Augustinus Tilmanus van Rijckevorsel, negotie doende onder de firma "Joan van Rijckevorsel & Zoonen", kooplieden en borgers te 's-Hertogenbosch, gedoopt aldaar op 7 juni 1748, en dus onderdaan van Hunne Hoogmogenden, verklaart dat 100 stukken rode wijn, genummerd van 1 tot 100, voor zijn rekening zijn afgeladen en aan boord van het schip "De Marseliaense Vriendschap" met schipper Jan Adriaensz, zijn gebracht. Op weg van Cette naar Rotterdam is dit schip door een Engels oorlogsschip, kaper of brieven van Marque-schip1 genomen en naar Engeland of Ierland gezonden, zoals uit ingewonnen inlichtingen bleek. De goederen, die voor rekening en risico van de comparant zijn afgeladen en ingescheept, hebben hem ten tijde van de kaping toebehoord en behoren hem nog toe. Derhalve zullen personen, wonende onder het territoir van de Franse koning of zijn vazallen, evenals diegenen wonende onder het territoir van de Spaanse koning en diens vazallen, noch enige inwoner van de "Brittannische Americaense kolonien" of hunne factoren of agenten, geen enkel recht van eigendom op deze lading kunnen doen gelden. Deze verklaring is onder ede op 4 augustus 1780 voor schepenen van 's-Hertogenbosch afgelegd.2 De kosten die hierop drukken bedroegen:
| 156 |
Noten | |
1. | Lettres de marque: kaperbrieven, vroeger afgegeven aan particulieren die zich over de behandeling, hun door buitenlanders aangedaan, hadden te beklagen. Hierdoor kregen particuliere vaartuigen het recht tot kaapvaart (zeeroverij). Deze machtiging tot kaapvaart is al geruime tijd afgeschaft. |
2. | ONA 3429 f 256, G.A. 's-Hertogenbosch. |
Het is deze week tweehonderd jaar geleden, dat 's-Hertogenbosch geplunderd werd door het in de stad liggende garnizoen, dat echter ook de steun kreeg van sommige Bosschenaren. in totaal werden van bijna negenhonderd huizen de ruiten ingeslagen en tweehonderdvijftig woningen werden geplunderd. In de jaren tachtig van de achttiende eeuw kwamen er tekenen die erop wezen, dat er een nieuwe tijd aanbrak. Het garnizoen werd gezien als een behoudend element. In de zomer van 1787 kwam er onrust in de stad: er werden wel eens stenen naar schildwachten gegooid en ook de soldaten traden provocerend op. Als op 2 november gouverneur Van de Dussen naar Den Haag vertrekt, breken er relletjes uit. Deze worden in de nacht van 8 op 9 en 9 op 10 november gevolgd door een plundering. Vanuit de Bossche kazernes trekken de soldaten de stad door: schietend, ruiten ingooiend, Bosschenaren mishandelend en huizen plunderend. Hoe het er precies aan toe gegaan is, weten we uit enkele dagboeken en uit brieven. Zo schreef J.W. de Weert over deze gebeurtenissen in een brief aan zijn tante: „Het was 's avonds om half seven wanneer mijn vrouw, zoon en dogter gerust in de binne kamer saette wanneer der een snaphaens schot gedaan wierdt. Na die schoot gaat er een aldereyselijks geschreeuw op als van verwoede menschen en men begint in de buirt de glasen in te slaan. Zij sloege met een felle woede verschijde maalle op onse voorduir dat zij alle momenten dagte dat die zouw open gespronge hebbe, doch Godt Lof zij moeste het opgeven. Hadde zij in die woede in huys gekoomen, hoe zouw het met mijn huysgesin hebben afgeloopen?”
De drie gezinsleden van de briefschrijvervluchtten naar de pastoor. De Weert voegde zich (klimmend over muurtjes aan de achterkanten van de huizen) daar bij zijn gezin. „Wij hebbe bijna de ganse nagt in dootsbenoutheydt geseten bij de pastoor op zolder. Veelle fatsoenlijke menschen hebben op de dakke van de huyse geseten of op de gooten.”
De volgende dag keert De Weert in zijn huis terug, maar besluit te vluchten. „Sij hebben bijna alles mede genomen, al't geldt, silver etc. Hebbende geen tijdt gehadt om iets te konne bergen de spiegels, postelijn (= het porceleinen servies) etc. kort en klijn geslagen. De fiool van mijn zoon nadat die booswigte haar hadde mede gediverteerd (= zich ermee vermaakt hadden) kort en kleyn geslagen en de stukke in de kelder gesmeten. Rijtuyg was er niet meer te krijge, dat konne wij 's morgens om agt uren niet meer krijge. Veelle fatsoenelijke moeste met ons te voet en 't was een naar weer: regen, windt, hagel. Mijn vrouw en dogtter waaren paarplui, chales, alles kwijt en hadde niets op 't hooft gelijk veelen dat miste. Wij zijn gevlugt op 't dorp Veggel.”
De volgende nacht plunderde het garnizoen opnieuw. Op 16 november keerde de gouverneur terug te zamen met honderden militairen. Deze nieuwe soldaten bezetten de wachtposten en lieten de plunderende soldaten in de kazernes terugkeren. Het oude garnizoen vertrok naar verschillende steden, o.a. Bergen op Zoom en Maastricht. In deze steden aangekomen werden de soldaten gevisiteerd en bij hen aangetroffen voorwerpen, waarvan vermoed werd dat ze gestolen waren, gevorderd. Op speciale kijkdagen konden de Bosschenaren proberen hun eigendommen te herkennen en terug te krijgen. Velen zal dat niet gelukt zijn.
|
In het najaar van 1812 werd de Grande Armée, het Franse leger onder Napoleon verpletterend in Rusland verslagen. In het voorjaar van 1813 werden daarom meer dan een half miljoen dienstplichtigen opgeroepen, waaronder 10.000 zogenaamde 'vrijwillige' gardes d'honneur. Uitverkoren om toe te treden tot de Garde d'honneur waren zonen van aanzienlijke families. Nederland zou zo'n 500 man moeten leveren. Op 10 april 1813 konden de Bosschenarenhet in hun krant lezen: de manschappen moesten 'zich ten hunnen eigen kosten van klederen, equipage en paard' voorzien. De vrijwilligers moesten dus bovendien voor de eigen kosten opdraaien. Het Bossche stadsbestuur leverde tenslotte een lijst van 55 namen, waarvan er slechts 8 zich als vrijwilliger hadden aangemeld. Velen maakte bezwaar tegen hun plaatsing op de lijst, de meeste bezwaren werden gehonoreerd. De meeste bezwaren van de opgeroepenen hadden betrekking op hun onmisbaarheid in een bedrijf. Ook een zwakke gezondheid werd als argument gebruikt om niet als vrijwilliger op te treden. Pieter Vermeulen zou aan 'miopie' (bijziendheid) lijden. August van Lanschot kreeg een verklaring van stadsdokter Goyarts dat hij leed aan 'poitrine', bronchitis.
Op 26 juni 1913 vertrokken ongeveer 20 Bosschenaren. Bernard van Rijckevorsel kreeg van zijn vader een dubbele leren gordel mee, waarin goudstukken waren genaaid. Op 10 juli arriveerde het contignent van 'de Monden van de Rijn' in Metz. Tien dagen later verdronk de Bosschenaar Andreas Nuyts in de Moezel, waar hij de paarden aan het baden was. Men trok verder, naar Leipzig. Ondertussen was er reeds een aantal achtergebleven, door ziekte, ongeluk of verlies van paard. Zoals Antoon Koolen uit Den Bosch die op 10 september in het hospitaal van Bingen aan koorts overleed.
Half oktober had de Volkerenslag bij Leipzig plaats. Napoleon werd er verslagen. De gardes d'honneur raakten deels in krijgsgevangenschap. Anderen deserteerden.Den Bosch werd in januari 1914 bevrijd door de Pruisen. Vlak daarop keerden de eerste voormalige gardes d'honneur terug in hun woonplaats. De plaatselijke krant (als een blad aan de boom omgedraaid met de politieke veranderingen) berichtte daar over:
„Veele voorname jongelingen van deze stad, door den algemeenen rustverstoorder des wereld uit hunne huizen gerukt, der tedere liefde armen hunnen ouderen onttogen en gedwongen geweest zijnde om tegen de belangen van hun Vaderland en der geheele wereld bij de zogenaamde gardes d'honneur onder het teeken van den franschen roofzuchtigen Adelaar in onbekende gewesten te dienen... Zij zijn hier met eene algemeene toejuiging ingehaald en ontvangen.”Ondanks hun zwakke gezondheid hebben Van Lanschot en Vermeulen toch een maatschappelijke carrière kunnen maken. August van Lanschot was van 1851 tot 1874 firmant bij het Bankiershuis dat zijn familienaam droeg, Pieter Vermeulen was burgemeester van Den Bosch van 1849 tot 1856.
|
Bij rondleidingen door onze mooie binnenstad brengen we ook dikwijls een bezoek aan de zuidrand met zijn hoge vestingmuren en het wijde uitzicht over Het Bossche Broek. Verteld wordt dan over de mogelijkheden om de directe omgeving van de stad onder water te zetten, zodat de potentiële vijanden in het verleden moeite hadden de stad te belegeren. „En in de winter?” luidt dan steevast een van de vragen van de geïnteresseerde luisteraars. 's Winters kan het water bevriezen en over een bevroren stadsgracht kun je gemakkelijk de vestingmuren bereiken. Over het probleem van de bevroren stadsgrachten hebben onze voorouders vanzelfsprekend nagedacht. Een oplossing had men ook gevonden: het ijs moest zo snel mogelijk verwijderd worden. Het 'ijsbijten' was geboren. Door de bewoners van de vestingstad - die tevens indien het nodig was de inwoners van de Meierij konden oproepen - moest het ijs van de gracht rond de vestingmuren gebroken worden.
In 1645, vlak voor het einde van de Tachtigjarige Oorlog, werd er nog het een en ander duidelijk geregeld. De vier schutterijen van de stad zouden ieder eenvierde van de grachten moeten openhakken. Ieder huis in de stad zou één arbeider moeten leveren. Als dit niet gebeurde volgde een boete van 12 stuivers. De in de stad verblijvende 'vreemde schippers' moesten meehelpen.
In het 18e eeuws handschrift van J. van Heurnkunnen we er over lezen. Van Heurn deelt mee dat oorspronkelijk het ijsbijten, behalve door de schutterijen van de stad, ook door de Armenblokken verricht werd. Dus door de verdedigers van de stad en degenen wie 'aalmissen werden uitgereikt'.
Op een bepaald teken, als de trommels geslagen werden, moest iedereen zich met bekwaam gereedschap melden om mee te werken. Op het niet meedoen stond een boete van drie gulden. Het gereedschap zelf bevond zich in de bogaarden van de schutterijen. Bijlen, zagen, balken en haken waren dat, die door de stad waren aangeschaft en waarvan voor het onderhoud jaarlijks een bedrag aan deze schutterijen werd toegekend.
Indien er een brede gracht opengehakt was en het werk klaar, kreeg ieder rot van de schutterij voor het werk een ton bier. Ieder blok kreeg eveneens een ton bier, te verdelen onder de werkers. Het bier voor de blokken werd later vervangen door een bedrag van vijfentwintig gulden; de Bossche bedeelden werden echter toen ook nog in natura, in bier, 'uitbetaald'.
In 1874 verloor 's-Hertogenbosch haar functie van vestingstad. Het ijs werd niet meer gebroken, en de wijde - geheel onder water gelopen - omgeving kon nu gebruikt worden voor de schaatssport. Aan deze sport werd voor het eerst in 's-Hertogenbosch ongeveer honderd jaar geleden als wedstrijdsport (hardrijden) deelgenomen door de Bossche elite en militairen van het garnizoen.
|
In 1830 dreigde er oorlog: de Belgen kwamen in opstand en wensten zich af te scheiden van het Koninkrijk der Nederlanden. In 's-Hertogenbosch werd de staat van beleg afgekondigd; de militaire bevelhebber kreeg alle bevoegdheden. Uit het gehele land kwamen militairen en schutters naar Brabant, ook al omdat men in het Noorden bevreesd was dat de katholieke Brabanders misschien met de opstand zouden meedoen. De Haarlemmer J. Hanou schreef later zijn herinneringen op. Vanuit Haarlem werd er naar Gorcum gemarcheerd en daarna ging het verder per boot. Hij werd in Vught gelegerd. Een van de Haarlemmers werd ziek en overleed in het Bossche Groot Ziekengasthuis. Vele schutters woonden de begravenis bij. Hanou en een kameraad wilden Den Bosch bezichtigen. Nadat zij wat hadden rondgekeken, wilden zij de stad verlaten. Echter, de stadspoorten waren reeds gesloten en zij konden de stad niet uit. Omdat het al laat was, waren de meeste logementen vol. Zij dreigden in de openlucht te moeten slapen. Op zich was dat niet zo erg, maar passerende patrouilles zouden hen kunnen aanhouden. Tenslotte vonden zij op de (vis-)banken van de Vismarkt enige beschutting, maar slapen konden zij niet. De koele nacht, de hongerige magen en vooral 'kattenmuziek' verhinderden dat.
De volgende dag ontdekten zij zodra het licht werd een water- en vuurhuisje in de Uilenburg. In zo'n huisje kon men heet water en gloeiende kolen kopen. De warme koffie smaakte er goed, maar op hun vraag of er soms brood, eieren of vlees waren, kregen de schutters telkens als antwoord: „Nie, menne jongen” Dat viel tegen! Maar toen ze zeiden dat hun kampement in Vught was, veranderde dat ineens. De reden werd hun meteen meegedeeld: „Zoo zyde ge van de heeren jaogers van Vucht? Awel, ik heb wel braod, en ik heb wel eiers ende vleesch ook; ge kost krijgen al wadde hebben wilt. Wij dachten, dadde jaogers van Van Dam waoren; die zayne hier gekommen en hebben gegieten en gedronken, en zaynen hiengegaen zonder betaolen! Maor zyde ge van de heeren jaogers van Vucht, dan konde ge van alles krijgen.” Inderdaad de schutters onder leiding van Van Dam hadden een kwade naam in Brabant!
Spoedig stonden er brood, boter en eieren op tafel en Hanou kon met zijn vriend ontbijten. Na het betalen van een klein bedrag vertrokken zij weer. Toen de stadspoorten werden geopend, verlieten ze 's-Hertogenbosch.
Het jaar daarop, tussen 2 en 12 augustus 1831, vond de Tiendaagse Veldtocht plaats. Ook Bosschenaren deden daaraan mee. Een wapenstilstand was het gevolg, maar geen vrede. Die werd pas in 1839 gesloten; toen waren Nederland en België twee onafhankelijke koninkrijken. Op 14 juni 1839 werd de staat van beleg voor 's-Hertogenbosch opgeheven.
|
In 1719 werd Maria van Antwerpen in Breda geboren. Ze ging aan de slag als dienstbode bij een familie in Wageningen. Maar in december 1745 bleef ze vanwege het te slechte weer te lang weg van familiebezoek in Breda en vond toen een ander in haar plaats. Als dienstbode kon ze geen werk meer krijgen. Ze trok mannenkleren aan en gaf als beroep op kleermaker te zijn. Zo kwam zij in Grave, een garnizoenplaats. Later verklaarde ze dat ze dronken was gevoerd en iets 'onder invloed' had getekend. In ieder geval kwam ze de volgende dag tot de ontdekking dat ze dienst had genomen in het leger. Als Jan van Ant was Maria van Antwerpen nu soldaat. Niemand had in de gaten dat het een verklede vrouw was. Met het leger trok ze naar Sluis en later naar een andere garnizoensstad: 's-Hertogenbosch. In 1747 verbleef 'Jan van Ant' drie weken in Den Bosch. Zij was er zeer actief: „Ik bevleytigde my met het weynige dat ik van de naalde verstond.” Omdat anderen haar zo hard zagen werken, kreeg ze steeds meer opdrachten. Dat zette kwaad bloed bij haar mede-soldaten; Jan kwam immers altijd „soo fraay gekrult en gepoejert voor den dag” en gierig was zij ook niet: „Hy suypt meer wyn als wy bier.” En de roddel ging verder: hij zou zijn geld wel bij de meisjes van plezier ('meysjens van vermaak') gehaald hebben! Dat gerucht kwam Maria/Jan ter ore. Zij zou er gebruik van maken door zich bij deze 'Venus Diertjes' amoureus voor te doen. Dat gebeurde ook, en wel zo, dat zij menigmaal in de bres moest springen voor deze meisjes. En daarbij van de degen gebruik moest maken. Zij kon dat bijzonder goed omdat zij tweehandig was. Dat gebeurde meerdere malen en zij hield er zelfs littekens aan over.
Na drie weken trok het garnizoen verder. Ook Jan van Ant. Pas in 1751 zou zij in Breda herkend en ontmaskerd worden. Maar ook later zou ze zich nogmaals in mannenkleren steken en dienst doen in het leger. Tot zij opnieuw door de mand viel.
Het gebeurde méér dat vrouwen zich verkleed als mannen in het leger ophielden. Vooral in tijden van oorlog viel dat blijkbaar niet zo op. Vrouwelijke travestie kwam meer voor in die dagen. Meerdere gevallen zijn bekend. Zo nam de in 's-Hertogenbosch geboren Lys(beth) Saint Mourel (Sommereel) als manspersoon op 17-jarige leeftijd onder de naam Tobias Morello dienst in een compagnie Spaanse fuseliersonder kapitein Campo Plantines. Na verschillende heldendaden werd zij bevorderd tot sergeant. Zeer waarschijnlijk zou zij nog hoger in rang gestegen zijn, als zij bij een veldslag in de omgeving van Bonn niet gewond zou zijn geraakt. Bij de behandeling van de verwonding kwam haar sekse aan het licht en moest zij het leger verlaten. Dat gebeurde eervol en zij kreeg zelfs van prins Willem III een jaargeld van tweehonderd gulden.
|
Bosniërs, weggevlucht voor het oorlogsgeweld, hebben een gastvrij onderkomen in Den Bosch gevonden. In het verleden is dat méér gebeurd: in 1956 stond burgemeester Loeff in de wijk Boschveld te wachten bij een goed ingericht woonhuis om een uit zijn geboorteland gevluchte Hongaar feestelijk welkom te heten. In 1914-1918 vluchtten vele Belgen voor het Duitse oorlogsgeweld naar het neutrale Nederland. Na afloop van de Eerste Wereldoorlog lieten zij een herdenkingsplaquette in de voorgevel van het Bossche stadhuis aanbrengen. Daarom is het bijna niet meer voor te stellen dat onze voorouders in de zestiende en zeventiende eeuw zo'n tachtig jaar een onderlinge strijd gevoerd hebben. Evenals bij andere gevechten het geval was, is er tijdens die langdurige oorlog ook een bestandsperiode geweest: zelfs een van twaalf jaar: van 1609 tot 1621. Eind 1620, begin 1621 was er een hevige discussie of de strijd weer zou oplaaien. Niemand had daar eigenlijk behoefte aan, maar...
Op 9 januari 1621 zaten twee Bosschenaren, Anthonis van Kessel en Gerrit Gijsbers, bier te drinken in de herberg van Peter Jan Artssen in Bokhoven. De eventuele afloop van de oorlog stond ter discussie. Deze discussie laaide fel op en leidde tot een weddenschap. Gerrit Gijsberts zou aan Van Kessel een bedrag van 25 gulden moeten betalen als het met Pinksteren zo was dat „die van Brabant ende Hollant onder malcanderen vry ende vranck nyet en mochten verkeren”. Als het daartegen wel vrij toegestaan was voor Brabanders naar Holland en voor Hollanders naar Brabant te reizen, dan zou Anthonis van Kessel aan Gijsberts hetzelfde bedrag betalen. Aangezien het wat lang duurde voor de weddenschap geregeld was, werd deze iets verhoogd: de verliezer zou bovendien het gelag, vijf gulden, moeten betalen. De weddenschap werd officieel vastgelegd bij een notaris.
Echter, na Pinksteren betaalde de verliezer niet. En Anthonis was van mening dat hij wel degelijk gewonnen had! Daarom klaagde Van Kessel zijn partner voor het gerecht aan en een rechtzaak volgde. Het werd een rechtzaak die jaren duurde. Want had men nu 'de Meierij'bedoeld of héél Brabant? En naarmate de tijd verstreek en de gevechten weer doorgingen, veranderde ook het strijdtoneel. In 1629 werd zelfs Den Bosch veroverd. Maar de rechtzaak ging door!
Pas op 5 augustus 1633, ruim twaalf jaar na het aangaan van de weddenschap, deden de Bossche schepenen uitspraak. Zij verklaarden „dat den voorscreven Gijsberts sculdich ende gehouden sal sijn aan den voorscreven Van Kessel op te leggen ende te betaelen de somme van vijff en twintich gulden, bij hem geheyscht”. Duidelijk dus. Minder duidelijk was het voor het Bossche stadsbestuur wie het drinken - kennelijk voorgeschoten door de eiser - zou moeten betalen. „Belanende de vijff gulden van den verdroncken gelaeghe” vond men dat Anthonis van Kessel eerst maar moest bewijzen dat deze drinkpartij een wezenlijk onderdeel van de weddenschap uitmaakte... Het eindresultaat hiervan is ons onbekend.
De oorlog om Den Bosch was inmiddels reeds gestreden. De definitieve vrede kwam jaren later, in 1648.
|
1318 |
Jan III, hertog van Brabant, verleent de stad toestemming haar vestingwerken uit te breiden. Door deze nieuwe ommuring komen gebieden, die al geruime tijd bewoond worden, veilig binnen de wallen te liggen. De uitbreiding is niet alleen van plaatselijk, maar ook van landelijk belang, gezien de funktie van de stad 's-Hertogenbosch als de meest noordelijke vesting van het hertogdom Brabant. Den Bosch mag een hogere belastingopbrengst van haar inwoners eisen om de kosten te dekken. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1338 |
Hertog Jan beveelt dat men in de Meierij mee moet betalen aan de vestingwerken van 's-Hertogenbosch. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1516 |
In het jaar 1516 na de geboorte van Christus zijn de fundamenten van de muren bij de Vughterpoort in de richting van Deuteren gelegd. Bron: Kroniek van Molius |
|
1542 |
Op bevel van Brussel moeten de stadsmuren versterkt worden met een aarden wal van 24 voet breedte. Hiervoor moten meer dan 200 huizen en huisjes afgebroken worden. Voorts moeten alle bomen binnen een zekere afstand van de muren gekapt worden. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1590-1600 |
De stadswallen worden verhoogd en verbreed. Daartoe worden door het stadsbestuur huizen, grenzend aan deze wallen aangekocht. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1609-1629 |
Vanaf het begin van het Twaalfjarig Bestand tot aan de val van de stad in 1629 worden er vele versterkingen aan de stadsmuren aangebracht: de bastions (wigvormige uitsteeksels uit de stadsmuur) worden aangelegd. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1622 |
Door het hoge water wordt veel schade berokkend aan de stadsmuren; en dat terwijl het Bestand is opgeheven. Restauraties vinden plaats. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1672 |
Wegens het uitbreken van een oorlog tussen ons land en Frankrijk worden de verdedigingswerken verstevigd en uitgebreid. Ook worden voedselvoorraden binnen de stad opgeslagen: men is bevreesd voor een beleg Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1844-1846 |
Als vóórwerken voor de vesting 's-Hertogenbosch worden in Vught acht lunetten aangelegd. Ze moeten de veldwerken gaan vervangen die in de jaren 1831-1839 door het Nederlandse leger aangelegd waren op de lijn Cromvoirt - Helvoirt - Esch. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1874 |
Op 14 september dient minister Weitzel een wetsontwerp in, waarin voorgesteld wordt de vesting 's-Hertogenbosch op te heffen. De wet wordt aangenomen: 's-Hertogenbosch is niet meer omkneld door de stadspoorten en -muren en kan zich vrijelijk uitbreiden. Na 1874 zullen alle voorwerken en tenslotte de stadspoorten gesloopt worden. Omstreeks 1890 is dit werk voltooid. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
1496 |
Kapittel 16..24. Uitgaven aan stads fabrykage en vestingwerken ![]() |
|
1497 |
Kapittel 17. • De stads busmeesters of kanonniers maken het geschut gereed om uit te trekken, zij gieten daartoe loden kogels. • Het buskruid binnen deze stad gemaakt. ![]() |
|
1498 |
Kapittel 8. Privilegie van Hertogin Johanna van Brabant, waarbij de steden, vrijheden en dorpen in de Meijerij worden bevolen aan de vestingwerken der stad 's Hertogenbosch in de grachten en stroomen en aan sterkten in de Meijerij, op last van gemelde stad, manschappen te zenden om te komen graven. ![]() |
|
1501 |
Kapittel 10..16. Zijn uitgaven aan stads fabrijkage, van gebouwen, straten, vestingwerken, Diezewerken, havenwerken, poorten, bruggen, dijken, vonders, enz. ![]() |
|
1503 |
Kapittel 15 en 17. Dit kapittel bevat zooals in vorige rekeningen, de uitgaven van timmerwerk en arbeidsloon, het is echter meer uitgebreid in werken aan poorten, bruggen en vestingtorens. ![]() |
|
1511 |
Kapittel 48. Uitgaven ter zake van het voorzien der torens en muren alsmede om de beide einden der stad, (het Hinthamer- en Vuchtereinde) met staketten te versterken. ![]() |
|
1511 |
Kapittel 60. Uitgaven aan arbeiders die in de verschillende ambachten als de timmerlieden, metselaars, enz., hebben geholpen, zoo wel aan stad gebouwen als vestingwerken en artillerie. ![]() |
|
1512 |
Kapittels 18..20, 22 en 23. Uitgaven aan vesting- en verdedigingswerken. ![]() |
|
1513 |
Kapittel 4. Herstel en versterking der vestingwerken van de stad 's Hertogenbosch. ![]() |
|
1516 |
Kapittel 28. • Vestingwerken der stad 's Hertogenbosch versterkt en hersteld. Konstabels in dienst der stad de wacht te houde. • De toren in stads vestingwerken bij de Weversplaats gebouwd. ![]() |
|
1517 |
Kapittel 5..8. Verkochte erf- en lijfrenten om uit de opbrengst andere renten ten laste der stad af te doen en om daaruit stads vestingwerken te herstellen, te versterken en uit te breiden, alsmede tot schadeloosstelling voor daartoe ingenomen huizen en erven op het Hinthamereinde en bij Adam van Mierdens gasthuis. Bron: Stads Rekeningen van het jaar 1517-1518. Deel 1, blz 333 ![]() |
|
1517 |
Kapittel 67. De aarde uit de rivier de Dieze gehaald en daarmede stads vestingwerken verhoogd en versterkt. ![]() |
|
1519 |
Kapittel 5. Verkoop van lijfrenten, om uit de opbrengst daarvan, een gedeelte der vestingmuur om den Vuchterendijk te bouwen. ![]() |
|
1520 |
Kapittel 23. Nieuwe vestingmuur om den Vuchterdijk aan de zijde van St. Corneliskapel. ![]() |
|
1520 |
Kapittel 1. Opbrengst van accijnsen en andere middelen der stad 's Hertogenbosch aangewezen, om daaruit de vestingwerken te herstellen en te vermeerderen. ![]() |
|
1520 |
Kapittel 5. Verkoop van lijfrenten ten laste der stad, om uit de opbrengst de vestingmuur achter St. Corneliskapel verder te voltooien, ![]() |
|
1520 |
Kapittel 70. Bouwmeester der stad tot het verder ommuren van den dijk achter St. Cornelis kapel. ![]() |
|
1521 |
Stads accijnsen, welke gedurende eenige jaren aan de bouwmeesters der vestingwerken waren afgestaan tot voltooing der vestingmuren om den Vuchterdijk en het Hinthamereinde, opnieuw als ontvangsten in deze rekening gebracht.
![]() |
|
1521 |
Kapittel 69. Herstel van de vestingwerken, zoo binnen als buiten de stad 's Hertogenbosch. ![]() |
|
1523 |
Kapittel 77. Brieven aan Berlicum en andere dorpen om gravers naar 's Hertogenbosch te zenden, tot het graven van eene nieuwe gracht ter versterking der stad. ![]() |
|
1523 |
Kapittel 89. De busgaten in de vestingmuren verwijd. ![]() |
|
1527 |
Kapittel 72. • Vestingbouwmeesters in den laatsten Gelderschen oorlog, ter ondersteuning der zes gecommitteerden aangesteld. • Bier- en broodrekening voor de gravers aan stads vesten gewerkt hebbende. ![]() |
|
1527 |
Kapittels 74..81. Uitgaven door de vestingbouwmeesters in den laatste Gelderschen oorlog gedaan. ![]() |
|
1530 |
Kapittel 9. Gravers aan de Dieze en de vestingwerken bij de Koepoort, nu de St. Janspoort. ![]() |
|
1534 |
Kapittel 28. Visitatie van stads vestingmuren, poorten en torens. ![]() |
|
1539 |
Kapittel 26. • Grachten achter de nieuwe stadsvestingmuur op het Hinthamereinde opgegraven. • Joachim van Heusden, Opzigter over die graafwerken. ![]() |
|
1541 |
Kapittel 11. Opgraving van een gedeelte der vestinggrachten van 's Hertogenbosch. ![]() |
|
1541 |
Kapittel 21. Eene galerij op stads vestingmuur, aan de weversplaats, gemaakt. ![]() |
|
1541 |
Kapittel 25. Graving van de stads vestinggracht, achter St. Barbara kapel, en die aan de Orthenpoort. ![]() |
|
1541 |
Kapittel 30. • Verbreeding van stadswal achter de tolbrug waartoe een gedeelte erf van het groot gasthuis werd ingenomen. • Ordonnantie voor de kapiteins der wijken met aanwijzing van hunne plaatsen op de muren ingeval van een aanval. ![]() |
|
1542 |
Kapittel 30. Hendrik van Son, ingenieur, aangenomen tot het ontwerpen van nieuwe vestingwerken. ![]() |
|
1542 |
Kapittel 10. • Stads vestinggrachten op onderscheidene punten verland, worden opgegraven en verdere werken hersteld uit vrees dat Maarten van Rossem een nieuwen togt mogt ondernemen. De ingezetenen moeten dit graafwerk verrigten. Tot meerdere spoed werden zij belast graafgelden op te brengen en ieder naar zijnen staat en vermogen daartoe geschat. • De ingezetenen van de steden, vrijheden en dorpen in de meijerij, worden mede tot het verrigten dier graafwerken opgeroepen, die bij niet opkoming in plaats van te werken, betalen. ![]() |
|
1542 |
Kapittel 28. Vestingbouwmeesters door de stad 's Hertogenbosch aangenomen. ![]() |
|
1543 |
Kapittel 122. Afmeting van het bepaalde vrijterrein voor de vestingwerken van 's Hertogenbosch, binnen welke alle gebouwen volgens de bevelen des Keizers moesten afgebroken worden. Bron: Stads Rekeningen van het jaar 1543-1544. Deel 1, blz 620 ![]() |
|
1545 |
Kapittel 126. Onteigening van een stuk grond, toebehorende aan de tafel van den Heiligen Geest, om stadswal achter de tolbrug te verbreeden. De stad doet die onteigende grond door eene sloot afgraven. ![]() |
|
1551 |
Kapittel 6. Schepenen, raden, hoofdlieden en burgers onderzoeken den toestand van stads vestingwerken en grachten. ![]() |
|
1552 |
Kapittel 5. Vucht en andere dorpen aangeschreven, tot het zenden, van gravers naar 's Hertogenbosch om met graafwerken de stad te versterken. ![]() |
|
1566 |
Kapittel 10..16. Stads fabrijkage vestingwerken en artillerie. ![]() |
|
1566 |
Kapittel 12. • Herstel van poorten, vestingwerken en bruggen. • De stads vestingwerken met geschut gewapend. ![]() |
|
1566 |
Kapittel 15. Versterking van onderscheidene gedeelten der stad 's Hertogenbosch, vervoer en berging van buskruid en geschut. ![]() |
|
1566 |
Kapittel 22. Herstellingen van geschut vestingwerken, torens in die vestingwerken en aan de hekels. ![]() |
|
1566 |
Kapittel 23. • Waakhuisjes op alle hoeken van de straten en aan de vestingwerken. • Waakhuisjes op sleden. ![]() |
|
1566 |
Kapittel 25. • Versterking der stad en het maken van buskruid. • De wilgenboomen buiten de stad afgehouwen, om tot verdediging der stad te worden gebruikt. • Aarde op de wallen bij de Vuchterpoort gebragt, om de schanskorven daarmede te vullen. • Geschut naar de Vuchterpoort gebragt. • Het muurwerk van het ronddeel aan de Hinthamerpoort door de daarin gebragte aarde gebarsten of gescheurd zijnde, wordt die aarde uitgekart en aan de vestingmuur gebracht. ![]() |
|
1569 |
Kapittel 17. De vesten en daarop staande torens rondom de Stad gereinigd, omdat Don Frederik, zoon des hertogs van Alva verwacht werd, ten einde op te nemen, waar, hetzij binnen of buiten de Stad het gevoeglijkst een kasteel of sterkte zou kunnen worden gebouwd. ![]() |
|
1569 |
Kapittel 21. Don Frederik op 4 en 5 October door stads-grachten gevaren, ten einde op te nemen, waar gevoeglijkst eene sterkte of kasteel zou kunnen worden opgeworpen. ![]() |
|
1571 |
Kapittel 6. • Brief aan den Stadhouder van het kwartier van Maasland te Oss, om graan naar 's Hertogenbosch te zenden en om karren, ten einde daarmede, tot versterking der Stad, het vuilnis en den baggergrond uit de binnen Diezen gekomen, op Stads-vestingwerken en de wallen te brengen. • Nadere aanschrijving aan de vier kwartieren der Meijerij, om karren te zenden tot het vervoeren der aarden uit de binnen Diezen gekomen, van de straten naar Stads wallen. ![]() |
|
1572 |
Kapittel 15. De binnen-Dieze in de stad 's Hertogenbosch uitgegraven en de vestingwerken daarmede versterkt. ![]() |
|
1576 |
Kapittel 22. Versterking der vesting door mr. Peeter Scutkens. ![]() |
|
1577 |
Kapittel 5 en 6. • Graafbrieven uitgezonden om werkvolk aan de vestingwerken der Stad 's Hertogenbosch. • Aanschrijvingen aan St. Michiels - Gestel, Oosterwijk en Boxtel, om karren voor het werk aan de vestingwerken. ![]() |
|
1577 |
Kapittel 5 en 6. Aanschrijving aan verschillende dorpen, tot het zenden van gravers, karren en paarden, om te werken aan de verdedigingwerken der Stad 's Hertogenbosch. ![]() |
|
1578 |
Kapittel 14. • Herstellingen aan de vestingwerken, poorten, schothekels, vestingtorens, casematten, bruggen, enz. • Verschillende herstellingen aan de vestingwerken. ![]() |
|
1578 |
Kapittel 20. • Schepenen en anderen daartoe aangewezen, doen inspectie over de vestingwerken. • Wachters buiten de Stad, om alle aanslagen te verhoeden. ![]() |
|
1580 |
Kapittel 11. Verkochte lijfrenten, om met de daarvan komende gelden de vestingwerken der Stad 's Hertogenbosch te versterken en tot aankoop van brand in de wachten. ![]() |
|
1581 |
Kapittel 7. Eene nieuwe belasting ingesteld tot reparatie en fortificatie der Stads vesten en poorten. ![]() |
|
1583 |
Kapittel 16. • Bevel tot het maken van Stads vestingmuren. • Opneming der vestingmuren van de St. Jans- tot de Orthenpoort. ![]() |
|
1584 |
Kapittel 3. Jaarwedden voor de schrijvers aan de poorten, de wachters aan de schotbalken, de stokers in de wachten, de busmeesters, de wachters op den toren en de sluiters der poorten. ![]() |
|
1584 |
Kapittel 13. • Pioneerwerken aan en buiten de vesting. • Rossen voor de borstweringen. • Pioniers, gravers, rossen stekers en andere werkers aan de vestingen. ![]() |
|
1584 |
Kapittel 16. Eene Commissie onderzoekt de vesting werken. ![]() |
|
1586 |
Kapittel 16. • Commissarissen visiteren de vestingwerken. • De vestingwerken binen en buiten de stad onderzocht, op het berigt dat de vijand een gruwelijken aanslag voor had. ![]() |
|
1587 |
Kapittel 8. De Regering doet bij het hooge water de Stad vestingwerken in oogenschouw nemen. ![]() |
|
1591 |
Kapittel 14. De Platte forme aan de vestingwerken bij de St. Janspoort gemaakt. ![]() |
|
1591 |
Kapittel 16. Op elk huis der Stad 's Hertogenbosch een stuiver belasting gezet, ten behoeve van de versterkingswerken. ![]() |
|
1593 |
Kapittel 6. De huizen achter de Mandenmakers afgebroken, om daar ter plaatse de vestingwerken uit te leggen. ![]() |
|
1594 |
Kapittel 15. • De Regering van 's Hertogenbosch, zendt de armen aan den Maaskant, in nood door overstrooming, brood bier en haring. • Zij doet de vestingwerken herstellen, die door het hooge water veel geleden hadden. • Zij, die gehouden zijn tot onderhoud van Stads muren, gelast dit terstond te doen, op straffe dat dit anders ten hunnen dubbele kosten zal worden gedaan. ![]() |
|
1601 |
Kapittel 13. • Arbeiders in de loopgraven. • Zetten en stapelen van schanskorven. • Stads wallen door het hooge water afgespoeld, worden door aanvoer van aarde en slijk hersteld. ![]() |
|
1601 |
Kapittel 15. • Kogels door de belegeraars in de Stad geworpen. • Bevel dat uit ieder huis eene vrouw aan de verdedigingswerken moet komen pioneren. • Bevel dat ieder in persoon moet komen pioneren. • Mr. Jan van Straesborch brengt de belegeringswerken van den vijand in teekening. • Jan van Straesborch tekent de werken des vijands op de Pettelaar en op Eikendonk aangelegd. • Commissie tot opname van Stads vestingmuren van het vuur des vijands doorschoten. ![]() |
|
1602 |
Kapittel 16. • Herstel der vestingmuur aan de drie hekels of zogenaamde groote Hekel. • Uitnoodiging om de soldaten in de nieuw opgeworpen verdedigingswerken van levensmiddelen, tegen goede betaling, te voorzien. • Zes tonnen bier in die nieuwe verdedigingswerken gezonden, die tonnen daarin vernield. ![]() |
|
1603 |
Kapittel 16. Bier voor de werklieden die de musketkogels boven bragten en in het buskruid werkten. ![]() |
|
1604 |
Kapittel 16. Onteigening en betaling van gronden voor de vestingwerken. ![]() |
|
1605 |
Kapittel 17. Verbod tot het stoken van St. Maartensvuur en dat niemand steenen van de vestingmuren mag breken. ![]() |
|
1608 |
Kapittel 18. De Stads vestingmuur op den Vuchteren dijk door het hoog water en den storm omgeworpen. ![]() |
|
1609 |
Kapittel 6. Materialen tot opbouwing van de vestingmuren aan de Vuchterpoort en aan den Boom. ![]() |
|
1609 |
Kapittel 19. • Huisvesting van metselaars, gekomen om de herstelling der vestingmuur bij Couwenoort op den Vuchterendijk, aan te nemen. • Toelaag aan de metselaars en werklieden die de muren bij Couwenoort en bij den Boom aangenomen hebben. ![]() |
|
1613 |
Kapittel 16. • De Ingenieur van hunne Hoogheden Sebastiaan van Thienen neemt met Schepenen de vestingwerken in ogenschouw; de Ingenieur ontvangt daarvoor eene tegemoetkoming van honderd Guldens. • Onthaal van den Ingenieur Silvan Roulin, tot inspectie der vestingwerken van H.H. gezonden. ![]() |
|
1616 |
Kapittel 19. Vermeerdering en versterking der vestingwerken van 's-Hertogenbosch. ![]() |
|
1617 |
Kapittel 17. Materialen voor de versterking en uitbreiding van de vestingwerken der Stad 's Hertogenbosch. ![]() |
|
1618 |
Kapittel 22. Commissie om eene overeenkomst te treffen met den Burgemeester van Z. Boemel, tot de levering van steenen voor de vestingwerken. ![]() |
|
1619 |
Kapittel 17. • Beplanting der vestingwerken. • Betaling van een gedeelte van Stads aandeel in het herstel en het maken van nieuwe vestingwerken, aan den ontvanger der fortificatien Nicolaas van Empel. • Betaling van het tekort op de 8000 gul. door den Stad ten verzoeke van den Gouverneur, tot voltooijing der vestingwerken, opgenomen. ![]() |
|
1619 |
Kapittel 21. De Regering betaald aan de Gouverneur van Grobbendonck, reis- en andere kosten, om te Brussel te bewerken, dat de fortificatien van 's-Hertogenbosch zouden worden uitgebreid, dat door die uitbreiding de Stad zou worden vergroot of wel, dat minstens geen huizen zouden afgebroken worden als zij zonder nadeel der versterking konden blijven. ![]() |
|
1621 |
Kapittel 18. Aankoop van steenen voor de vestingwerken. ![]() |
|
1622 |
Kapittel 22. Commissie aangaande de 6000 gul. door de Stad voor de vestingwerken op te brengen. ![]() |
|
1625 |
Kapittel 6. Kapitein Verrijcken benoemd tot Luitenant-Generaal der artillerie. ![]() |
|
1629 |
Kapittel 8. Straatsteenen uit de vestingwallen opgegraven en ter beschikking van de regering der Stad, geborgen. ![]() |
|
1641 |
Kapittel -. Buitengewone servitien tot huisvesting van een nieuw korps fransche soldaten te 's-Hertogenbosch in bezetting gekomen. ![]() |
Ch. C.V. Verreyt, 'Een oud Bosch soldatenlied' in: Taxandria (1920) 231-234
Ch. C.V. Verreyt, 'Spaanse troepen ingesloten door de Staatschen bij de kerk te Empel in 1585' in: Taxandria (1901) 12-19