Intern verslag 45
Archiefonderzoek Bloemkampklooster (aanvulling)
Deze aanvulling betreffende het archiefonderzoek van het Bloemkampklooster omvat:
1. een verslag naar de aanwezigheid van pottenbakkers op het terrein ten zuidwesten van het klooster in de Late Middeleeuwen;
2. een overzicht van de bronnen, betreffende de Tolbrugkazerne, aanwezig in het Rijksarchief in Noord-Brabant en het Gemeentearchief van 's-Hertogenbosch.
1. Pottenbakkers Achter de Tolbrug in de vijftiende eeuw
Inleiding
Naar aanleiding van de archeologisch aangetoonde aanwezigheid van een pottenbakker Achter de Tolbrug, ten zuidwesten van het voormalige klooster, is speciaal onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van pottenbakkers aldaar in de Late Middeleeuwen. Daarbij deed zich het probleem voor van de situering van de in de middeleeuwse bronnen genoemde percelen die in het bezit waren van pottenbakkers.
Onderzoek in het kadaster
Voor de bij de opgraving teruggevonden resten van pottenbakkersactiviteit werd daartoe om te beginnen een onderzoek ingesteld in de bewaarplaats van het kadaster in Eindhoven om inzicht te krijgen in de eigenaars van het betreffende perceel vóór de invoering van het kadaster op 1 oktober 1832. Het resultaat was echter teleurstellend. Het ging om een tuin (sectie G, nr. 453), die op bovengenoemde datum eigendom was van de Bossche rentenier Wilhelmus Isaak van Beusekom. Deze was tevens eigenaar van een aantal aan dit perceel grenzende huizen en erven aan de noordwestkant van de Korte Tolhrugstraat (sectie G, nrs. 444, 445, 446, 449, 450, 451, 452 en 454). Een huis (447) en pakhuis (448) aldaar, ongeveer midden in de rij, was eigendom van de kinderen van Gerardus van de Ven. Ook hiervan is Van Beusekom - overigens op een niet vast te stellen tijdstip vóór de koppeling van het kadaster aan de openbare registers op 1 oktober 1838 - eigenaar geworden.
Ten zuidwesten hiervan, langs de Grote Stroom, lagen nog een huis (443), pleziertuin en tuinhuis (442) van de Bossche wijnhandelaar Martinus Francis de Wijs. In de erfdeling van zijn boedel de dato 28 februari 1845, voor notaris Simon Petrus Bijvoet te Berchem verleden, staat dat er van 442, de pleziertuin en tuinhuis, het grootste perceel, geen tytel bestaat en dat ter zake hetzelve nimmer transcriptie heeft plaatsgehad.1
De boedel van Wilhelmus Isaak van Beusekom werd op 20 juli 1870 gedeeld ten overstaan van notaris Dirk Willem Molhuysen te Vught.2 Van geen enkele van de daarin genoemde eigendommen werd een aankomsttitel vermeld. Het was derhalve in beide gevallen niet mogelijk om vanuit het kadaster inzicht te krijgen in de voorgaande eigendomssituatie, iets wat zich overigens zelden voordoet, omdat de notariële akten vrijwel altijd de aankomsttitels vermelden.
1. | KADOR Eindhoven, Register van overschrijving van eigendomsovergangen 's-Hertogenhosch, dl. 710. nr. 68.
|
2. | T.a.p., dl. 677, nr. 1.
|
Lange Tolbrugstraat, woonde.1 Daniel van den Yser die potter komt in de akten voor vanaf 1456.2
Voor de naast het kloosterterrein gevonden pottenbakkersresten komen eerder in aanmerking Robbrecht Potter en zijn zoon Jacob, die een aantal keren in vijftiende-eeuwse Bossche schepenakten voorkomen. De oudste vermelding die hoogstwaarschijnlijk op Robbrecht betrekking heeft, dateert van 10 april 1437, dus van voor de vestiging van het klooster Achter de Tolbrug. Op die datum kreeg namelijk Robbrecht Arnoud Robben voor 5 pond stadsgeld een erf in erfelijke cijns van 63 voet breed, gelegen tussen percelen van Willem Arnoudsz. van Broekhoven - tevoren van Frank Timmerman - en van Jan van Weert, zich uitstrekkend vanaf de straat tot aan het erf van de erfgenamen van Roelof Roesmont. Ook het gebruik van de weg aldaar werd hem in erfcijns gegeven.3 Op 17 augustus 1446 verkochten Gozewijn Gozewijn Hubrechts Steenwech en Evert Evertsz. van Vught een erf van 21 voet breed met huis en tuin, gelegen Achter de Tolbrug tussen Arnold Leydecker en Robbrecht de Potter, zich uitstrekkend voor van de straat tot aan het erf van Reinier die Writer.4 Met deze laatste is nagenoeg zeker Reinier van Mechelen, zoon van Arnold Writer, bedoeld, de schoonzoon van Roelof Godschalk Roelofsz. Roesmont.5
Het gaat bij de akten van 1437 en 1446 dus om percelen aan dezelfde kant van de straat. Gezien de ligging van de percelen van Roelof Roesmont moet dat de noordwestkant van de Lange of de Korte Tolbrugstraat geweest zijn. In een akte van 20 juli 1447 verkocht Jacob Jan Dicbier aan Reinier Arnoldsz. van Mechelen een cijns uit een huis en erf Achter de Tolbrug tussen Lambrecht die Crodewagencruder, de kruiwagenkruier, en Robbrecht de Potter, dat zich opnieuw uitstrekte tot aan het erf van Reinier.6 Op 24 juli 1456 kreeg Herman Hermansz. van Deurne in erfelijke cijns van de weduwe van Roelof Roesmont een huis, erf en tuin en twee beemden Achter de Tolbrug, gelegen tussen de gebroeders Arnold en Jan Monix aan de ene kant en tussen een straat en Gerrit Cloet, Jacob Robbrechtsz. de Potter, Jan van Poperingen, Gozewijn Steenwech en Jan van Gunterslaer aan de andere kant, strekkend vanaf het erf van Matthijs Woutersz. tot aan het water. Ook het gebruik van de wegen aldaar behoorde tot de uitgifte.7 Korte tijd later
1. | GAH, R. 1260, fol. 319v.
|
2. | T.a.p., R. 1226, fol. 42v. (12 januari 1456).
|
3. | R. 1207, fol. 75: quadam hereditate, sexaginta tres pedatas ante iuxta communem (doorgehaald: plateam) vicum in latitudine continente, sita in Buscoducis ultra pontem dictum die Tolbrugge inter hereditatem reliquam dicti quondam Franconis, quam Willelmus de Broechoven, filius quondam Arnoldi de Broechoven, hodierna die erga Agnetem filiam quondam Franconis predicti acquisierat, ex uno, et inter hereditatem Iohannis de Weert ex alio, tendente a communi (doorgehaald: platea) vico ad hereditatem heredum quondam Rodolphi Roesmont, simul cum iure utendi dicto vico, similiter aliis hominibus ius in eodem vico habentibus.
|
4. | R. 1216, fol. 252v.: domum, aream et ortum, viginti unum pedatas ante in capite et in latitudine continentes, sitos in Buscoducis ultra pontem dicti die Tolbrugge inter hereditatem Arnoldi Leydecker ex uno et inter hereditatem Robberti die Potter ex alio, tendentes a communi vico ad hereditatem Reyneri die Wryter.
|
5. | Zie Archiefonderzoek Bloemkampklooster, 7.
|
6. | R. 1217, fol. 212v.: domo et area sita in Buscoducis ultra pontem dictum Tolbrugge inter hereditatem Lamberti dicti die Crodewagen cruder ex uno et inter hereditatem Robberti die Potter ex alio, tendente a communi vico ad hereditatem dicti Reyneri.
|
7. | R. 1226, fol. 141: domum, aream et ortum atque duo prata sibi coadiacentia, quorum pratorum unum ante dictam domum et reliquum retro eundem domum sita sunt, sumptos! de campo supradicto, sitos ibidem inter hereditatem Arnoldi Monix et Iohannis Monix, fratrum, ex uno, et inter
|
Uit dit alles mag worden afgeleid dat de zusters uiteindelijk kort na 1460 alle rechten op deze percelen, die hoogstwaarschijnlijk aan de noord-westkant van de Korte Tolbrugstraat lagen, in handen hebben gekregen. Mogelijk is toen aan de pottenbakkersactiviteiten eind gekomen. Uit de akte van 1 april 1461 blijkt namelijk dat achter het bij het betreffende huis behorende tuintje een terrein van de zusters lag. Dit komt nog overeen met de ligging van een aantal huisjes en erfjes aldaar bij de invoering van het kadaster. Al met al lijkt het er alleszins op dat de ter plaatse gesignaleerde pottenbakkersresten kunnen worden toegeschreven aan Robbrecht Arnold Robbrechtsz. de Potter en zijn zoon Jacob, die daar waarschijnlijk vanaf 1437 tot omstreeks 1460 actief zullen zijn geweest.
2. Overzicht bronnen Tolbrugkazerne
Rijksarchief in Noord-Brabant
Archief van de Dienst der Genie in de provincie Noord-Brabant, 1735-1979 (toegang 131.01), inv.nrs. 1-2, 16-18, 22, 293, 296-297, 299, 303, 308, 310, 370, 378-379.
Archief van het Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant, 1814-1920 (toegang 095.01), inv.nrs, 4601, 4605, 4616.
Gemeentearchief 's-Hertogenbosch
Charters, nr. 1046.
Loketkast II, doos Achter de Tolbrug (eerder: Charters, nr. 1045 en een deel van 1046).
Bosch' protocol R. 1776, fol. 70v.-71v. (16 januari 1786).
| tem quondam Franconis Tymmerman vanden Dungen ex uno et inter hereditatem Iohannis die Weert ex alio, tendentem a communi vico ad hereditatem heredum quondam Rodolphi Roesmont, simul cum iure utendi dicto vico similiter? aliis hominibus ius in eodem vico habentibus, erga Agnetem filiam quondam Iohannis de Boelre ad censum acquisivisset, et deinde dictus Robbertus medietatem ad ipsum hereditario iure spectantem in hereditate predicta et usufructum sibi competentem in reliqua medietate supradicte hereditatis supportasset Luce Pieck institori, filio quondam Iacobi, prout in litteris; cumque vero ius hereditarium relique medietatis supradicte hereditatis iure successionis hereditarie ab Elizabeth relicta quondam Willelmi de Boelre, sue matertere, advoluta fuisset, ut dicebat, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Lucas dictam integram hereditatem hereditarie supportavit mihi ad opus sororum tercii ordinis sancti Francisci habitantium in opido de Buscoducis ultra dictum pontem Tolbrugge vocatum. |
Martin W.J. De Bruijn, 24 november 1997