In 1409 wordt het als stenen huis vermeld. Het perceel liep toen over de Marktstroom door, tot aan de stadsmuur. Er lag een stenen brug en ook een hoger gelegen weg. Was de weg hoger aangelegd in verband met eventuele overstromingen van het achterterrein? Op het achtererf stonden toen een stal en (tuin)muren. In 1506 wordt het gedeelte ten noorden van de Binnendieze afgescheiden van het perceel. In het begin van de 16de eeuw is Gijs van Strathem bezitter. Het huis is in die tijd logement. Het wordt omschreven als: 'een steenen huis met erf en stal'. In 1520 moet voor het perceel van 24 voet (= 6,90 m, even breed als het huidige perceel inclusief de beide zijmuren), hertogcijns betaald worden. Uit de haardentelling van 1553 blijkt dat Philip van Weert als huurder van de 'uuytspanninge' voor zes schouwen moet betalen en één 'stove', samen voor acht schouwen geteld. De kelder is verhuurd aan Hendrik Bruessen die voor één schouw moet betalen. In 1569 blijken er soldaten in de kelder te zijn gehuisvest. Vijf jaar later, in 1574 wordt het huis verkocht aan Jan Anthoniszn, de grafmaker. Het wordt dan omschreven als: 'tuin, huis, erf bij herberg, twee stallen, tuin, en esthuis'. Het huis heeft in deze tijd een 'ticheldak', dat wil zeggen dat het belegd is met daktegels. Deze hangen aan latten die op gespannen rusten. Bij het bombardement van 1601 is er schade aangericht aan deze constructie. Van het oorspronkelijke stenen huis uit de 13de eeuw is thans weinig meer over. De fundering van de linker zijmuur, een zware muur met grondbogen, gefundeerd op het dekzand kon tijdens een bouwhistorisch onderzoek van het buurpand in 1987 gedocumenteerd | 205 |
worden. De muur bleek een keer hersteld te zijn, waarbij er nieuwe funderingsbogen zijn aangebracht. De funderingsbogen doen vermoeden dat de kelder onder het voorhuis een enkelvoudige balklaag uit de bouwtijd bezat. De vierkante achterkelder is van jongere datum. Mogelijk is het achterhuis later verlengd. Het voorhuis bezat zijmuren met zowel in de kelder, als op de begane grond en de eerste verdieping vijf grote spaarnissen. In het bovengrondse werk waren het nissen met spitsbogen. Het achterhuis was ongeleed. De kap bezat oude (15de-eeuwse?) eiken dekbalkjukken. Op de 16de-eeuwse schilderijen staat het pand met een stenen trapgevel afgebeeld. De hoge begane grond heeft een deur in het midden met aan de rechterzijde de kelderingang en links een uitbouw. Op de verdieping zitten drie kruisvensters die op bewoning duiden. In de top zit een kruisvenster. De gevel wordt opgesierd door gekleurde velden boven de ramen en blindnissen in de top. | 206 |
v.d. Pas207. "Het Hert". Oudtijds voorname stadsherberg. In 1513 logeerde er mr. Jan van Dinxlaken, scrijnscriver der stad Keulen, die gekomen was, om het geschil over het groote kanon, de booze Griet of de Stuergewalt, in der minne te schikken. Vroeger liep naast dit huis een gangetje "Achter 't Hort", dat naar de Vogelenmarkt voorde. Aan den naam van dit huis (door hem voor de toenmaals aanzienlijke som van 8 duizend gld. gekocht) ontleende Frans Mosmans, in 1794 Schepen en Lid van den Raad dezer Stad, de figuur voor zijn familiewapen, een roode hertekop op zilveren grond. | 29 |
No. 49 De oudst bekende eigenaar daarvan was Arnt Stamelaert van den Kelre (de Penu). Thomas van Penu (zijn zoon?) ver-
| 331 | ||||||||||||||
leende in 1409 eene grondrente uit dit huis, dat toen gezegd werd te zijn: domus lapidea, area et stabulum, toebehoord hebbende aan Arnt Stamelaert van den Kelre en staande aan de Markt tusschen het huis der erfgenamen van Arnold van Gheel ex uno en dat van Dirck de Roover, ridder, ex alio. Later behoorde dit huis aan Jan Crabbout Henrickszn, die het verkocht aan Gijsbert van Strathen Peterszn; deze verkocht op zijne beurt 10 December 1506 (Reg. n° 101 f. 94 vso) dat huis, - hetwelk alstoen gezegd werd te zijn een steenen huis met erf en stal, staande tusschen het huis van Elisabeth weduwe van Arnold die Hoessche en hare kinderen ex uno en dat van Lodewijk Beys ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende van de Markt over de Dieze tot aan den stadsmuur en het water, daarachter vlietende, - aan Tozannes genaamd Heyliger, zoon van Peter Kruyshart. Deze nieuwe eigenaar is in eene Bossche Schepenakte van 1511 geheeten Heyliger Cruyshart van Colonia (Keulen ?) en was volgens R.A. van Zuylen De Stadsrekeningen I p. 291 in 1514 kapitein; zijne vrouw was Dymphna, dochter van Nicolaas Alewijns, die met haren broeder Gerard bezat het logement met stal en achterhuis, genaamd het Gulden Hoofd, staande aan de Zadeleersstraat, thans de Schapenmarkt te den Bosch, dat zij beiden, zij bijgestaan en gemachtigd door haren genoemden man, in 1512 verkochten aan Mathijs, zoon van Michiel Henrickszn. In 1514 was ook het huis het Hert een logement of herberg, zooals blijkt uit de Bossche schepenakten n° 143 f. 61 en 146 f. 187; uit R.A. van Zuylen t.a.p. blz. 301 en uit W. Wakker de Stuerghewalt p. 19. Ten laste van laatstgenoemden kooper of van diens erven is het huis het Hert gerechtelijk uitgewonnen; koopers werden toen daarvan Mathijs van den Wyell en Jan van den Wyell, als wasmeesters van het Schuttersgilde van den Ouden Voetboog in de St. Jorisstraat te den Bosch, ten behoeve van hetzelve. Eerstgenoemde hunner in zijne voorzegde hoedanigheid, daartoe door zijn Gilde behoorlijk gemachtigd, verkocht dat huis
| 332 | ||||||||||||||
16 Augustus 1522 weder (Reg. n° 221 f. 222) aan Geertruid weduwe van Jan Crabbe. In 1563 was Jacques van der Borcht eigenaar van dit huis (Reg. n° 207 f. 695). Vier jaren later was het nog een logement of herberg, zooals blijkt uit Prosp. Cuypers t.a.p. blz. 315 en 372. In 1574 was Jan Kuysten daarvan eigenaar; het werd alstoen door de stad den Bosch gerechtelijk uitgewonnen en toen werd zij daarvan eigenares. De Rentmeesters van die stad verkochten daarop den 25 Juni van dat jaar (Reg. n° 223 f. 199 vso) dit huis, dat toen gezegd werd te zijn: ortus, domus, area seu hospitium, duo stabula, ortus et domus estmalis, genaamd het Hert, aan Jan den Graftmaker Anthoniszn. Krachtens vernadering of naasting werden Bernardino Moriszn en zijne vrouw Mayken, dochter van Willem Roovers, 9 September 1596 eigenaars van dit huis. Nadat de eerstgenoemde hunner was komen te overlijden, verkocht zijne voorzegde vrouw het 18 December 1626 (Reg. n° 353 f. 128) aan den apotheker mr. Victor van Wamel; het werd alstoen omschreven als volgt: „eene huysinge, erve, breeden ganck, houte brugge over de waeter met een secreet, daer neffens staende, eene afterhuysinge over d'waeter aen de selve brugge, eene groote ledige plaetse met eene sydelpoorte ende gerechticheyt van door deselve sydelpoorte met waegens ende kerren uit ende in te mogen vaeren ende met perden ryden ter Tolbrugstraet waert uut twee besondere stallingen ofte huysingen, 't eynden deselve plaetsse staende, eenen sydelganck ende hoff after dese twee stallingen liggende, gemeynlick genoemt het Hert”, staande tusschen den Gulden Kop ex uno en het huis der Wed. en kinderen Rogier van Broeckhoven, raad van den Bosch, ex alio.
Genoemde mr. Victor van Wamel was de zoon van mr. Johan van Wamel, ook apotheker te den Bosch en van diens eerste echtgenoote Elisabeth, dochter van Servaas Comans, welke mr. Johan van Wamel van die vrouw de navolgende kinderen had (Reg. n° 352 f. 415):
| 333 | ||||||||||||||
Uit het huwelijk van Johanna van Wamel met Jaspar van Beughem werden o.a. geboren mr. Victor van Beughem en Maria Catharina van Beughem; zij erfden het huis het Hert van hunnen grootvader van moederszijde mr. Victor van Wamel, dat zij 17 October 1673 (Reg. n° 455 f. 56 vso) verkochten aan Adriaan Dancloffs, koopman te den Bosch; van dezen laatste erfde het weder diens kleinzoon Petrus ab Angelis, eigenlijk genaamd van Engelen, gestorven 4 December 1726, die van zijne vrouw Maria Anna van Kessel, dochter van Anthony, (den zoon van Gijsbert Antoniuszoon) en Lucretia van Gerwen, deze kinderen had:
| 334 | ||||||||||||||
Deze kinderen, voor zooverre toen nog in leven, verkochten 2 December 1737 (Reg. n° 557 f. 372 vso) aan Ruben van Hoven, koopman te den Bosch, het huis het Hert, dat toen gezegd werd te zijn: een huis met kelders, erf, ledige plaats en drie achterhuisjes, genaamd het Hert, staande tusschen de Groote markt en het Groot Ziekengasthuis, alsmede tusschen het huis den Kop, toebehoorende aan de Wed. Huygermans ex uno en de Hoofdwacht, een gang tusschen beiden liggende, ex alio. Genoemde van Hoven verkocht dit huis 16 Juni 1747 weder (Reg. n° 564 f. 198 vso) aan Johanna du Chenes weduwe Watrin. Den 22 Augustus 1799 (Reg. n° 607 f. 369 vso) werd het gekocht door Franciscus Adrianus Mosmans, lintfabriekant en lid der Municipaliteit te den Bosch, van wien afstamt de thans aldaar nog bestaande familie Mosmans, welke eveneens tot de weinige geslachten behoort, die reeds gedurende eeuwen in den Bosch gevestigd zijn 1); hij verkocht dit huis 28 Januari 1817 aan Wouterus van der Pas, onder wiens familienaam daarin thans nog een handel in sigaren en tabak gedreven wordt.
| 335 | ||||||||||||||
Naast het laatstbedoelde huis staat aan de Markt Westwaarts het huis De Leeuwenburg of Camphenshuizing.
| 336 |
Noten | |
1. | De eerste Mosmans, die zich in den Bosch metterwoon vestigde, was Jan Mosmans, die er omstreeks het jaar 1650 kwam; hij was zoon van Jan, die in 1618 te St. Truiden huwde met Catharina Das. |
1567 |
Kapittel 19De Overste-Kapitein van het volk van oorlog des Hertogs van Alva met zijn gevolg, gehuisvest in de herbergen het Hert, het Gulden Hooft, het Zwaard, enz.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1573 |
Kapittel 13• Akte van overdragt aan de Stad 's Hertogenbosch, van het huis genoemd het Hert.• Het Logement het Hert, neven het hoog huis naast de Hoofdwacht, toebehoorende aan Jan Kuijsten, door de Stad gekocht.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1577 |
Kapittel 20De Regering van 's Hertogenbosch, betaald de vertering van twee Kapiteinen des Graven van Hohenlo, in het logement het Hert gehuisvest, omdat zij in het beleg te Vucht zujnde, aan de Stad groote diensten hadden bewezen.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
1865 | J.J. van der Pas (koopman in koloniale waren en lid van den gemeenteraad) |
1875 | J.J. van der Pas (koopman in tabak en sigaren) |
1881 | H.J. Hartogensis (partikuliere) - firma J.J. van der Pas (koopman in tabak en sigaren) - A. Straatman (koopman in tabak en sigaren) |
1893 | J.J. van der Pas |
1899 | Frigge C.A. en firma J.J. van der Pas (sigarenfabrikant) |
1908 | C.A. Frigge (firma van der Pas) tabak en sigarenhandel |
1910 | Gez. Michiels (winkeljuffr.) - J.J. van der Pas (tabak-, snuif- en sigarenhandel) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 62