Leo Adriaenssen 1. Angst Tijdens de Opstand tegen Spanje is de Maas langdurig een van de belangrijkste frontlinies geweest. De sterke veste 's-Hertogenbosch werd onneembaar geacht en daarom Moerasdraak genoemd. Niet dat de stad daardoor uit de wind bleef, integendeel: voor beide strijdende partijen was het bezit van essentieel belang, ten eerste voor de beheersing van de Maas, ten tweede als toegangspoort naar Holland en Gelderland, of, de andere kant op, naar Brabant. Talloos zijn dan ook de pogingen geweest om Den Bosch te verrassen, belegeren, omsingelen, uithongeren of intimideren. De bijna voortdurende staat van beleg was fnuikend voor handel en bedrijf, maar anderzijds woonden de burgers achter de stadspoorten, beschermd door de vestingwerken, relatief veilig. Dat was volstrekt anders voor de bewoners van wat de voorsteden of buitenwijken werd genoemd: Orthen, Vlijmen, Hintham, Vught en Rosmalen. Zij hadden geen garnizoen, geen wallen of muren. Hoewel menige boer een vuurroer, handboog of spies in huis had, terwijl sommigen ook met hellebaarden, zwijnensprieten, knevelstokken, gaffels, morgensterren, vuisthamers, degens, messen, ponjaards, rapieren en desnoods knotsen, korenpikken en bijlen overweg konden, waren zij geenszins opgewassen tegen beroepsmilitairen. Dat de boeren niet helemaal over zich heen lieten lopen, bewijst een incident uit 1582, toen een van de stelende soldaten uit het garnizoen van Nuland door de woedende dorpelingen werd doodgeslagen. De kapitein wilde gerechtigheid, want een van zijn strijders was "masacrez fort pauvrement", armzalig vermoord. Hij ontstak op zijn beurt in woede, toen hij werd gedwongen de gestolen goederen terug te geven.1
Verder waren de boeren sitting ducks voor elk van de oorlogvoerende partijen. De verschrikkingen van de Gelderse oorlogen lagen nog vers in het geheugen. De angst moet groot zijn geweest.
Hierna geef ik een relaas van de oorlogsellende. De door de verwoestingen ontstane situatie zal ik daarna toelichten aan de hand van de bedrijfsgeschiedenis van drie boerderijen in het dorp, terwijl ook de wederwaardigheden van de kloosters ter sprake komen. Hoe Rosmalen tijdens de Opstand reilde en zeilde, kan door gebrek aan bronnenmateriaal niet van jaar tot jaar worden gereconstrueerd. Wel kan aan de hand van enkele gebeurtenissen een beeld worden geschetst, dat bepalend is geweest voor de hele periode van de Opstand tot aan het bestand van 1609.
2. Dood en verderf De eerste fase van de opstand tegen Spanje verliep voor de meierij van Den Bosch relatief rustig. Er waren beeldenstormen in de hoofdstad en in Rosmalen werd het klooster Mariënwater (Koudewater) een beetje geplunderd.2 Wel was er veel overlast van soldaten van beide partijen. | 3 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heftig werd de situatie pas in 1572, aan het begin van de tweede golf in de opstand. Nadat in augustus Oranje met een groot leger het land was binnengevallen en onder meer de Maasstad Roermond had ingenomen, kwam op 15 september de hertog van Holstein met vijftienhonderd 'zwarte ruiters' en honderdvijftig legerwagens rond 's-Hertogenbosch liggen om de stad voor de koning te behouden. Een kroniekschrijver herdacht de Holsteiners als soldaten "die veel quaets deden met roven, steelen ende plonderen op den huijsman. Sij en lieten nijet liggen dan dat tgeene sij nijet aen en mochten." In oktober rukten zij enkele malen uit naar Zaltbommel, waar zij veel buit hoopten te halen, maar zij werden teruggeslagen. Eindelijk, op 9 november, verliet de hertog met zijn krijgsvolk de meierij, "naer dien sij tallomme wel thien mijlen int rondt bedorven, geplondert ende beroeft hadde." Zij hadden zich stelselmatig schuldig gemaakt aan een "groote ende excessive spoliatie" en "hebben den armen ende miserabilen huyslieden berooft van allen henne meublen, coopmanscappen, cleederen ende huysraet, sonder hen yet ter werck te laetene"; met name stalen zij hooi, stro, graan en andere gewassen, huisraad, geld, kleren, meubels, maar ook wagens en paarden, ossen, koeien, schapen en ander vee. In een omtrek van 4 tot 5 mijl rond de stad hadden zij het graan uitgedorst. De volgende oogst was in gevaar gekomen, doordat de boeren die wilden zaaien door de zwarte ruiters geprest werden
| 4 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun ossen en paarden uit te spannen en zowel deze trekdieren als het zaaikoren aan hen af te staan. De bevoorrading van de stad werd belemmerd.3 Rosmalen was een van de zwaar getroffen dorpen. Daar moesten de boeren in augustus 1572 worden gerustgesteld dat zij veilig hun producten weer naar de stad konden brengen, onder de belofte dat zij dan niet meer door de Spanjaarden zouden worden gearresteerd4 — wat dus voordien schering en inslag moet zijn geweest. Zowel voor als na deze vermoedelijk toch niet geruststellende boodschap moesten de boeren de Spanjaarden dienen met hun karren, hen voorzien van vlees en andere levensmiddelen en werken aan de stedelijke fortificaties.5
Het vertrek van de zwarte ruiters van de hertog van Holstein leverde slechts een korte adempauze op, want op 22 of 23 februari 1573 arriveerde in Rosmalen kapitein Nicolas Basta met een afdeling Albanezen in Spaanse dienst. Het was een compagnie lichte ruiterij, die op de boer ging leven. Rosmalen en omliggende dorpen werden gedwongen hen alles te leveren wat zij eisten, niet alleen hooi, stro en haver voor de paarden, maar ook levensmiddelen, en niet zomaar het dagelijkse boerenbrood, maar ook luxere eetwaren en drank, zoals wittebrood, vis, eieren en wijn. De stad beweerde geen voorraden te hebben en wentelde daarmee alle lasten af op de schouders van de boeren van Rosmalen.
De dorpsbewoners vroegen om te worden ontlast van de militaire bezetting en voerden daarbij aan dat de soldaten beter van pas zouden komen in de Langstraat, waar de rebellen oprukten. Bovendien, zeiden zij, had Basta eigenlijk opdracht gekregen om in Hintham te legeren en logeren, niet in Rosmalen. Op 28 februari werd Basta door de gouverneur van Den Bosch met zijn lichte ruiterij en honderd haakbusschutters afgecommandeerd naar Loon op Zand, waar de turfvoorziening voor de stad moest worden zeker gesteld.6 In Rosmalen kon men zijn wonden likken. Niet dat het veilig werd. In 1574 werd het dorp bijna in brand gestoken door Bossche garnizoenssoldaten; de aanstichter werd in de kraag gevat en op 10 juni opgehangen.7 De actie zou misschien niet zijn gepland, als er nog een troepenmacht in Rosmalen had gelegen, zodat zo'n militaire bezetting ook zijn voordelen kan hebben gehad.
3. Geweld Zoals de meeste steden in de Nederlanden koos Den Bosch in 1576 voor de Staten-Generaal, die de Spanjaarden uit het land wilden verdrijven. Daardoor bleven stad en meierij enige tijd buiten het directe bereik van de oorlogsfurie. In 1579, kort na de val van Maastricht, koos Den Bosch echter voor een verzoening met de koning van Spanje, waardoor de stad tegenpartij werd van de rebellerende provinciën. De Maas zou vervolgens tot aan de wapenstilstanden van 1608 en 1609 weer een frontlinie zijn, de meierij bijna voortdurend strijdtoneel. 's-Hertogenbosch weigerde sinds 1577 een garnizoen binnen de muren te ontvangen,
| 5 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarna op het platteland een gordel van buitengarnizoenen werd aangelegd, bedoeld om de stad te verdedigen. De dorpen mochten de kosten dragen en ondervonden de dagelijkse overlast van de soldaten, die door de slechte betaling van soldij altijd armlastig waren en hun nooddruft bij de boeren meer dan bevredigden. Ook Rosmalen kreeg een garnizoen. Het kreeg het klooster Koudewater als sterk huis of fort toegewezen.8 De buitengarnizoenen werden gelegerd op kastelen en als die er niet waren op zogeheten edelmans- of sterke huizen. Ontbraken die ook, dan werd soms een fort gebouwd. Ook een klooster kon uitkomst bieden. Evenals een edelmanshuis was een klooster gebouwd van steen, omgracht, alleen toegankelijk door een toegangspoort en misschien zelfs ommuurd. Een klooster was dus een sterk huis. Koudewater hád een hoge muur9 en moet bovendien tamelijk groot zijn geweest. In 1516 wordt gezegd dat er behalve de arbeiders honderd religieuzen woonden en in 1526 telde men inclusief het lekenpersoneel tachtig bewoners.10 Ruimte genoeg dus voor een legereenheid van ongeveer honderd man: een compagnie.
Die ruimte is vermoedelijk ontstaan doordat de nonnen en paters om veiligheidsredenen waren vertrokken, niet door gedwongen ontruiming. Onzeker is, wanneer zij vertrokken. Frenken vermoedt, dat zij al in 1572 waren gevlucht11 en de moeilijk controleerbare rector Poelman is stelliger in deze bewering.12 Wel bleef er personeel achter onder toezicht van enkele buitenbroeders, wat verklaart dat het klooster nog in november 1573 transportmiddelen ter beschikking kon stellen om steenkolen naar de stad te brengen.13 De bisschop van Den Bosch trok zich in 1577 tijdelijk terug in het klooster, dat toen dus nog functioneerde.14 In maart 1578 lag er legervolk in Rosmalen15, maar pas eind 1579 wordt met zoveel woorden gezegd dat er een garnizoen op Koudewater lag.
De bezetting van Koudewater onder commando van kapitein Mathay de Maigret moest worden onderhouden door Rosmalen, Berlicum en Nuland16, maar maakte zich schuldig aan veel willekeurige uitpersingen. Op 5 november 1579 bijvoorbeeld klaagde de kastelein van Empel, dat in zijn dorp 's nachts elf soldaten drie inwoners hadden aangehouden, mishandeld alsof zij vijanden waren en gevangen gezet op de Annenborch te Rosmalen tot zij een losgeld van 130 gulden zouden betalen. De kastelein protesteerde daartegen bij de magistraat van Den Bosch, die verantwoordelijk was voor het garnizoen in Rosmalen; hij tekende aan, dat de arme inwoners van Empel wegens het doorsteken van de dijken in het water zaten en al genoeg schade hadden te lijden.17
Ook elders misdroegen zich de soldaten van Rosmalen. Voor Den Bosch bestemde karren haver namen zij onrechtmatig in beslag.18 Te Heeswijk en Berlicum dwongen zij de boeren hun graan naar Koudewater te brengen; in
| 6 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heeswijk wilde men daarom een eigen garnizoen op het kasteel leggen om niet te worden gehinderd door dat van Rosmalen.19 Wat de garnizoenssoldaten in de omgeving uithaalden, hebben zij zonder twijfel eerst in Rosmalen misdaan. Het garnizoen heeft er niet lang gelegen, wordt in januari 1580 voor het laatst vermeld.20
Uit de gebeurtenissen van 1579 blijkt, dat ook het klooster Annenborch door de soldaten werd gebruikt. De nonnen zeiden echter pas in 1582 naar Den Bosch te zijn uitgeweken.21 Beide gegevens zijn niet per se strijdig met elkaar, want ook de norbertijnen van Postel bleven nog in hun klooster wonen, toen daar een afdeling soldaten werd gelegerd.
| 7 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Wanhoop In 1580 was de situatie in Rosmalen zo nijpend geworden, dat de inwoners op 23 juli een smeekschrift richtten tot de landvoogd. Zij vertelden hem hoe zij enorme schade hadden geleden doordat de Engelsen, de Schotten (sinds februari 1577 in de meierij22), het oorlogsvolk van paltsgraaf Johann Casimir (sinds juli 1578 23) en de Bourgondiërs (kwamen in september 157924) daar achtereenvolgens hadden verbleven, "qu'il n'est quasi a dire ny a croire" (wat nauwelijks onder woorden te brengen en te geloven is), en daarna van het krijgsvolk van bevelhebber Haultepenne (kwam eind 1579), dat nog steeds in het dorp was gelegerd. Onvermeld liet men nog dat de soldaten van de markies De Havré in 1576 de dorpskern hadden verbrand (een kroniekschrijver vergiste zich vier jaar, toen hij schreef dat in juli 1572 'monsieur Havrechs' krijgsvolk te Rosmalen en Hintham lag, "die daer seer veel quaet deden met branden ende plonderen vanden huijsman"25). Ondanks al deze kosten werden de boeren van Rosmalen ook nog aangeslagen in de oorlogscontributies, werden zij als nabij gelegen dorp gedwongen mee te werken aan de fortificatiewerken van Den Bosch en moesten zij bovendien meebetalen aan de stedelijke accijnzen op wijn, bier, vlees en brood.26 Door deze zware lasten was het dorp geruïneerd, "de sorte que tous les manans estans reduitz a l'extreme et du tout deconforté et au bout de toute patience" (zodanig dat alle boeren, extreem verarmd, tot het uiterste ontriefd en aan het einde van elk geduld), geen andere uitweg zagen dan te vertrekken "et recommander leur salut a la guide de dieu et leurs afaires au benefice de nature" (en hun heil aan te bevelen bij god en hun zaken aan de gunsten van de natuur). De smeekbede had tot gevolg dat Oss tijdelijk een deel van de lasten van Rosmalen moest overnemen.27 Bovendien kreeg de legeroverste Haultepenne (in de volksmond Houtepen) opdracht om zijn soldaten in de hand te houden, "que passans audit villaige de Roesmalen en qualité de convoy ilz s'abstiennent doresnavant d'y faire aulcunes foulles, oultrages, oppressions et deguastz et ne molestent les bons subjectz illecq de chose quelconcque" (dat zij, als zij het dorp Rosmalen in konvooi passeren, zich voortaan onthouden van elke afpersing, buitensporigheid, onderdrukking en bederf en de goede lieden niet molesteren met wat dan ook).28 Deze vermaning zal weinig hebben uitgehaald, want het was allesbehalve de gewoonte van soldaten om dorpsbewoners met rust te laten. En inderdaad, korte tijd later meldden de inwoners van Rosmalen dat er niets was veranderd en dat de uittocht van de bevolking doorging, wat ook schadelijk was voor de stad Den Bosch, waarvan de burgers steeds minder werden voorzien van boter, melk en andere landbouwproducten.29 | 8 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Vlucht Zoals uit het vorige bericht blijkt, lag Rosmalen ongunstig (in tijden van vrede gunstig) op een drukke aanvoerroute van Grave naar Den Bosch en vond het goederentransport plaats met bewapende konvooien. De voortdurende, verwoestende overlast van soldaten van beide partijen en de zware oorlogscontributies, die zowel de opstandelingen als de Spanjaarden oplegden, leidden tot ontvolking van veel meierijse dorpen. Boeren uit Rosmalen kozen voor de veiligheid van Den Bosch, waarheen zij al dan niet met hun vee uitweken. Veel landerijen kwamen braak te liggen, wat verdere ontvolking stimuleerde. De pachtcontracten van drie boerderijen in Rosmalen, eigendom van het Geefhuis in Den Bosch, kunnen een beeld geven van de desolate situatie waarin de boeren zich tussen 1572 (en vooral 1579) en 1609 bevonden.
De drie hoeven lagen te Heze op de Kruisstraat, bij de kerk en "in den Duijnhalm" ofwel "in den Duijn". De laatste staat nog steeds bekend als de Duinsche Hoef. De andere noem ik hierna Kruisstraathoeve en Kerkhoeve.
In de tabel op p. 10 t/m 12 wordt een overzicht gegeven van de pachtcontracten in de oorlogsjaren tot tijdens het Twaalfjarig Bestand. Analyse daarvan leert allereerst iets over het boerenbedrijf. De laat (pachter) aanvaardde de hof met half maart, het weien hooiland op mei-avond (eind april, als de koeien in de wei gingen), het huis met Pinksteren en het akkerland te stoppeltijt, na de winteroogst. Hij betaalde in natura met wat de hoeve voortbracht en in geld voor het recht om zijn vee te weiden (het voorlijf of groesgeld). De korenpacht weerspiegelt de voornaamste gewassen: rogge en boekweit, in mindere mate gerst en haver. Het graan moest de laat jaarlijks met Maria Lichtmis (2 februari) afleveren bij het Geefhuis in Den Bosch. Het voorlijf moest hij betalen met Sint-Maarten in de winter (11 november), want dan was het hooi binnen en waren de weiden voor het vee gesloten. Rond Bamis (1 oktober) moest hij een zogeheten zende brengen, bestaande uit boter, eieren, kapoenen, kippen en vlas, terwijl rond Pasen de Geefhuismeester een of meer van de beste hamels of schapen (‘met de wol’) uit de kooi mocht kiezen. Soms werden in plaats van schapen varkens geleverd en vaak werd nauwkeurig vastgelegd wat de verhouding moest zijn tussen de meiboter (de beste kwaliteit) en de spurrieboter (als de koeien waren geweid op de roggestoppelen, waar spurrie was gezaaid). Elk jaar moest de laat vijftig eiken en/of vijftig wilgen, populieren of berken planten.
Het eerste teken van crisis toont het pachtcontract van de Kruisstraathoeve in 1580: de laat hoefde nog maar tien mud graan te leveren, slechts een derde van de hoeveelheid boter en helemaal geen kapoenen, eieren, hamels of varkens meer.30 De reden van de pachtverlaging lag bij de oorlog. Allereerst moest de boerenbevolking loodzware oorlogsbelastingen betalen, die de bedrijfsresultaten drukten. Aangezien in de pachtcontracten steevast werd bepaald dat de laat alle grondcijnzen, morgengeld, dijkgeld, onraad en gebuurlijke rechten moest betalen, dus ook de zware oorlogsbelastingen, was een compenserende lastenverlichting noodzakelijk om het bedrijf niet economisch te gronde te laten gaan. De tweede en belangrijkste reden van de lagere opbrengsten in de landbouw was het gedrag van de soldateska, die de boeren uitvrat en de oogsten van de velden en uit de schuren stal. Menigmaal was er zelfs geen zaaikoren meer. Ten derde pasten de rebellerende staten verschillende maken de tactiek van de verschroeide aarde toe.
Ook de Kerkhoeve produceerde in de jaren 1580 aanzienlijk minder: in 1582 werd de korenpacht verlaagd van elf naar vijf mud rogge en het voorlijf van 65 naar 15 gulden, terwijl het huren van het bedrijf blijkbaar zo riskant was geworden, dat de laat voor niet meer dan een jaar wilde tekenen.31
Van de Duinsche Hoef is geen pachtcontract uit de jaren tachtig bewaard gebleven. De in 1568 of 1569 nog nieuw opgebouwde hoeve32 werd verbrand door soldaten en lag sinds 1579 of
| 9 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opbrengsten van de drie hoeven te Rosmalen van het Bossche Geefhuis volgens de pachtcontracten.32
| 10 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 11 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kw. = kwart, m. = mud, p. = pond, z. = zester 1580 braak. Er is nog wel geprobeerd het bakhuis te herstellen, waarschijnlijk om als provisorische woning te dienen, maar de hoeve werd verlaten.33 In de jaren tachtig kwamen ook de twee andere Geefhuishoeven voor vogelweide te liggen. De Kruisstraathoeve had voordien te kampen gehad met het snelle afsterven van de laten: Gerardt Everaerts rond 1580 en Dirck Janssen van Berlicum drie jaar later. Dirck werd vermoord en het meest aannemelijke is het te denken aan soldaten. Ook zonder deze sterfgevallen vormden de jaren zeventig en tachtig een breuk in de personele bezetting van | 12 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de hoeven, die voordien soms eeuwenlang door een enkele familie waren bewerkt geweest. Veel inwoners vluchtten in deze periode naar Den Bosch34 en lieten hun boerenbedrijven onbebouwd achter. Sommigen bleven vanuit de stad boeren, evenals hun collega's uit Empel. In mei 1588 probeerden drie boeren uit Rosmalen en een Empelse boer, die in den Bosch woonden, hun door soldaten van het fort te Engelen in beslag genomen runderen los te krijgen.35 Dat moet een heikele en enerverende bezigheid zijn geweest, want het garnizoen van Engelen was berucht om zijn willekeurige gedrag jegens de boeren. Bovendien begrepen de Italiaanse soldaten niets van de landlieden: zij burgerden niet in, verstonden de landstaal niet en konden met gemak (en uit winstoogmerk) de plaatselijke bevolking aanzien voor vijanden. Aangezien de commandant hier zwaar voor was bekritiseerd, hebben zijn soldaten vermoedelijk de gestolen beesten teruggegeven. De Italianen dienden de koning van Spanje, maar ook door de bezetting van het fort Crevecoeur, dat in handen van de Republiek was, werd Rosmalen leeggeroofd.36
6. Herademing De eerste verwilderde Geefhuishoeve te Rosmalen die weer in bedrijf genomen werd, was die aan de Kruisstraat. Pauwels Janss en Vreyns Janss, beiden woonachtig te Sint-Oedenrode, lieten zich eind 1591 contracteren en begonnen meteen het land te breken. In de eerste oogst hoefden zij slechts drie mud boekweit en drie mud haver te leveren, daarna moest hun prestatie worden opgevoerd naar acht mud rogge, twee mud boekweit en een mud haver per jaar. Het bouwhuis zou worden gerepareerd, maar andere bouwsels, zoals schuur en schop, "staende dezen turbulenten tyt" nog niet.37 Op 5 mei 1592 betaalde het Geefhuis aan een timmerman voor 163 dagen arbeidsloon 48 gulden 18 stuiver, er werden latten en stro gekocht, de dakdekker werkte 35½ dag ad 5 stuiver, er werd een bakoven gebouwd en nog 10½ dag gemetseld.38 De twee nieuwe laten, die voor zes jaar hadden getekend, hielden het halverwege voor gezien en verlieten tegen de afspraak en gewoonte in het land "bloet ende sonder ennighe schare", wat wil zeggen dat zij niet de helft van de oogst achterlieten. De nieuwe laat, Jan Everts uit Erp, hoefde daarom voor het eerste jaar alleen zomerkoren te leveren: een mud boekweit en een mud haver. Daarna moest hij elk jaar zes mud winterkoren (rogge) leveren, een mud gerst, vier zester boekweit en een mud haver.39
Ook de Kerkhoeve had braak gelegen. Het bouwhuis en alle andere opstallen waren afgebrand en daarna was er een gebint met een "afganck" gebouwd.40 Dat was een schuur, die volgens het pachtcontract van 1593 voor Pasen zou worden gerepareerd en gedekt, "daermede die voirscreven laet hem zal moeten behelpen ter tyt ende wijlen toe deze tegenwordighe troublen sullen cesseren".41 Voor 36 gulden, 6 zester rogge en twee tonnen bier klaarde de timmerman de klus, waarna de dekker voor 9 gulden het dak afwerkte.42
De Duinsche Hoef werd pas in 1597 weer in cultuur gebracht. Bij het sluiten van het eerste pachtcontract beloofde het Geefhuis
| 13 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor Pinksteren dat jaar een bouwhuis van vijf gebinten te bouwen.43 In de jaren daarna volgden een varkenshok en een schuur van drie gebinten.44 Terzelfdertijd werd het bouwhuis van de Kerkhoeve opgebouwd. Een timmerman nam de Duinsche Hoef aan voor 125 gulden en twee tonnen bier en de Kerkhoeve voor wat meer. De boerderij bij de kerk zou zes gebinten groot worden, de wormen (dakbalken waaraan de spanten werden vastgemaakt) 90 voet lang, de stijlen 17 voet hoog en de kap 21 voet.45 Voor beide boerderijen werden 4100 (tweedehands) stenen gekocht van het Annenborchconvent.46 Het Geefhuis mag worden beschouwd als pionier bij het recultiveren van verlaten landbouwbedrijven, iets waarvoor deze rijke armeninstelling veel meer investeringsmogelijkheden had dan de arme boeren. Dat betekent niet dat deze instelling voor armenzorg een sociaal beleid voerde jegens zijn laten: zij bleven, hoe zwaar ook getroffen door oorlog en natuur, bij het Geefhuis in het krijt staan voor de niet betaalde pachten. In het eerste decennium van de zeventiende eeuw sloot het Geefhuis contracten met de voormalige laten voor betaling van de achterstallige pachten, die soms al een kwart eeuw oud waren.47 Alleen de allerarmsten kregen een korting of kwijtschelding. Zo veel mogelijk oorlogsschade werd bij de boer gelegd.
7. Teleurstelling Dat de strijd wat luwde, leidde tot enig economisch herstel, dat kan worden afgelezen aan de verhoogde pachtleveringen. In 1599 werd Lenart Arndts op de Kruisstraathoeve geplaatst voor een korenpacht van zeven mud rogge, drie mud gerst, twee mud boekweit en een mud haver48, sinds 1600 moest de laat van de Duinsche Hoef zes in plaats van vier mud rogge leveren49 en op de Kerkhoeve steeg de korenpacht van zeven mud rogge en een mud boekweit tot acht en twee mud.50 In 1603 kelderden echter de pachtprijzen opnieuw: in de Kruisstraat van zeven naar drie mud rogge, in de Duinhalm van zes naar twee mud rogge en, in mindere mate, bij de kerk van acht naar zeven mud.51 Er waren voor de nieuwe depressie verschillende redenen, waarvan de belangrijkste het doorsteken van de Maasdijk bij Lithoijen en het toedammen van de Dieze bij Crevecoeur waren. Dat had tot hoge waterstanden geleid, waardoor het broekland (de hooi- en weilanden) niet kon worden gebruikt en 's zomers ook delen van de akkerlanden twee- of driemaal waren overstroomd. Ook in het contract met de laat worden de overstromingen genoemd als reden voor de lage pacht, terwijl daarnaast wordt gerefereerd aan "tgroet geven dwelck die van Roesmalen moeten geven aen allen canten"52, dus de zware oorlogsbelastingen. Want het leven in oorlogstijd was peperduur: het
| 14 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geefhuis huurde bijvoorbeeld in de oogsttijd van 1599 een soldaat, die achttien dagen lang het binnenhalen van het koren bewaakte en het graantransport van Rosmalen naar Den Bosch konvooieerde53; dat was nodig, omdat de soldaten klaarstonden met "faulx, serpettes et fleaulx" (sikkels, messen en dorsvlegels) om persoonlijk en ten eigen bate de oogst binnen te halen. Om zulks te voorkomen werd bovendien een afdeling van vijfentwintig lichte ruiters gedetacheerd in de kerken van Rosmalen, Berlicum, Nuland en Geffen54, wat weer extra onderhoudskosten voor de boeren betekende. Dat was niet alles, want in 1600 eisten de muiters van Weert de levering van hooi en haver voor drie paarden op straffe van het gewapenderhand te komen invorderen.55 En in 1602 schreef de graaf van Hohenlohe, bevelhebber van de opstandige staten, dat onlangs de pastoors van Rosmalen en Berlicum weliswaar door zijn soldaten waren meegevoerd, maar goed waren behandeld en voorwaardelijk vrijgelaten56; voorwaardelijk betekent, dat de parochianen een flink bedrag voor het rantsoen van hun herder hadden moeten neertellen. De overstromingen in het begin van de zeventiende eeuw waren een gevolg van het verlies van de schansen van Sint-Andries en Crevecoeur in 1600 en de belegeringen van Den Bosch in 1601 en 1603, maar waren beslist niet nieuw. In 1572 bijvoorbeeld was er een dijkdoorbraak in Rosmalen en tien jaar later was het dorp door het hoge water per schuit bereikbaar.57 Vier jaar later was de schans te Gewande veroverd door de opstandelingen, die de sluis hadden gesloten, waardoor het land onder water kwam te staan. Daardoor konden de boeren van Oss, Geffen, Nuland, Rosmalen, Berghem, Heesch en Nistelrode hun beesten niet meer weiden.58 En in 1595 moesten de boeren van Rosmalen meebetalen aan het herstel van de Maasdijken in Kessel.59
Bij de Duinsche Hoef was de situatie schrijnender dan de andere Geefhuishoeven. In plaats van het nieuwe bouwhuis van vijf gebinten uit 1597 werd er in 1601 een nieuw van vier gebinten geplaatst, waaraan enkele jaren later een varkenskooi werd gevoegd ('in plaats van een zolder en een trap').60 Het huis uit 1597 was blijkbaar alweer verwoest, maar ook dat van 1601 hield maar kort stand, want in 1603 moest de laat genoegen nemen met "een boij omme daerinne te woenen ende sijne beesten te stellen". Deze booi (huisje) annex stal moest hij zelf bij het schuurtje bouwen. De pacht was daarom laag, ook omdat de hoeve aan het einde van het dorp lag en geen naburen had61, zodat hij dagelijks aan 'vijanden en andere knevelaars' was blootgesteld.62
De nieuwe laat hield het overigens maar drie jaar op de hoeve uit, zijn opvolger even lang en diens opvolger wilde het pachtcontract op de valreep niet eens ondertekenen.
Het Bossche Geefhuis bezat nog een vierde boerderij in Rosmalen: de Boonhof in de Heinis, bij het Heilige-Geestwiel (een van de Rosmalense viswaters van het Geefhuis). Het was een hoefke (een klein bedrijf), dat uit maximaal tien morgen hooi- en weiland bestond. Pas van sinds 1598 zijn er pachtcontracten bewaard gebleven: toen jaarlijks | 15 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42 gulden, 38 gulden in 1603, 46 gulden in 1605, 80 gulden in 1609 en 100 gulden in 1614-1619.63 In 1598 lag een deel van het land al 15 of 16 jaar braak en de gebouwen waren verwoest. Het Geefhuis zou dat jaar voor Allerheiligen een huis van drie gebinten bouwen. Ter compensatie van deze nadelen hoefde de laat het eerste jaar slechts 27 gulden te betalen. In 1599 was het land onbruikbaar, doordat de hele zomer een leger had gelegen aan de Maaskant en het beloofde bouwhuis werd uitgesteld. Daarom kreeg de laat korting.64 De pachtverlaging van eind 1603 had meerdere redenen, waarvan de overstromingen, de belegeringen van Den Bosch de voornaamste waren. Bovendien was de nieuw gebouwde boerenhoeve (1599-160065) tijdens het beleg
| 16 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Den Bosch in november 1601 door soldaten afgebroken.66 De booi die er voor in de plaats werd gezet, werd tijdens het tweede beleg, in 1603, gesloopt. Er moest weer een nieuwe worden gebouwd en de laat werd verplicht daaraan mee te werken en betalen. De boooi werd voorzien van een raam met glas, een keldertje en een schouw of schoorsteen.67 Na 1605 werd in Erp een oude schuur van twee gebinten gekocht die naar de Boonhof werd verplaatst68, pas na 1609 verrees er een echt bouwhuis (vier gebinten groot) en na 1614 volgde een bakhuis. Het herstel was langzaam. 8. Hoop Naast de wederopbouw van de boerenbedrijven was het herstel van het birgittijnse kloosterleven een tweede symptoom van terugkerende rust en veiligheid. De zusters woonden in 1592 nog in Den Bosch.69 In 1596 vroeg de abdis aan de Bossche magistraat om een lage bieraccijns. Zij voerde aan dat de zusters door de oorlog de abdij hadden verlaten en zich in de stad hadden gevestigd, "armelycken levende van haren zeer soberen innecommen." Zij brouwden slechts scherp bier, waarin zij per ton een halve zester gerst verwerkten, terwijl in het handelsbier twee tot drie zesters per ton werd verbrouwen. Toch moesten zij voor hun slappe gerstenat evenveel belasting betalen als werd geheven voor zwaar bier.70 Een deel van de zusters, "suo ruri valde destructo" (wier landhuis zwaar is geruïneerd), woonde in 1601 nog in Den Bosch.71 Een jaar later woonde meester Jacob van Berchem, kwartierschout van Maasland, op Koudewater.72 Omdat hij een war lord was, die voorheen op de kastelen van Megen en Hemert en op de schans te Gewande gestationeerd was geweest, kan het een aanwijzing zijn dat het kloosterslot nog als vesting werd gebruikt, maar, zoals hiervoor is gezegd, werd na 1580 het gebouw niet meer in een militaire hoedanigheid vermeld. Ten laatste in 1609 had het klooster zijn oude functie weer terug. In dat jaar protesteerde de abdis bij de overheid in Brussel er tegen, dat de aartshertogen Albert en Isabella op kosten van het klooster een plaats hadden gereserveerd voor de weduwe van don Francisco Carillo — blijkbaar een Spaanse militair —, die daar vier maanden had gewoond; volgens moeder-overste sloot het door de hertog van Bourgondië verleende privilege dergelijke plaatsingen in "pain et provande" uit.73 De augustinessen van Annenborch bleven in Den Bosch wonen, waar zij in 1606 vroegen om een belastingverlaging voor het bier dat zij brouwden.74
Gedurende de rustperiode van de wapenstilstand normaliseerde het leven, trok de economie aan en verbeterden de boeren- | 17 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bedrijfsresultaten. Na de bestandsbeëindiging in 1621 werden de vijandelijkheden echter terstond hervat en volgden decennia van nieuw boerenverdriet. 9. Boerenverdriet Was het lot van de Geefhuishoeven representatief voor heel Rosmalen en was Rosmalen representatief voor de hele meierij van Den Bosch? Afgaande op het lot van de meierijse hoeven van het Geefhuis was Rosmalen duidelijk het zwaarst getroffen. Ook elders verbrandden veel boerenhoeven, maar meestal ging daar de landbouw door en desnoods werden de percelen apart verpacht. Dat Rosmalen wel erg dicht bij een oorlogsbrandhaard (Den Bosch) lag, heeft de landbouweconomie sterk geschaad. Het was een komen en gaan van legereenheden. De vraag of de Geefhuishoeven zwaarder werden getroffen dan de overige boerderijen kan alleen worden beantwoord na minutieus onderzoek. Omdat de hoeven van kapitaalkrachtige instellingen en personen meestal groter waren dan de doorsnee keuterbedrijven, was weliswaar het uitplunderen van zo'n bedrijf lucratiever, maar gewoonlijk discrimineerde de hongerige en op buit beluste soldaat niet. Wel was tijdens de herstelperiode de laat in het voordeel boven de (kleine) zelfstandige boer, want de eigenaar bekostigde (een deel van) de reparaties of nieuwbouw en gaf aan de laat de economische ruimte om een nieuwe start te maken.
Ook om tot een schadevergelijking binnen de regio te komen moet nog veel onderzoek worden gedaan. Zeker is dat de afstand tot een vesting als Den Bosch, Helmond of Eindhoven, maar ook tot een kleiner fort als in Empel of Nuland, evenredig was aan de veiligheid voor de boeren: hoe verder weg, hoe beter. Aan de andere kant namen soldaten herhaaldelijk de moeite om helemaal uit Heusden, Breda, Grave, Hoogstraten, Herentals of Diest aan deze contreien een verwoestend bezoek te komen brengen.
Een tweede nadelige factor vormde het water. De dorpen aan de Maas waren kwetsbaar voor de militaire inundaties en ook Rosmalen, voor een belangrijk deel een polder, kreeg zijn trekken thuis. Hoe het in Empel en Maren ging, kan aan enkele Rosmalense pachtcontracten worden afgelezen. Toen in 1613 de laat van de Kerkhoeve de pacht verlengde, werd daarvan een perceel van twee morgen land te Gewande onder Empel uitgesloten. In voorgaande jaren was dit land per abuis in de pacht begrepen geweest, maar de laat had er wegens het doorsteken van de dijken en de overige oorlogshandelingen geen profijt van gehad — behalve de laatste jaren (of een jaar). In 1613 bood hij 2 mud gerst voor het land, maar het Geefhuis wimpelde dit aanbod af.75 In Empel hadden tientallen jaren weinig of geen mensen gewoond.
De laat van de Duinsche Hoef overkwam iets vergelijkbaars. Nadat dertig of veertig jaar lang een weiland van drie morgen te Maren ongebruikt had gelegen, hooide hij het in de zomer van 1615 voor het eerst. Terstond ontkoppelde het Geefhuis dit profijtelijke land van de hoeve en werd de laat quasi gecompenseerd met een weide van anderhalve morgen te Rosmalen aan het Heeseinde in de Vliert, naast de koeweide van de hoeve.76
Resumerend kan worden gezegd dat Rosmalen door de nabijheid van Den Bosch en de Maas relatief zwaar is getroffen, maar niet zoals Empel en andere Maasdorpen totaal ontvolkte. | 18 |
Noten | |
1. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 158, 15 maart 1582. Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Cuypers van Velthoven 392, 13 april 1582. |
2. | H. van Alfen (uitg.), Kroniek eener kloosterzuster van het voormalig Bossche klooster "Mariënburg" over de troebelen te 's-Hertogenbosch e.e. in de jaren 1566-1575 ('s-Hertogenbosch, 1931) 4. P. Cuypers van Velthoven, Documents pour servir à l'histoire des troubles religieux du XVIme siècle dans le Brabant Septentrional. Bois-le-Duc 1566-1570 (Bruxelles, 1858) 321. |
3. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 50, p. 68. |
4. | R.A. van Zuijlen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, chronologisch opgemaakt en de voornaamste gebeurtenissen bevattende. (Stadsrekeningen van het jaar 1399-1800) (2 stukken; 's-Hertogenbosch, 1863-1866) II, 855. |
5. | Van Zuijlen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, II, 853, 854, 871, 878. |
6. | Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Cuypers van Velthoven 2829, 23 februari 1572 oude stijl [= 1573] (twee stukken); 24 februari 1572 oude stijl. |
7. | Van Alfen, Kroniek eener kloosterzuster, 55. |
8. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 155, 20, 21 en 24 oktober 1579; 5 november 1579. |
9. | J.C.M. Poelman, Van klooster tot psychiatrisch ziekenhuis. Geschiedenis van Coudewater (Z.pl., 1968) 49. |
10. | L.F.W. Adriaenssen, "Een aanslag op de calculerende clerus. De amortisatie van de geestelijke goederen in stad en meierij van 's-Hertogenbosch in 1516", Noordbrabants Historisch Jaarboek, XV (1998) 94, 95, 111. |
11. | A.M. Frenken, Het klooster Marienwater, alias Koudewater (ongepubliceerd manuscript in Bisschoppelijk archief 's-Hertogenbosch, parochiedossier Rosmalen) 19. |
12. | Poelman, Van klooster tot psychiatrisch ziekenhuis, 101. |
13. | Van Zuijlen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, II, 870. |
14. | L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht. Staatkundige geschiedenis 1576-1579 (Tongerlo, 1959) 91, 92. |
15. | Van Zuijlen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, II, 940. |
16. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 155, 11 oktober 1579. |
17. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 155, 5 november 1579. |
18. | Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht, 251. |
19. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 155, 6 en 8 november 1579. |
20. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 156, januari 1580. |
21. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 182, z.d., met apostille van 21 juli 1606. |
22. | N. Japikse en H.P.H. Rijperman, Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609 (14 dln.; 's-Gravenhage, 1915-1970) I, 244; vgl. 245. |
23. | C.R. Hermans, Verzameling van kronyken betrekkelijk de stad en meijerij van ’s Hertogenbosch (’s-Hertogenbosch, 1846) 329. |
24. | Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Cuypers van Velthoven 2879, no. 11, 22 september 1579. |
25. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 50, p. 67. Havrech was Charles Philppe de Croy, markies van Havré. |
26. | J. Coopmans, "De onderlinge rechtsverhoudingen van 's-Hertogenbosch en het platteland vóór 1629", Bijdragen tot de geschiedenis, LVIII (1975) 81, zegt dat deze regeling gold in 1499 tot minstens 1595. In 1596 vroeg 's-Hertogenbosch verlenging van het betreffende octrooi (Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 172, z.d., met apostilles van 26 juni en 6 juli 1596). |
27. | Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Cuypers van Velthoven 2888, no. 1, z.d., met apostilles van 27 juli en 2 augustus 1580; no. 7, z.d., met apostille van 19 augustus 1580; no. 8, 20 augustus 1580. |
28. | Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Cuypers van Velthoven 2888, no. 9, 20 augustus 1580. |
29. | Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Cuypers van Velthoven 2891, no. 13, z.d., met apostille van 19 november 1580. |
30. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. A, 5 mei 1580. |
31. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. QQ, 5 juni 1582. |
32. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, A, pachtcontracten van de Kruisstraathoeve, 1560-1580; B, pachtcontracten van de Duinsche Hoef, 1568-1582; QQ, pachtcontracten van de Kerkhoeve, 1561-1576. Idem 663, folio 58C e.v., 1591-1616 (Kruisstraathoeve), folio 159 e.v., 1593-1616 (Kerkhoeve); folio 200v e.v., 1593-1616 (Duinsche Hoef). |
33. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 432, rekening Sint-Jansjaar 1579-1580, sub uitgaven voor reparaties. Idem 438, rekening Sint-Jansjaar 1597-1598, sub uitgaven voor reparaties. |
34. | Van Zuijlen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, II, 1037. |
35. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 164, 18 mei 1588. |
36. | Japikse en Rijperman, Resolutiën, VII, 410, 411 (1591). |
37. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. A, 15 november 1591. Zie ook Oud-stadsarchief 169, 13 november 1593. |
38. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 436, rekening Sint-Jansjaar 1591-1592, sub uitgaven voor reparaties. |
39. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. A, 15 januari 1594. |
40. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 169, 13 november 1593. |
41. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. QQ, 12 januari 1593. |
42. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 437, rekening Sint-Jansjaar 1592-1593, sub uitgaven voor reparaties. |
43. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. B, 24 november 1597. |
44. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 438, rekening Sint-Jansjaar 1598-1599, folio 107v; rekening Sint-Jansjaar 1599-1600, folio 95v. |
45. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 438, rekening Sint-Jansjaar 1597-1598, sub uitgaven voor reparaties. |
46. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 438, rekening Sint-Jansjaar 1598-1599, folio 105v. |
47. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 439, rekening Sint-Jansjaar 1601-1602, folio 30v; rekening Sint-Jansjaar 1603-1604, folio 29. Idem 440, rekening Sint-Jansjaar 1604-1605, folio 33v; rekening Sint-Jansjaar 1606-1607, folio 32; rekening Sint-Jansjaar 1607-1608, folio 31v. |
48. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. A, 20 december 1599. |
49. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. B, 24 november 1597. |
50. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. QQ, 12 januari 1593. |
51. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. A, 5 maart 1603; no. B, 19 februari 1603; no. QQ, 26 februari 1603. |
52. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. A, 29 december 1605. |
53. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch Geefhuis 439, rekening Sint-Jansjaar 1599-1600, folio 84. |
54. | Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Cuypers van Velthoven 3034, z.d. (1599). |
55. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 176, 30 augustus 1600. |
56. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 178, 24 december 1602. |
57. | Gemeentearchief ’s-Hertogenbosch, Geefhuis 431, rekening Sint-Jansjaar 1573-1574, sub allerhande uitgaven. Van Zuijlen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, II, 1024. |
58. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 162, 10 juni 1586. |
59. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 171, 12 juli 1595. |
60. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 439, rekening Sint-Jansjaar 1601-1602, folio 104v. |
61. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, no. B, 19 februari 1603. |
62. | Dit werd in 1593 gezegd over de ongecultiveerd liggende Geefhuishoeve, gestaan in een uithoek op Hommelheze onder Dinther (Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 169, 13 november 1593). |
63. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 663, folio 219 e.v. |
64. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 439, rekening Sint-Jansjaar 1600-1601, folio 30v. |
65. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 439, rekening Sint-Jansjaar 1599-1600, folio 95v. |
66. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 439, rekening Sint-Jansjaar 1603-1604, folio 29. |
67. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 439, rekening Sint-Jansjaar 1602-1603, folio 107v; rekening Sint-Jansjaar 1603-1604, foliozijden 29 en 93v. Idem 40, rekening Sint-Jansjaar 1604-1605, folio 33v. |
68. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 440, rekening Sint-Jansjaar 1605-1606, folio 108. |
69. | Frenken, Het klooster Marienwater, 20. Vgl. L. van de Meerendonk, Tussen reformatie en contrareformatie. Geest en levenswijze van de clerus in stad en meierij van 's-Hertogenbosch en zijn verhouding tot de samenleving tussen ± 1520 en ± 1570 (Tilburg, 1967) 140. |
70. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 178, z.d., met apostille van 10 januari 1596. |
71. | J.D.M. Cornelissen, "'Relationes Status' van het bisdom 's-Hertogenbosch in de eerste helft der zeventiende eeuw", Bossche Bijdragen, IX (1928-1929) 146, 147. |
72. | Japikse en Rijperman, Resolutiën, XII, 83. |
73. | Rijksarchief in Noord-Brabant, Collectie Cuypers van Velthoven 3172, no. 18, augustus 1609 of kort daarna. |
74. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Oud-stadsarchief 182, z.d., met apostille van 21 juli 1606. |
75. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 662, folio 162, 11 april 1613. |
76. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch, Geefhuis 663, folio 205v, 15 januari 1616. |