De brug ligt in de voormalige spoorlijn Lage Zwaluwe-'s-Hertogenbosch en doorsnijdt het natuurgebied 'De Moerputten' op de grens tussen de gemeenten 's-Hertogenbosch en Vught. De brug is kadastraal bekend als Gemeente 's-Hertogenbosch, sectie Q nr. 122 ged. Eigenaar/beheerder/onderhoudsplichtige is Staatsbosbeheer te Roermond. Oorspronkelijke functieDe brug (beter is het te spreken van overbrugging) in de spoorlijn, diende om het inundatiewater uit de omgeving van 's-Hertogenbosch door te laten stromen naar de Baardwijkse overlaat.GeschiedenisEind 1879 werd het besluit genomen om de spoorweg Lage Zwaluwe-'s-Hertogenbosch aan te leggen. Een gedeelte van het 47km lange spoorwegtraject kruiste het gebied dat bestemd was voor de afvoer van overtollig water uit de omstreken van 's-Hertogenbosch naar de Baardwijkse overlaat. In deze zone mochten geen obstakels voorkomen die een vlotte waterafvoer belemmerden. De gebruikelijke spoordijk werd dan ook op diverse plaatsen vervangen door overbruggingen. In de gemeente 's-Hertogenbosch werden dat de overbruggingen door de Moerputten en, voor een gedeelte, de Venkantbrug ter plaatse van de kruising met de Bossche sloot. Ongeveer de helft van de 33m lange Venkantbrug ligt in de gemeente Vlijmen.De overbrugging door het ontveende gebied De Moerputten werd met zijn 600m lengte de langste van de vijf overbruggingen in deze spoorlijn. Het werk werd in fases uitgevoerd, waarna in 1890 de openstelling van de gehele lijn volgde. De aannemer voor de bovenbouw was de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen, het latere Werkspoor. Nadat in 1950 het reizigersvervoer was stopgezet, werd in 1972 ook het goederenvervoer beëndigd. Toen het zich liet aanzien dat de overbruggingen zouden worden gesloopt, maakte de federatie 'Behoudt de Langstraatspoorbruggen' zich sterk voor de instandhouding van onder andere de Moerputtenbrug. Dit heeft er toe geleid dat het object in 1995 op de Rijksmonumentenlijst werd geplaatst. Volgens de opvatting van genoemde federatie moet de overbrugging, na uitvoering van het achterstallig onderhoud, geschikt worden gemaakt voor fietsers en voetgangers. Staatsbosbeheer beziet de mogelijkheid van de aanleg van een voetpad over de brug als onderdeel van een wandelroute door het gebied. Technische beschrijvingIn Bestek nr. 103, dienst 1881-1883 van de Staatsspoorwegen, staat vermeld dat de onderbouw van de overbrugging bestaat uit 35 gemetselde pijlers en 2 landhoofden. De dagwijdte tussen de pijlers bedraagt | 29 |
15m en de lengte en breedte van de pijlers, boven de versnijdingen, bedraagt respectievelijk 10,73m en 1,60m. Het bovenvlak ligt op 6,425m + AP (circa 6,23m + NAP). De pijlers zijn gefundeerd op een houten vloer, gedragen door kespen en houten palen. De bovenkant van de vloer ligt in het algemeen op AP (circa 0.20m - NAP). De bovenvlakken van pijlers en landhoofden zijn afgedekt met hardsteen. Er zijn geen bestekgegevens van de landshoofden bekend, maar deze zijn qua constructie en materiaal vergelijkbaar met de pijlers. De bodem tussen de pijlers alsmede de taluds bij de landhoofden zijn bezet met Doornikse steen op een puinlaag. In beide eindpijlers zijn hardstenen peilmerkstenen met ingehakte cijfers opgenomen. De overbrugging is ontworpen voor een dubbel spoor, maar uiteindelijk ingericht voor een enkel spoor. De ijzeren bovenbouw is gemaakt volgens Bestek nr. 836, dienst 1882-1884 van de Staatsspoorwegen. De 36 doorstroomopeningen zijn overspannen met 16,20m lange vakwerkbruggen, die elk zijn gecontrueerd uit 2 hoofdliggers gekoppeld door dwarsdragers met daartussen 2 langsliggers. Alle liggers zijn samengesteld uit geklonken profielen, platen en strippen. De hoofdliggers bestaan uit 12 velden met diagonalen. De 6 middenvelden zijn voorzien van gekruiste diagonalen. Tussen de onderranden van de hoofdliggers is een windverband aangebracht. Het toegepaste materiaal is overwegend getrokken ijzer. Op de bovenranden van de langsliggers zijn eikenhouten dwarsliggers geplaatst. Hierop zijn ten behoeve van de spoorstaven onderlegplaten aangebracht. De onderlegplaten zijn met schroefbouten bevestigd terwijl de spoorstaven met haakbouten op de onderlegplaten zijn gemonteerd. Een eikenhouten vloer ter dikte van 50mm is aangebracht tussen en naast de spoorstaven tot aan de koppen van de dwarsliggers. | 30 |
De open vlakken tussen deze vloer en de hoofdliggers zijn voorzien van eikenplaten met een dikte van 60 à 70mm. De vloer tussen de spoorstaven is bekleed met geribd plaatijzer van 4mm. Het eikenhout langs de buitenzijde van de spoorstaven is niet meer aanwezig. Ter hoogte van elke laatste dwarsdrager is aan de zuidzijde van de brug een bordes uitgebouwd met een breedte van 0,50m en een lengte van 0,70m. Bij elk bordes was oorspronkelijk een verticale stang aan de hoofdligger bevestigd. Aan de einden van de hoofdliggers zijn tegen de onderrand onderlegplaten van 30mm gehamerd gietstaal aangebracht. De platen rusten op afgeronde oplegkussens van hetzelfde materiaal die zijn bevestigd op een gesmeed ijzeren oplegplaat van 25mm en opgesloten door gesmeed ijzeren sluitplaten. Op elke hoofdligger zijn zowel aan de uiteinden als in het midden platen van metaal (een legering van rood koper, tin en zink) aangebracht. Als de brug onbelast is, liggen ze in een waterpasvlak. Op de platen kunnen vizierinrichtingen worden geplaatst om tijdens belasting van de brug de doorbuiging te kunnen bepalen. Huidige situatieDoor de gewijzigde waterbeheersing rond 's-Hertogenbosch en de buitengebruikstelling van de spoorweg heeft de overbrugging geen functie meer. Als de overbrugging geschikt moet worden gemaakt om er een recreatief voet- of fietspad overheen te leiden, zal eerst een restauratie plaats moeten vinden. Hier dient een beheers- en onderhoudsregeling aan vooraf te gaan.MonumentwaardeCultuurhistorisch is de overbrugging van waarde als element dat herinnert aan de spoorlijn Lage Zwaluwe- | 31 |
's-Hertogenbosch. Tevens vestigt de spoorbrug door de Moerputten de aandacht op de vroegere problematiek van de waterhuishouding. Industrieelarcheologisch is het object interessant vanwege de constructie en het materiaalgebruik. Ongeacht het schrille contrast met het natuurgebied De Moerputten, heeft de overbrugging landschappelijke waarde. Het is met name de grote lengte die de brug tot een zeldzaam element maakt. De onderhoudstoestand is zeer matig. De overbrugging is in 1995 op de Rijksmonumentenlijst geplaatst. | 32 |
2004 |
Restauratie MoerputtenbrugHet college stelt de raad voor om voor de restauratie van de Moerputtenbrug een bedrag van € 453.780,- beschikbaar te stellen. Dat bedrag is reeds gereserveerd. De voorwaarde is dat door Staatsbosbeheer ook een plan wordt opgesteld voor het toegankelijk maken van het natuurgebied voor fietsers. Dit kan door middel van het aanleggen van een fietspad om de brug heen.
B&W Besluitenlijst 14 december 2004
|