afb.
Op de noordwestelijke pijler van de tweede westelijke travee der zuidelijke koorzijbeuk, de voormalige St. Nicolaaskapel, bevinden zich twee figurale schilderingen. In de onderste is afgebeeld, op een zetel tronend, een bisschop in vol ornaat met in de rechterhand een brandhaak, in de linkerhand twee brandende huizen. In de daarboven aansluitende, maar naar tijd en stijl geheel afzonderlijke schildering, zijn de apostelen Petrus en Jacobus voorgesteld. Beide schilderingen kwamen in 1921, door het afvallen van kalklagen geleidelijk te voorschijn en werden vervolgens stelselmatig van de bedekkende lagen ontdaan, welke bestonden uit een groen fond met gele weegschaaltjes, waaroverheen zich weer witsel- en okerlagen bevonden. Ook op de zuidwestelijke pijler van dezelfde travee zijn zulke weegschaaltjes te zien en eveneens in de zone onder het hierna nog te noemen Kruisigingstafereel in de westelijke erop volgende travee. In de travee ten westen (rechts) van de sacristie-ingang bevinden zich op de omlijsting en de bogen van de wand-arcatuur nog rode en groene verfsporen, en rechts boven elkaar langs de rechtstand van die bogenreeks, wit op rood, drie mortieren of vijzels, met elk een stamper. De weegschaal en de vijzel zijn in Den Bosch, zoals elders, symbolen van het kramersgilde en tevens attribuut van zijn schutsheilige St. Nicolaas, die ook door andere handelaren en kooplieden, merseniers, apothekers, drogisten en schippers als patroon vereerd werd.97
Wanneer die weegschalen-ornamentatie geschilderd is, is onbekend. Dat zij de twee figurale schilderingen bedekte, wil nog niet noodzakelijk zeggen, dat zij pas uit reformatorische tijd dagtekent: wellicht hechtte men al eerder geen waarde meer aan de beide particuliere stichtingen die deze twee schilderingen waren. Weegschalen zijn ook geschilderd in de gewelfdecoratie, waar zij aan groen gebladerte met rode bloemen hangen, een versiering waarvan maar enkele kleine partijen onder latere witkalk teruggevonden werden. Zij behoren tot een ensemble, dat de oorspronkelijke strenge compositie (witte gewelfvelden, roodblauwe manchetten en rode leliekroon rondom de sluitstenen) verving, mogelijk in de late 15de eeuw.
Van de Sint-Nicolaasbeeltenis, zwart omrand, 131 cm breed en 138 cm hoog, wordt de hoofdfiguur kort na de ontdekking door C.F. Xavier Smits als volgt omschreven: ‘De prachtige, jeugdige bisschop, zoals St. Nicolaas in de xve eeuw wordt afgebeeld, draagt een zeer korten baard. Op zijn hoofd staat de mitra pretiosa met crochets, zoogenaamd: auriphrygiata en met goud-onderblad. Een koorkap, gouden damast met groene voering, glijdt hem om de schouderen, en een gekruiste stola dekt zijn boezem. De albe is pontificaal, daar zij goudparuur heeft vooraan aan het randstuk en aan de mouwtoppen. De zetel is aan het rugstuk met klein, staand ornament en aan de armleuning (links van den toeschouwer) met een leeuwtje versierd.’98 Dat het hier St. Nicolaas betrof, leidde Smits af uit het attribuut dat de heilige in de rechterhand houdt en dat hij als een schippershaak duidde, in verband te brengen met St. Nicolaas' beschermerschap van de schippers. Hierop ontwikkelde zich in De Maasbode een polemiek tussen Smits, Jan Kalf en A.E. Rientjes.99 Omdat de geschilderde bisschopsfiguur op zijn andere hand een tweetal in vlammen opgaande stenen huizen (met trapgevels) draagt, stelde Kalf, dat geen schippers-, maar een brandhaak weergegeven is, een instrument om bij brand muren omver te halen. Omdat niet St. Nicolaas als beschermheilige tegen brandgevaar gold, doch St. Germanus van Parijs, wilde Kalf deze laatste in de bisschopsgestalte uitgebeeld zien. Er zijn wel meer heiligen die als schuts tegen brand vereerd werden maar inderdaad is Germanus de enige bisschop onder hen: St. Vincentius van Zaragoza wordt wel met een brandhaak uitgebeeld, maar hij was slechts diaken; St. Florianus van Lorch was een heilige soldaat. Wel wijst niets op het ooit bestaan hebben van een Germanusverering in Den Bosch, maar dat sluit natuurlijk een particuliere devotie en een daarop berustende stichting van deze muurschildering niet uit.
In aanmerking komt wellicht ook St. Martinus, aan wie zijn biograaf Sulpicius Severus twee wonderbare brandblussingen toeschrijft. De stichters knielen links en rechts aan de voeten van de heilige. De linkse is gekleed in een groene mantel, met gordel waaraan een buidel hangt. Hij heeft hoge zwarte puntschoenen aan. Het wapenschild achter hem, even buiten het kader stekend, draagt thans moeilijk te onderscheiden emblemen; op de calque die de Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit de tijd van de ontdekking bewaart, is het slechts een leeg veld, maar volgens Smits en Mosmans is het bezet met drie eggen (2 en 1), het wapen van het geslacht Van de Water.100 De rechtse stichtersfiguur heeft een zwarte mantel over een groen kleed; de onderste mantelslip gaat op de schuine kant van de pijler buiten het kader om. Het hoofd is geheel verdwenen. De achtergrond van het hele tafereel is rood en bezet met grote en kleine ronde witte bloemen van abstract patroon.
Het zwarte kader wordt aan de bovenzijde
| 308 |
onderbroken door een wapenschildje dat bij de voorstelling erboven behoort. De genoemde schrijvers zijn het, bij alle onenigheid, wel eens over een globale datering van de onderste schildering op omstreeks 1450. Zij is door Jacob Por in 1922 gerestaureerd, maar behalve genoemde calque is van enige verslaggeving over het herstel niets gevonden.
Op dezelfde pijler, direct boven de zojuist beschreven voorstelling zijn twee heiligen afgebeeld met links onder twee stichtersfiguren; het tafereel is 131 cm breed, 169 cm hoog. Kader en achtergrond worden gevormd door een architectuur in rood met zwarte contouren, geopend naar een zwart fond. Het bouwsel heeft zijwanden met spitse boogvensters, een koof-achtig plafond of gewelf, en een ‘crête’, een kam, met toten, boven een lijst met bollen of ronde openingen als afsluiting, nog onderbroken door een zes- of achtkant torentje (drie zijden getoond) met uitkragende balustrade. De koof heeft grijze vlakken, gescheiden door zwart belijnde rode voegen of biezen.
De linkse heilige is als Jacobus herkenbaar door zijn attributen, pelgrimshoed en -staf, hij houdt bovendien een boek vast. De rechtse heilige wordt door de grote sleutel die hij draagt, als Petrus geïdentificeerd, ook hij heeft een boek (rood). Beiden hebben een witte nimbe. Jacobus' hoed is grijs, zijn mantel rood, die van Petrus blauw. Zij staan op een vloer van rode en witte tegels, waaronderlangs een rode rand. Van de naast elkaar knielende kleine stichtersfiguren heeft de linkse (een dame?) een zwarte mantel, de rechtse een blauw gewaad. Het wapen is deels over de zwarte omlijsting van de lagere schildering geschilderd en vertoont een huismerk in het bovenste van de twee velden waarin het is verdeeld. Deze schildering, tegelijk met de hiervoorgenoemde in 1921 voor de dag gekomen en in 1922 door Jacob Por gerestaureerd, wordt omstreeks 1500 gedateerd.101 De Rijksdienst voor de Monumentenzorg bewaart een calque van deze schildering, te zamen met de hiervoorgenoemde.
| 309 |
Noten | |
97. | Vgl. Renaat van der Linden, Ikonografie van Sint-Niklaas in Vlaanderen, Zottegem 1972, 363. In Den Bosch behoorden tot het Kramersgilde ook de boekdrukkers en -handelaren: C.J.A. van Oord, Twee eeuwen Bosch' boekbedrijf (Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland 62), Tilburg 1984. Zie ook hoofdstuk 13, noot 159. |
98. | C.F.-X. Smits, 'Oude muurschilderingen in de Bossche kathedraal', De Maasbode 27 januari 1922, bericht overgenomen in De Bouwwereld 21 (1922), 74-75. |
99. | Rientjes: 3 februari 1922; Smits: 8 februari 1922; Kalf: 15 februari 1922; Smits: 22 februari 1922. |
100. | Mosmans 1931, 389-390. |
101. | Smits, l.c. (zie noot 98); berichtje in De Bouwwereld 20 (1921), 152; Mosmans 1931, 389-390. |
Paul le Blanc, Kerk in kleur (2002) 57-62
Jan Mosmans, De St Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 388-390
C. Peeters, De Sint Janskathedraal 's-Hertogenbosch (1985) 308-309, 322 (afb. 327)
J.J.M. van Susante (voorwoord), Sprekende stilte (1958) 78
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 78
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 178-179