A.F.A.M. Wetzer, 7 augustus 2004
Hoewel bij een bezoek aan Bokhoven de belangstelling veelal uitgaat naar ‘het kasteel’, verdient het naastgelegen betongrijze rijksmonument Driekoningen-plein 6, dat vanaf de straatzijde opvalt door zijn bijzondere neogotische raampartijen, minstens zoveel aandacht. Het vermoeden bestaat dat dit woonhuis in de eerste helft van de negentiende eeuw is gebouwd op de fundamenten van een donjon of hoofdtoren van het oude kasteel van Bokhoven dat in etappes tussen 1672 en ca. 1800 werd vernietigd. De 3/8ste sluiting van de voorzijde van dit merk-waardige woonhuis, in vorm met de achtkantige toren, lijkt dat vermoeden alleen maar te bevestigen. La Licorne oftewel ‘De Eenhoorn’ heet het perceel Driekoningenplein 6 in ‘de parel aan de Maas’ die Bokhoven is. Maar het kapitale naambord hangt binnen in het trapportaal, want Pith Schure, samen met zijn vrouw Mieke, de huidige bewoner van het pand, vond de vormgeving van dit bord terecht niet mooi genoeg om het buiten aan de fraaie gevel te hangen. Dat doet verder niets af aan de verklaring, die Schure voor de naam weet. ‘Naast het pand staat een traptorentje met spits en als je het geheel vanaf de straatzijde bekijkt kun je er met een beetje fanta-sie een eenhoorn in zien.’ Overigens siert een in de zon glanzende eenhoorn de windvaan op de torenspits. | 60 |
ZaaltjeDe herkomst van de naam Licorne is maar een piepklein detail uit de schat aan gegevens, waarop verteller Pith (‘Van Pieter Theodoor’) Schure zich kan beroepen, het resultaat van vele, vele naspeuringen. Die rijkdom van wetenswaardigheden inspireerde hem tot drie historische romans, die beginnen in 1790, een jaar na de Franse Revolutie, in Parijs en doorlopen tot 1928 in Bokhoven. Dat deze trilogie ook de naam ‘La Licorne’ draagt is vanzelfsprekend, maar het zijn de subtitels die er toe doen: ‘een klein dorp in de grote wereld’, ‘de Parel aan de Maas’ en ‘het Labyrint’.Dezelfde naspeuringen leidden Pith en Mieke ook naar het Chateau de Montigny-le-Gannelon, iets ten zuiden van Parijs. Daar ontdekten ze het alliantie-wapen van de families De Montmorency en De Lévis met dezelfde wapenspreuk als die op het wapen dat in de latere, maar toch ook negentiende-eeuwse aanbouw van het huis bij het Driekoningen-plein aan de wand prijkt. Eigenlijk mag deze aanbouw daarom ‘wapenzaal’ worden genoemd, maar omdat deze slechts huiskamergroot is, spreken de bewoners even consequent als vertederend van ‘het zaaltje’. Ingericht als huiskamer dit zaaltje, maar dé living van het huis bevindt zich aan de voorzijde, waar de driezijdige voorgevel oogt als een fraaie en royale erker met zijn, wat Pith Schure noemt | 61 |
‘Tudor-ramen’, vanwege de Tudor-bogen die als het ware de kroon op de prachtige vensters vormen. De beperkte leefruimte, zo’n vijf bij zes meter, dwingt als het ware vanzelf tot het intieme karakter van het woonvertrek, met aan de ene kant een (televisie-)zitje en aan de andere kant een achthoekige eetkamertafel met vijf stoelen. En op de achtergrond een donker en daardoor onopvallend keukenblok. Boven het fornuis is een element verwerkt uit de schouw, die ooit in ‘het zaaltje’ heeft gestaan, maar die de huidige bewoners in stukken in de tuin vonden. Twee min of meer bruikbare zijpanelen zijn aan de buitenzijde tegen de achtermuur (met trapgevel) gemetseld, met ruimte voor een klein plantenbakje. Terug nog even naar de voorkamer, waar het grotendeels authentieke balkenplafond bewondering afdwingt, en prachtige beige plavuizen lijken te demonstreren dat oud en nieuw zeer wel kunnen harmoniëren.BrievenbusLa Licorne was ‘behoorlijk vervallen’ toen Pith en Mieke Schure het in 1979 kochten. ‘Het verkeerde in een verschrikkelijke staat, maar met vereende krachten hebben wij het helemaal opgeknapt’, aldus Pith Schure, die al meteen en ongevraagd laat weten zijn leeftijd voor zich te willen houden. ‘Zeg maar dat ik ooit in Maastricht geboren ben.’ Zo is hij ooit afgestudeerd in cultuurtechniek (‘zeg maar landinrichting’) aan wat toen nog de Landbouwhogeschool Wageningen heette. Sindsdien was ir. Schure afwisselend werkzaam in het buitenland (Afrika, het Caraïbisch gebied en alle landen rond India) en/of op de afdeling ruimtelijke ordening van de provincie Noord-Brabant, waar hij zich eveneens met landinrichting bezighield. Hoe Wageningen verbonden blijft met Bokhoven blijkt als Pith Schure met een zekere trots op de dubbele voordeur van dik eikenhout wijst. ‘Die deuren zijn afkomstig uit het ook negentiende-eeuwse studentenhuis waar ik in mijn Wageningse tijd zat.’ Schure heeft ze, voor zover nodig, eigenhandig ingekort en wel zodanig dat hij ‘de lelijke brievenbus die er in zat’ heeft geëlimineerd.Het opknappen van het vervallen ‘kasteeltje’ mag dan ‘een gigantische klus’ zijn geweest, het had ook zijn bekoring. ‘Terwijl je bezig bent ontdek je van alles en begin je de geschiedenis die je onderhanden hebt in je op te nemen. Het gaat leven.’ Dat de geschiedenis teruggaat tot de dertiende eeuw fascineerde Pith Schure bovenmatig. Evenals het grote familiewapen dat, inmiddels fraai gerestaureerd, aan een van de zijwanden in het zaaltje hangt. ‘We wisten niet van wie dat wapen was, al was het ons wel duidelijk dat het om Franse adel ging’, wat Pith en Mieke Schure bevestigd zagen door hun ontdekking in het kasteel van Montigny-le-Gannelon. ‘Hoge adel’ wijst Pith op de kroon, de hermelijnen mantel en de scepter, die dit wapen sieren. Inmiddels kennen de bewoners natuurlijk de herkomst van het wapen. Daarbij gaat het volgens Pith Schure weer om een alliantiewapen. Dit keer ‘zonder de familie De Montmorency, die tot 1838 graven van Bokhoven leverde, maar met de families De Lévis en De Merode. De familie De Lévis Mirepoix bracht van 1838 tot 1928 de graven en één gravin van Bokhoven voort.’ Voor we het zaaltje verlaten wijst Pith nog even op het reliëf van een oud boograam, dat in de muur tussen het zaaltje en de voorkamer nog duidelijk te zien is. KernBoven het zaaltje bevindt zich de royale ‘Master Bedroom’, compleet met hemelbed en langs de wand vol schappen met een grote schelpenverzameling van Mieke Schure, vooral afkomstig van Jamaica en Mauritius. De slaapkamers zijn bereikbaar via de (originele) eikenhouten spiltrap in het traptorentje. Vanaf de kelder draaien er welgeteld 42 treden omhoog naar een heus torenkamertje. Aan de buiten- | 62 |
zijde krijgt de gemetselde traptoren cachet door zogeheten speklagen, gele lagen van drie stenen dik, die zich aan de binnenkant in het metselwerk voortzetten. Het torentje steekt fraai af tegen het betongrijze decor van het kasteeltje. De kleur dankt het bouwwerk aan een dun laagje dat er op gesmeerd lijkt, ‘iets op cementbasis’ is alles wat de bewoner ervan weet, ‘en wat er onder zit weten we niet’. Op de bovendieping van het kasteeltje bevinden zich twee kleine slaapkamertjes, een logeerkamer, een badkamertje en het kantoor van Pith Schure. In de wand tussen badkamer en een der slaapkamers zit een deur, die ‘voor de aardigheid ook in Tudorstijl is uitgevoerd’. Deze bovenruimten zijn mogelijk geworden door een kelderdiepe aanbouw die Pith Schure aan de linkerkant van het huis heeft laten uitvoeren. In die kelder is, naast ‘een massale fundering die van een voorloper van het kasteel moet zijn geweest’ een oude waterput gevonden. Maar voor ‘de echte oude kelder’ moeten we natuurlijk onder de woonkamer zijn, waarin de achtkantige vorm van de oude kasteeltoren nog herkenbaar is. Hoewel nu nog slechts een werkplaats, die gezien alle rommel nog volop in gebruik is, mag deze kelder de middeleeuwse kern van La Licorne worden genoemd.TrotsTenslotte mag de portrettengalerij die zich in de hal langs de trapopgang bevindt niet onvermeld blijven. ‘Het zijn portretten van adellijke families die allemaal geparenteerd zijn aan de graaf van Bokhoven. We hebben ze allemaal ergens opgediept en naar Nederland gehaald, dus daar zijn wij erg trots op.’ En blijkens de vervoering in de stem van Pith Schure, wel het meest op het portret van ‘La belle Hélène’, oftewel Helena de Montmorency, die liggend naast haar echtgenoot de eerste graaf van Bokhoven, Engelbert van Immerseel, op het vermaarde praalgraf in het schattige kerkje van Bokhoven, is uitgegroeid tot een bezienswaardigheid. Volgens de geschiedschrijver vormt dit ‘een meesterwerk van beeldhouwkunst uit de Vlaamse barok van de hand van de beroemde Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus’ (zie voor het grafmonument Bossche Bladen 1999 afl. 1). | 63 |
Aan de voorkant lijkt het op een kerkje. La Licorne (`De Eenhoorn') aan het Driekoningenplein in Bokhoven is echter als woonhuis gebouwd op de resten van mogelijk het eerste kasteel van Bokhoven. De fiere trapgevel aan de achterkant en het torentje opzij geven iets van dit verleden door. Als er één huis is verbonden met de geschiedenis van Bokhoven aan de Maas bij Den Bosch, dan is het wel La Licorne, in oorsprong wellicht het oudste stenen gebouw in het dorp. "Wij denken dat het huis als een versterkte toren, een donjon, is gebouwd op een oeverwal van de Maas. Zo ging dat in die tijd. Eerst bouwde men hutjes van takken en leem. Zo gauw men stenen kon bakken, kwam er een versterking tegen dieven en ander gespuis", vertelt Pith Schure, die nu met zijn vrouw Mieke La Licorne bewoont. Bokhoven was eeuwenlang een staatkundig vrije enclave binnen de Nederlanden, die werd geregeerd door elkaar opvolgende families. In de archieven duikt voor het eerst in 1243 een naam op, die wellicht iets met Bokhoven te maken heeft: Arnoldus van Buchoven. "Maar of hij de donjon heeft gebouwd, weten we niet zeker." Onder Jan van der Aa, heer van Bokhoven, is de toren in 1498 verwoest. Vervolgens verrees een nieuw en groter kasteel, waarvan nu, naast La Licorne, de ommuring nog zichtbaar is en de slotgracht herkenbaar. Van dit kasteel is niets meer over. Het werd door het Franse leger onder leiding van Pichegru in 1794 met de grond gelijk gemaakt. De toenmalige bewoners, Franse edelen die door vererving in het bezit van het kasteel waren gekomen, vluchtten naar Engeland. "Ze kwamen na de Napoleontische tijd terug, maar hadden waarschijnlijk te weinig geld om het kasteel te herstellen. Toen bouwden ze het huis waar wij nu wonen. In Tudor-stijl, ze wilden toch in iets van stand wonen. Ik vermoed dat een paar draagbalken in ons huis nog uit het vorige kasteel afkomstig zijn", zegt Schure. De begane grond van het oudste deel van het huis is in twee ruimten opgedeeld. De vierkante hoge achterkamer doet nog het meest denken aan het interieur van een middeleeuwse toren, zoals die ooit op deze plek zou hebben gestaan. Deze ruimte wordt door generaties bewoners al 'het zaaltje' genoemd. In de tussenmuur kunnen Pith en Mieke Schure nog een later dichtgemetseld venster aanwijzen en de aanzet van een tweede. "In de loop van de eeuwen is de omgeving hier wel enkele meters opgehoogd. Ik denk dus dat de vensters vroeger wel op een veilige hoogte zaten van vier of vijf meter boven maaiveld." VakantieIn 'het zaaltje' is een beschildering aangebracht van het wapen van de familie Lévis de Mirepoix, die in 1838 het huis erfde van de familie De Montmorency en tot 1928 eigenaar bleef. Enkele jaren geleden lieten de Schures het wapen, dat er al meer dan 150 jaar moet zitten, restaureren. Dieu aide au second Cretien Levis staat erop. "Wij hebben ons jarenlang afgevraagd wat precies de achtergrond is van die tekst", aldus Pith Schure. De oplossing van het raadsel is een mooi verhaal. Mieke Schure: "Tijdens een vakantie in 1999 belandden we in de buurt van Bordeaux tot onze verrassing in een dorpje dat Mirepoix heette. We keken er rond, en deden navraag of er een relatie bestond met de familienaam Lévis de Mirepoix. Uiteindelijk verwees iemand ons naar het Chateau de Montigny-le-Gannelon, een stuk noordelijker, bij Parijs. Daar zagen we boven de deur een wapen dat deels overeen kwam met het onze. Wij deden ons verhaal aan de bewoonster, die een nakomelinge bleek van de familie De Mirepoix. Zij legde uit dat Lévis de Mirepoix deel zou hebben uitgemaakt van het leger waarmee koning Clovis de stam van de Alamannen versloeg. Clovis liet zich na die veldslag dopen en werd de eerste christen in het Frankische rijk. In de familie ging het verhaal dat Lévis de tweede was die werd gedoopt." Vandaar dus de tekst op het wapen, vertaald: Moge God de tweede christen Levis bijstaan. | 113 |
TraptorentjeDe Franse bewoners gaven het huis zijn naam La Licorne, 'De Eenhoorn'. "Vanwege het ene torentje", veronderstelt Schure. Het traptorentje is een markante toevoeging aan de westgevel van het pand. Het is de enige weg naar de verdieping, waar zich het slaapgedeelte bevindt. En vroeger de enige toegang tot het huis. "De voordeur zat aan de achterkant van het torentje en was vanaf de straatzijde niet te zien. Dat wilden wij niet. Bij de verbouwing en uitbreiding door architect W. Hogendoorn in 1981 hebben we in de aanbouw aan de voorzijde een nieuwe voordeur laten maken", legt Pith Schure uit. Maar de deur zelf is oud, zij komt uit een Wagenings patriciërshuis. "Ik heb gestudeerd in Wageningen, woonde in een studentenhuis en ben daar jarenlang door déze deur in- en uitgegaan." Mieke: "Het is puur toeval dat mijn broer op een gegeven moment dat huis kocht, en die deur niet meer kon gebruiken. Wij konden dat wel."Vanaf de straat is La Licorne ook bij avond te bewonderen. Het huis met het torentje wordt sfeervol aangelicht. De leefruimte aan de voorzijde heeft vermoedelijk een zestiende-of zeventiende-eeuwse kern. Mede door het ontbreken van gordijnen trekken de drie Tudor-ramen met gedrukte spitsbogen in de leefruimte daar de aandacht. Schure: "We willen binnen geen gordijnroeden omdat die aan de vensters afbreuk zouden doen." Een smeedijzeren tuinhekje, nu buiten gebruik, gaf vroeger toegang tot de door een beukenhaag begrensde voortuin. "Het jaartal 1841 staat erop. En als je goed kijkt, zie je ook nog de initialen van de maker." PutIn de kelder onder het oude gedeelte zitten funderingsresten die volgens de Schures nog van de oude donjon zijn. In een nieuw stukje kelder, onder de aanbouw van 1981, is nog een put uit een latere periode. Pith Schure: "Die kwamen we tegen tijdens de bouw. We hebben de put afgebroken tot aan het vloerniveau van de kelder. Ik heb hem afgedicht met een deksel. Zodat we er, als het ooit nodig is, nog steeds water uit kunnen halen. Je weet maar nooit..."De Schures zijn pater G. van der Velden, oud-pastoor van Bokhoven, dankbaar voor diens vele historisch onderzoek. Van der Velden documenteerde de rijke geschiedenis van Bokhoven. Pith Schure maakte een website waarop de historie van La Licorne uitvoerig uit de doeken wordt gedaan. "Je bent toch een beetje trots dat je in zo'n omgeving woont." | 114 |
InleidingLa Licorne (de eenhoorn), woonhuis, in de huidige gedaante opgetrokken in Neo-Gotische vormen. Het woonhuis bevat een, aan de straatzijde gelegen kern die voor een groot deel nog uit de zestiende of zeventiende eeuw stamt; mogelijkerwijs gaat de oorsprong van het gebouw nog verder terug tot het in 1498 verwoeste eerste kasteel van Bokhoven dat zich op deze plaats bevond en waarvan in de kelder funderingsresten zijn aangetroffen. De functie van het oude gedeelte is onduidelijk; er is sprake van een opslagplaats voor kruit. Dit bouwwerk is grotendeels opgenomen in het huidige gebouw, dat aan de voorganger de merkwaardige 3/8 sluiting aan de straatzijde dankt. Iets ten westen van het huidige pand is het in 1794 grotendeels verwoeste tweede kasteel van Bokhoven gelegen. Van dit kasteel resteren gedeeltelijk nog de muren en de slotgracht. De kasteeleigenaars zijn na de verwoesting het oude huis als woning gaan gebruiken. Waarschijnlijk is toen besloten de bestaande bebouwing uit te breiden met een grote kamer aan de achterzijde en met een aan de westzijde gelegen traptoren in zestiende-eeuwse stijl, ook is toen de houten gordingenkap vernieuwd en de trapgevel gezet. Het is aannemelijk dat in die tijd ook de van tudorbogen voorziene vensters en ornamentiek zijn aangebracht. In de tuin zijn verschillende bouwfragmenten aangetroffen van natuurstenen, gotische venster- of deuromlijstingen. Het is onduidelijk waar deze bouwfragmenten van afkomstig zijn. In 1981 is aan de oostzijde een kleinschalige woninguitbreiding met garage gerealiseerd. Het huis is markant gelegen in een ruime groenaanleg met vrij uitzicht op de achtergelegen polders. De groenaanleg valt, evenals de aanbouwen aan de oostzijde, buiten de van rijkswege geldende bescherming.OmschrijvingGedeeltelijk vrijstaand woonhuis van één bouwlaag op rechthoekige grondslag met een 3/8 sluiting en een achtkante traptoren met spits. De achtergevel (zuidzijde) is getrapt. De gevels zijn opgetrokken in baksteen en zijn aan alle zijden gepleisterd, deels in blokverband. Het pand is voorzien van een zadeldak met driezijdig schild aan de voorzijde en is gedekt met leien. De dakbedekking is deels vernieuwd. Het pand is aan de noordzijde gedeeltelijk onderkelderd. De traptoren is voorzien van in gele baksteen gemetselde, omlopende speklagen en heeft smalle, kruisvormige openingen voor de lichttoetreding. Het metselwerk is in kruisverband aangebracht. De kroonlijsten van zowel het huis als de traptoren zijn rijk geornamenteerd met onder meer kleine consoles en metopen. Verder is er onder de goot een omlopend muizentandfries met siermetselwerk daaronder aangebracht. De getrapte gevel heeft drie met een tudorboog getoogde gevelopeningen waarvan de kozijnen en ramen vernieuwd zijn. De opmerkelijke 3/8 sluiting aan de straatzijde heeft twee vensters en een openslaande dubbele glasdeur. Deze zijn alle getoogd met een tudorboog en hebben een geprofileerde omlijsting. De vensters hebben vierdelige ramen met een roedenverdeling. In de dakschilden zijn rond 1980 vierkante vensters met tuimelramen aangebracht. Aan de voorzijde van het huis bevindt zich tegen de zijgevel en de traptoren aan een lage blokvormige aanbouw onder een plat dak. Deze aanbouw dateert uit de bouwtijd van het woonhuis en heeft een rechthoekig venster aan de westzijde. Aan de oostzijde bevinden zich drie, in 1981 aangebrachte bouwvolumes onder zadeldaken die buiten de van rijkswege geldende bescherming vallen. Intern is de indeling enkele malen gewijzigd. De meeste oude elementen zijn nog aanwezig in de kamer aan de straatzijde. Deze heeft nog een plafond van moerbalken met opgelegde kinderbinten. De sleutelstukken zijn voorzien van een kraalprofiel. In de scheidingswand tussen de voor- en de achterkamer is een deuropening aangebracht met een houten omlijsting en overspannen met een tudorboog. De houten deuren zijn opgeklampt. In de negentiende eeuw is onder de moerbalken een onderslagbalk op een centraal geplaatste houten staander aangebracht. De houten gordingenkap is bij de modernisering van het huis in het begin van de negentiende eeuw opgetrokken met hergebruik van enkele elementen van de eiken voorganger. Op enkele delen zijn nog de gegutste telmerken zichtbaar. De verbindingen bestaan deels uit houten toognagels en zijn deels gespijkerd. De voorkamer is vrijwel geheel onderkelderd en heeft een vlak plafond. Het kelderniveau komt iets boven de begane grond uit en zorgt voor een klein niveauverschil in de woonkamer. In de negentiende-eeuwse achterkamer is op, wat waarschijnlijk, de boezem van een verwijderde schouw is, een polychrome beschildering aangebracht van het familiewapen van de familie Levis de Mirepoix. De noordelijke muur van deze kamer bestaat nog grotendeels uit metselwerk van het eerste gebouw. Dit metselwerk is grotendeels in het zicht gelaten. Hierin zijn de contouren van een dichtgezet venster zichtbaar.WaarderingHet huis is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de typologische ontwikkeling van het op historische vormen teruggrijpend woonhuis. Voor deze vormentaal lijkt te zijn gekozen, vanwege de herinnering aan het voormalige kasteel van Bokhoven. De plaats van het huis heeft archeologisch belang vanwege de naar alle waarschijnlijkheid nog aanwezige resten van het eerste kasteel van Bokhoven. Het pand heeft architectuurhistorisch belang vanwege de ongebruikelijke samenvoeging van architectuurvormen en vanwege de nog aanwezige gave bouwelementen uit de periode van voor 1800. Verder is het van belang vanwege de kwaliteit van de toegepaste neogotische stijlelementen. Het woonhuis is van belang vanwege de typologische zeldzaamheid van een dergelijk samengesteld bouwtype. |
2003 |
Wim HagemansLa LicorneBossche Pracht 5 (2003) 112-115 |
|
2010 |
Jac.J. Luyckx'La Licorne' in Bokhoven | Opmerkelijke verschijningBossche Bladen 2 (2010) 60-63 |
|
2012 |
Boek over La Licorne BokhovenHet in Boxtel wonende echtpaar Pith en Mieke Schure legde de historie van 't Kasteeltje in Bokhoven vast in een E-book. Ze woonden er tientallen jaren.
Domien van der Meijden | Brabants Dagblad ma 30 april 2012 | 10-11
|
2003 |
La LicorneDit merkwaardige 19e eeuwse gebouw, bijgenaamd 'La Licorne' (de Eenhoorn) is gelegen naast het kasteelterrein van Bokhoven. Het bestaat uit een woonhuis dat aan straatzijde wordt beëindigd door een driezijdige sluiting, aan de andere zijde door een trapgevel. Aan de zijgevel een traptorentje met spits. Het neogotische pand is als woning gebouwd in de eerste helft van de 19e eeuw (waarschijnlijk ca. 1830-1840) voor de toenmalige eigenaars van het voormalige kasteel van Bokhoven dat in de Franse tijd grotendeels was vernietigd: tot 1838 de familie Montmorency, daarna Lévis de Mirepoix (tot 1928). Van laatstgenoemde familie, mogelijk de opdrachtgever voor de bouw of verbouwing van het huidige pand, is het familiewapen aanwezig in de grote woonruimte. Er zijn vermoedens dat een oude, middeleeuwse kern van het kasteel van Bokhoven (de donjon) deel uitmaakt van de huidige 19e eeuwse 'Licorne' en dat daarmee het latere, grotendeels 15e eeuwse kasteel van Bokhoven zou zijn herbouwd naast deze oude kern. Deze theorie is echter niet onderbouwd door archeologische of bouwhistorische onderzoeksresultaten. Het huidige, fraaie woonhuis heeft de voor de bovengenoemde bouwtijd typerende, met Tudorboog beëindigde vensters, waarvan de oorspronkelijke indeling helaas is gewijzigd in 1981. In de kelder bevindt zich een waterput.
Open Monumentendag 2003
|