizabet dochter van Hendrik en Martha. Het complex werd hierbij omschreven als een poirte, een huijs, ledige erffenisse gemeijnlick genoempt een plaetssche, hoff, afterhuijs mit allen zijnen rechten ende toebehoorten gestaen ende gelegen binnen der stadt van tsHartogenbossche inne der Hinthamerstraet in een straet aldaer als men gaet naer den susteren van Orthen tegen heijlich Cruijs over naest de woninge des pater van den susteren van Orthen, welcke voorscreven poerte ende woeninge mit sijnen rechten ende toebehoorten voors. een genoempt heer ende meester Goyart vander Voort, canonick der kercken van sinte Johan evangelist binnen der voors. stadt tegenwoerdelick inne zijne hueringe is hebbende. Item alnoch een ander huijs, erve mit zijnen rechten ende toebehoorten, gestaen ende gelegen binnen der voors. poirte ter Diesen waert, mitsgaders een cleijn plaetsken daer voor aen (doorgehaald: ter straeten waert) gelegen, welcke voirscreven huijs ende erve mit sijnen rechten ende toebehoorten voors. heer Jan van den Horck, priester ende beneficiaet der voors. kercke
1. | R 1219, f 78v: Petrus Steenwech, filius Iacobi Steenwech, super domo, area orto et hereditatibus olim Iacobi predicti, sitis in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem, atque super attinentiis et iuribus premissorum singulis et universis, quocumque locorum consistentium sive sitis, quos domum, aream, ortum et hereditates cum suis attinentiis et iuribus predictis Goeswinus Heym erga Iacobum et Iohannem, fratres, liberos dicti Jacobi Steenwech, acquisierat, ut dicebat, atque super iure, ad opus dicti Goeswini Heym hereditarie renuntiavit.
|
2. | In een schepenakte betreffende V-C (R 1232, f 368) genoemd als belending.
|
3. | R 1260, f 361-365v: Et mediante qua divisione domus, area et ortus cum suis attinentiis ac domus posterior cum suis fundo et attinentiis, siti in Buscoducis retro vicum Hijnthamensem contigue iuxta domum et mansionem patris confessoris et eius confratrum pro tempore domus sororum de Orten inter hereditatem eiusdem domus ex uno et inter aquam ibidem fluentem die Dyeze vocatam ex alio, simul cum toto iure eisdem domibus et ortis competente in quadam hereditate communi ante dictas domus ac eciam in quodam orto ab alia parte dicte aque versus dictum vicum Hijnthamensem ibidem situatis, --- simul cum onere solvendi ex domo, area er orto cum suis attinenriis predictis censum fundi domino nostro duci necnon hereditarium censum octo librarum monete dominis decano et capitulo ecclesie sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis annuatim exinde e iure solvendum, ut dicebant, supradicto magistro Willelmo de Busco tamquam marito et tutori legitimo dicte Elsbene sue uxoris cesserunt in partem.
|
4. | ARA Brussel, Rekenkamers 45067, f 18: Magister Willelmus de Busco de area Gerlaci Cnode pro poirte sua XlXd.
|
5. | Jacobs, Justitie en politie, 270.
|
6. | Als zodanig vermeld in R 1397, f 329.
|
tegenwoerdelick inne hueringe heeft.
Het laatstgenoemde huis wordt hierna behandeld (V-C). Het complex dat hier aan de orde is, werd op 7 oktober 1573 verkocht aan Leonard Roelofsz. van Erp, priester en beneficiaat van de Sint-Jan. Het huis was toen verhuurd aan Adriaan Zegers. Het werd gesitueerd tegenover het Heilig Kruis (op het Sint-Janskerkhof) op een zekere plaats waarlangs men naar de woning van de pater van het Orthenklooster gaat, tussen erf van het klooster aan de ene kant en de Dieze en erf van Cornelis Embertsz. aan de andere kant, strekkende van openbare plaats tot aan erf van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap.1
Dit alles levert de volgende reeks van bezitters op:
Geerling Knode alias metten Brode »
zoon Geerling »
Geerlings zoon Iwijn 19 april 1418 »
Arnoud Stamelart van Uden 24 april 1418 »
Hendrik Steenweg 15 oktober 1437 »
Rutger van Geldrop en Jacob Jacobsz. Steenweg
Jacob Steenweg vruchtgebruik 21 februari 1448 »
zonen Jacob en Jan 21 februari 1448 »
Gozewijn Heym 14 januari 1463 »
Heilwig weduwe van Jan Bolcx, dochter van Wouter van der Ruilen
erfdeling 27 mei 1491 »
Willem van den Bosch, gehuwd met Elsbeen dochter van Jan en Heilwig
Zeger Jansz. Goiarts van Hedel
erfdeling 15 juni 1573 »
Everard van de Water, gehuwd met Elizabet dochter van Zeger van Hedel 7 oktober 1573 »
Leonard Roelofsz. van Erp, priester, kanunnik van de Sint-Jan
V-C. Het huis van heer Dirk Pels, priester
Ten oosten van het leeg erf of plaats stond een huis met erf en tuin dat Iwijn zoon van Geerling Cnode metten Brode had verkocht aan Heimerik Groy (schepen van Den Bosch in 1394, 1398 en 1415).2 Op 26 maart 1417 verkreeg heer Dirk Pels, priester, dit huis, dat bij die gelegenheid gesitueerd werd naast het erf van Gillis van Geel, gedurende zijn leven.3 Al op 29 of 30 januari 1420 werd het complex door Heimerik Groy overgedragen aan Jordaan Groetart. Er was toen sprake van 'een huisplaats eertijds van een huis en tuin'. Waarschijnlijk is het huis afgebrand bij de grote stadsbrand van 1419, die een groot deel van de bebouwing aan de Hinthamerstraat in de as legde.5 De
1. | R 1397, f 329-329v: domum, aream, ortum, domum posteriorem, portam cum omnibus suis iuribus et attinentiis, sitos in Buscoducis in vico Hijnthamensi ex opposito sancte Crucis in quodam loco quo itur versus habitationem patris conventus Orthensium in Buscoducis inter hereditatem dicti conventus Orthensium ex uno et inter communem aquam die Diese dicta et hereditarem domini et magistri Cornelii Eimberti presbiteri et canonici ecclesie cathedralis sancti Iohannis in Buscoducis ex alio, tendentes a communi vico sue platea ad hereditatem conventus! confraternitatis beate Marie virginis in Buscoducis, prout et quemadmodum premissa cum suis iuribus er attinentiis predictis ibidem siti sunt et Adrianus Zegerss. in presens in sua locatione habet.
|
2. | Jacobs, Justitie en politie, 261-262.
|
3. | R 1190, f 136: Heymericus Groy domum, aream et ortum, sitos in Buscoducis in vico Hijnthamensi ultra aquam ibidem contigue iuxta hereditatem Egidii de Gheel, prout dicti domus, area et ortus ibidem siti sunt et palati, quos domum, aream et ortum dictus Heymericus erga Ywanum filium quondam Geerlaci Cnode alias dicti metten Brode emendo acquisierat, prout in litteris, legitime supportavit michi ad opus domini Theoderici Pels, presbiteri, ab eodemn ad suam vitam et non ultra habendos.
|
4. | R 1191, f 445: domistadium olim cuiusdam domus et ortum sitos in Buscoducis in vico Hynthamensi ultra aquamn ibidem contigue iuxta hereditatem quondam Egidii de Gheel, prout ibidem siti sunt et palati et prout dominus Theodericus Pels, presbiter, eosdem domum et aream ac ortum inhabitare consueverat.
|
5. | P.Th.J. Kuijer, 's-Hertogenbosch, stad in het hertogdom Brabant ca. 1185-1629 (Zwolle-'s-Hertogenbosch 2000) 109-110.
|
verkrijger verkreeg tevens het gebruiksrecht van de openbare weg, de brug en een openbare weg buiten de omheining, het gheljnt, naar het openbare water.1 Heer Dirk Pels deed afstand van zijn rechten.
Op 30 juni 1436 deed Heilwig de weduwe van Jordaan Groetart en haar nieuwe echtgenoot Arnoud Moen afstand van haar vruchtgebruik op onder meer dit complex aan Arnoud zoon van Jordaan en Heilwig. Deze droeg vervolgens het goed over aan Sofie weduwe van Jan Heym. Deze laatste was schepen in 1406, 1410 en 1414).2 Arnoud beloofde zijn nog onmondige broer afstand te laten doen zodra deze mondig was geworden.3 Dit laatste gebeurde op 18 januari l443.4
Op 14 januari 1463 droeg Sofies zoon Gozewijn Heym (verschillende jaren schepen van Den Bosch)5 het complex over aan Heilwig weduwe van Jan Bolcx, dochter van Wouter van der Rullen. Bij de overdracht hoorde ook een tuin gelegen tussen het erf van Dirk Pels, nu van Gozewijn Heym, aan de ene kant en tussen erf van Arnoud Stamelart van Uden, nu de zusters van Orthen, aan de andere kant, strekkend van de gracht naast het erf eertijds van Gillis van Geel, nu van zijn erfgenamen, tot het erf eertijds van Arnoud Stamelart van Uden, nu van de zusters, welke tuin Gozewijn Heym samen met een ander erf van de kinderen van Jacob Steenwech had gekregen.6
In 1485 legde Melis van den Heuvel, priester - die op dat moment bezitter was van het complex V-A - een verklaring af over de situering van de muren van het huis:
Wij Henric Monix ende Hubert Monic, scepenen in sHertogenbosch doen cont enen yegeljken dat wij opten dach van heden datum des briefs ter instancien ende versueke heren Melis vanden Hoevel, priesters, soen wilner Melis vanden Hoevel, als een erfproprieteris soe hij zeede van enen huyse ende erve met zijnen rechte ende toebehoerten, wilner Melijs zijns vaders vorscreven, gelegen bynnen deser stad in een straetken streckende voer tegen sunte Jans kerck over ten erve waerts des paters vanden susteren van Orten over der steenen bruggen aldaer, sijn gegaen metten vorscreven heer Melis tot aen die brugge vorscreven, daer ons die vorscreven heren Melis aen die zijde oestwarts wijsde ende metten oege thoenden een achterhuys aff dakende oest ende west, toebehorende soe heer Melis zeede meester Gerit den Wedigen, doctoer in medicijne, als rectoer van een vanden twe cappelrijen van sunter Claes autaer in sunte Jans kerck der fundacien wilner Heylwigen Groys, ende dat wij aldaer sagen in der mueren des afterhuys vorscreven aen die zijde westwart uutgesteken drie steenkens, dat is te wetene op elck zijde opt uterste vander mueren een vuytgesteken steenken ende te midzen! een, tot enen teken ende bewijs alst scheen des rechs! vander druppen des afterhuys vorscreven aen die selver zijde aldaer. Ende wij zagen voertaen als dat Henrick Joesten, deser stad gesworen tymmerman, ter begherten vanden vorscreven heeren Melis tot eenre ewiger gedenckenissen des rechs vander druppen des afterhuys vorscreven die vorscreven steenkens matt ende dat die selver steenkens in horen vuytsteeck buyten der mueren alsoe in der maten uutbrochten te wetene elck van dien drie
1. | iure utendi communi via et quodam ponte supra aquam ibiden transientem necnon communi via transiente extra circumceptum dictum dat ghelijnt ad communem aquam.
|
2. | Jacobs, Justitie en politie, 262.
|
3. | R 1206, f 102.
|
4. | R 1213, f 172.
|
5. | Jacobs, Justitie en politie, 264-266.
|
6. | R 1232, f 368: Goeswinus Heym domistadium, domum et ortum sitos in Buscoducis apud vicum Hijnthamensem ultra aquam ibidem iuxta hereditatem quondam Egidii de Gheel, simul cum iure utendi quadam via communi et quodam ponte ibidem supra aquam situato et communi via transeunte extra septim! dictam gelijndt ad communem aquam, quos domistadium, domum et ortum, ius utendi viis et ponte predictos domicella Sophia relicta quondam Iohannis Heym erga Arnoldum filium, quondam Iordani Groetaert acquisierat, prout in litteris; insuper peciam terre pro quodam orto sitam ibidem inter hereditatem olim domini Theoderici Pels presbiteris, postea Goeswini Heym, ex uno et inter hereditatem olim Arnoldi Stamelaert de Uden, nunc sororum de Orthen, ex alio, tendentem a fossato ibidem iuxta hereditatem quondam Egidii de Gheel, nunc heredum eius, sito, ad dictam hereditatem olim Arnoldi Stamelaert de Uden predicti, nunc dictarum sororum, quam peciam terre pro orto sitam antedictam dictus Goeswinus Heym erga Iacobum et Iohannem fratres, liberos Iacobi Steenwech, cum quadam alia pecia hereditatis, quam idem Goeswinus dudum erga Amelium vanden Hoevel acquisierat, prout in aliis litteris, simul cum attinentiis et iuribus premissorum? singulis er universis, ut dicebat, hereditarie supportavit Heilwigi relicte quondam Iohannis Bolcx, filie Wolteri vanden Rullen.
|
duymen ende een dordeel van enen duyme.
Des torconden hebben wij scepenen vorscreven onze zegelen aen desen brieff doen hangen.
Gegeven opten lesten dach der maent januarii int jaer ons Heeren dusent vierhondert vier ende tachtentich.
Het huis behoorde dus volgens deze akte toe aan mr. Gerit de Wedige, meester in de medicijnen en rector van een altaar in de Sint-Janskerk van de fundatie van Heilwig Groy. Mogelijk verwijst dit nog naar de vroegere bezitter Heimerik Groy.
In genoemd jaar moeten de erfelijke rechten op het complex overigens nog steeds in bezit zijn geweest van Heilwig weduwe van Jan Bolcx. Hiermee was dit huis tevens in bezit gekomen van de bezitters van het hiervóór behandelde complex V-B.
Deze situatie veranderde pas bijna een eeuw later, op 9 september 1573, toen de toenmalige bezitters, Everard van de Water en zijn vrouw Elizabet dochter van Hendrik die Heusch, het goed verkochten aan mr. Cornelis Eimbertsz., priester, kanunnik van de Sint-Jan. De omschrijving luidde toen: een huijs, erve mit allen sijnen rechten ende toebehoirten gestaen ende gelegen binnen der stadt van tsArtogenbossche inne die straet daer men gaet van der Hijnthamerstraet nae den cloester ofte convente van den susteren van Orthen, ruerlincx bij ende aene die steenen brugge aldair tusschen erffenisse des voors. vercopers deen sijde ende tgemeijn water aldair lopende dander zijde, streckende voor van de straet ofte plaetsse tot aen de erffenisse des voirs. vercoopers, inne sulcker vueghen gelijck heer Jan van den Horrick, priestere ende beneficiaet der cathedrale kercke van sint Jan evangelisten binnen der voirs. stadt tselve huijs tegenwoirdelijcken inne hueringe ende gebruijck is hebbende.1 De koper moest de ramen aan de kant van de verkoper dichtmaken en mocht aan die zijde zelfs geen luchtgaten hebben. Ook mocht er nooit verder gebouwd worden dan op de bestaande grondslag en mocht de dakdrup niet verder uitsteken dan op dat moment het geval was.
Opeenvolgende bezitters van dit complex:
Iwijn zoon van Geerling Cnode metten Brode »
Heimerik Groy 29/30 januari 1420 »
Jordaan Groetart »
weduwe Heilwig, nu gehuwd met Arnoud Moen, vruchtgebruik 30 juni 1436 »
Arnoud zoon van Jordaan en Heilwig 30 juni 1436 »
Sofie weduwe van Jan Heym »
zoon Gozewijn 14 januari 1463 »
Heilwig weduwe van Jan Bolcx, dochter van Wouter van der Ruilen
erfdeling 27 mei 1491 »
Willem van den Bosch, gehuwd met Elsbeen dochter van Jan en Heilwig
Zeger Jansz. Goiarts van Hedel
erfdeling 15 juni 1573 »
Everard van de Water, gehuwd met Elizabet dochter van Zeger van Hedel 9 september 1573 »
Cornelis Eimbertsz., priester en kanunnik van de Sint-Jan
VI. Perceel van Gillis van Geel (Hinthamerstraat 94; Onze-Lieve-Vrouwepoort)
Pas een oorkonde van 2 augustus 1474 biedt retrospectief gegevens over de oudste geschiedenis van het complex. Hieruit blijkt dat het eertijds had behoord aan Peter van Hintham en vervolgens van Jan Stierken, die het had overgedragen aan Gillis van Geel.2 Deze laatste is al overleden vóór 19 april 1418.3 Zijn erfenis bestond uit zes parten. Op 20 april 1425 droeg zijn zoon Arnoud het zesde deel in het huis, erf en tuin over aan zijn zusters Aleid, Katelijn en Jacoba, mede ten behoeve van zijn broer Hendrik. Ook droeg Jan zoon van wijlen mr. Wolfard het zesde deel toebehorend aan Gillis zoon van Gillis van Geel aan de genoemde vier kinderen over. Het complex werd gesitueerd zowel aan deze als
1. | R 1396, f 435-435v.
|
2. | R 1243, f 290.
|
3. | R 1190, f 393.
|
aan gene zijde van het water, aldaar tussen erf van het Nijnselsgasthuis, erf van Jordaan Groetart en erf van Hendrik Steenweg aan de ene zijde en tussen erf van Matheus de kuiper en erf van Goiart die Cuper aan de andere zijde, strekkende van de straat tot erf van Hendrik Steenweg.1 Aleid is vóór 24 april 1432, want op die datum droeg Gillis Gillisz. een zesde deel - mogelijk afkomstig van Aleid - en alle hem toebehorende recht over aan zijn zusters Katelijn en Jacoba, mede ten behoeve van hun broer Hendrik.2
Jacoba en Katelijn werden aanmerkelijk ouder; eerst op 2 augustus 1474 droeg de executair-testamentair van de beide zusters het complex over aan Elizabet weduwe van Hendrik van den Merendonck. De omschrijving luidde bij die gelegenheid 'huis en erf dat van wijlen Peter van Hintham was, vervolgens toebehorend aan Jan zoon van Jan Stierken, gelegen in 's-Hertogenbosch in de Hinthamerstraat tussen erf van Peter van Bruggen aan de ene zijde en tussen huis en erf dat van wijlen heer Hendrik van Nijnsel, priester, was aan de andere zijde'. Gillis van Geel, zoon van Jan van Hees, had dat goed gekocht van Jan Stierken.3
De weduwe Van den Merendonck droeg het complex al op 18 november van hetzelfde jaar over een Gijsbrecht zoon van wijlen Dirk van der Poorten, priester.4 Deze transporteerde op 14 februari 1475 het, nauwkeurig omschreven, achterste deel van het erf naar de Dieze toe aan de zusters van Otthen.5
Gijsbrecht van der Poorten ten slotte vermaakte het goed bij testament van 3 of 18 februari 1483 aan de Illustere-Lieve-Vrouwebroederschap, waar het hoofdhuis aan de Hinthamerstraat in 1535 aan de rechterzijde een monumentale poort in vroege renaissancestijl kreeg, welk complex in 1839 werd vervangen door het huidige neogotische gebouw.6
Opeenvolgende bezitters:
Peter van Hintham »
Jan Jansz. Stierken »
Gillis van Geel, zoon van Jan van Hees »
kinderen Gillis van Geel (Gillis, Arnoud, Hendrik, Aleid, Katelijn en Jacoba)
Arnoud van Geel 20 april 1425 1/6 deel » zijn zusters en broer Aleid, Katelijn en Hendrik van Geel
1. | R 1195, f 39v: domo, area et orto cum suis attinentiis dicti quondam Egidii, sitis in Buscoducis in vico Hijnthamensi tam citra aquam quam ultra aquam, ibidem inter hereditatem hospitalis dicti tgasthuys van Neynsel, hereditatem Iordani Grootart et hereditatem Henrici Steenwech ex uno et inter hereditatem Mathei
|
| Doliatoris et hereditatem Godefridi dicti die Cuper ex alio, tendentibus a dicto vico ad hereditatem Henrici Steenwech.
|
2. | R 1202, f 93v.
|
3. | R 1243, f 290: domum et aream que fuerat quondam Petri de Hijntham, dehinc ad Iohannem filium Iohannis Stierken spectantem, sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem Petri de Bruggen ex uno et inter domum et aream que fuerat quondam domini Henrici de Neynsel, presbiteri, ex alio, prout huiusmodi domus et area ibidem est situata, cum eius attinentiis singulis et universis, quam domum et aream cum suis attinentiis predictus Egidius de Ghele, filius quondam Iohannis de Hees, erga dictum Iohannem filium Iohannis Styerken emendo acquisierat.
|
4. | R 1244, f 133v (1474 november 18).
|
5. | R 1244, f 170: illam scilicet particulam que sita est in fine extrema eiusdem hereditatis ultra dictam communem aquam die Dyese vocatam, ibidem fluentem, inter hereditatem sororum de Orthen domus sancti Andree site ibidem iuxta viam Hijnthamensem ex uno et fine uno et inter hereditatem earundem sororum ac ortum Heilwigis relicte quondam Iohannis Bollix ex alio, tendente cum alio fine antrorsum usque ad residuum dicte hereditatis contigue iuxta dictam aquam ibidem situatum, mensurando a cono cuiusdam domus et aree dictarum sororum iuxta et retro ortum olim magistri Iohannis Bathen soen, nunc eius heredum, ibidem site, linealiter per dictam hereditatem ex transverso versus ortum Heylwigis Bollix predicte usque ad quendam palum in dicta particula hereditatis iuxta fossatum ibidem rer...? pronunc infixum, et qui palus iamdictus distat a cono muri lapidei domus et aree olim Henrici Steenwech, nunc dictarum sororum, iuxta dictum fossatum ibidem situati ad spacium triginta duorum pedatarum minus uno et dimidio pollicibus dicti duymen, simul cum huiusmodi parte sue quota? dicti fossati ad dictam particulam hereditatis spectante, necnon cum stillicidio dicto een leyen drup versus residuum hereditatis predicte.
|
6. | Van Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen III, 162-164; G.C.M. van Dijck, De Bossche optimaten. Geschiedenis van de Illustere Lieve Vrouwebroederschap te 's-Hertogenbosch, 1318-1973 (Tilburg 1973) 115.
|