afb. A.F.A.M. Wetzer, 25 maart 2010
De brug ligt over de mond van Dommel en verbindt het Brugplein met de Oliemolensingel. Het object is kadastraal bekend als Gemeente 's-Hertogenbosch, sectie I nr. 2262 ged. Eigenaar/beheerder/onderhoudsplichtige is de gemeente 's-Hertogenbosch. Oorspronkelijke functieDe brug is gebouwd als trambrug ten behoeve van de tramlijn St. Michielsgestel-'s-Hertogenbosch.GeschiedenisDe tramlijn St. Michielsgestel-'s-Hertogenbosch werd sinds 1899 geëxploiteerd door de Tramwegmaatschappij 'St. Oedenrode-'s-Hertogenbosch'. Vanuit St. Michielsgestel kwam de tram bij Sluis O de stad binnen en reed langs de Zuid-Willemsvaart. Het voorlopig eindstation was de Jan Heinstraat, omdat niet verder kon worden gereden. Er ontbraken twee bruggen, één over de Stadshaven en één over de Dommel (Buitenhaven). In beide gevallen zouden het beweegbare bruggen moeten worden aangezien de scheepvaart toegang diende te houden tot de twee havens. Voor de Buitenhaven werd als brugtype een draaibrug gekozen.Het ontwerp van de draaibrug is afkomstig van de rijkswaterstaatsingenieur P.H.A. van Wamel en de kosten werden geraamd op ƒ85.000. Op 15 juni 1901 werd de onderbouw voor de brug aanbesteed en gegund aan H. de Groot uit Hintham. De bouw van de brug zelf volgde op 21 januari 1902. De N.V. Constructie Werkplaats Winschoten was de laagste inschrijver. Tussen de Tramweg-maatschappij en de gemeente 's-Hertogenbosch werd overeengekomen dat de brug op de dag van de opening kosteloos aan de gemeente | 39 |
zou worden overgedragen, op voorwaarde dat de gemmente aansprakelijk zou blijven zolang de brug zou bestaan. Op 7 juni 1902 werd de brug feestelijk geopend en vond ook de overdracht aan de gemeente plaats. Na opheffing van de tramlijn in 1937 en de, in 1944, opgelopen oorlogsschade trad verval in, waarna de brug uiteindelijk niet meer draaibaar was. Een grondige revisie in 1993 bracht de brug zijn oude glorie terug. Technische beschrijvingDe onderbouw wordt gevormd door twee, in baksteen gemetselde, landhoofden en een draaipeiler. In de pijler is een stalen spil opgenomen waarop de bovenbouw steunt. Tijdens het draaien zorgt een viertal loopwielen dat de brug niet gaat schommelen. De randen van de landhoofden en pijler zijn beschermd met hardstenen blokken. De kern van de pijler bestaat gedeeltelijk uit ongewapend beton terwijl de onderbouw is gefundeerd op houten palen. Het tramspoor werd in het midden van het 5.50m brede rijdek aangebracht. Deze symmetrie was zowel nodig vanwege een gunstige belastingverdeling als vanwege de aansluiting op het spoor op de beide landhoofden. Ter weerszijden van het spoor bleef een rijstrook over van slechts 2,00m breedte. Een sterke ontwikkeling van het gemotoriseerd verkeer werd toen niet voorzien. In 1910 waren er in Nederland nog maar 2000 personenauto's, het zullen dus vooral fietsers en voetgangers zijn geweest die in de beginperiode van de brug gebruik maakten (ook paardentractie was niet onbelangrijk). Voor de voetgangers was er aan beide zijden een 1,50m breed verhoogd voetpad beschikbaar.De bovenbouw bestaat uit twee vakwerkhoofdliggersgekoppeld door dwarsdragers. Alle ijzeren onderdelen zijn geklonken. De totale lengte van de bovenbouw is 40m. De hekwerken op de brug waren in gietijzer uitgevoerd. De balustraden op de landhoofd- | 40 |
en bestond uit gietijzer en hardsteen. Volgens Bestek nr. 13, dienst 1902, zijn door de gemeente 's-Hertogenbosch aan de stadszijde van de Dommel remmingswerken aangebracht. De bodem van de Dommel ter plaatse van de brug lag op AP (= 0,20m - NAP). Bij de oorlogshandelingen in 1944 liepen de balustraden aanzienlijke schade op. Deze zijn toen provisorisch hersteld. Het brugdek is in die tijd geheel vernieuwd. Aangezien de tramlijn was opgeheven, konden de rails achterwege blijven. Bij de restauratie in 1993 zijn de landhoofden en de pijler in de oorspronkelijke staat teruggebracht. Het brugdek is vervangen door een geheel nieuw stalen dek met aan een zijde een verhoogd voetpad. De bewegingswerken en de opzetinrichtingen zijn gereviseerd of vervangen. De gehele bovenbouw is op een werf in Amsterdam, waar nodig gerepareerd en grondig geconserveerd. De leuningen op de landhoofden zullen te zijner tijd worden vervangen door replica's van de oorspronkelijke balustraden. Huidige functieDe brug is opengesteld voor voetgangers, fietsers en motorvoertuigen komende van het Brugplein. Op verzoek kan de brug op bepaalde tijden worden geopend voor de recreatievaart. De bediening gebeurt als vanouds met de hand.MonumentwaardeIn de omgeving van de stadswallen vormt de brug een markant object tussen de historische binnenstad en de eerste stadsuitbreiding buiten de wallen. De restauratie heeft weinig afbreuk gedaan aan de oorspronkelijke constructie. De brug is sterk beeldbepalend. Als enig restant van tramwegen in 's-Hertogenbosch heeft de brug een bijzondere industrieelarcheologische waarde. Het object is opgenomen in de Indicatieve Lijst van het MSP. | 41 |
InleidingGelijkarmige stalen draaibrug op stenen onderbouw met vakwerkhoofdliggers aan weerszijden van de rijvloer, tussen 1900 en 1902 gebouwd in opdracht van de Tramwegmaatschappij Sint-Oedenrode - 's-Hertogenbosch door het Helmondse bedrijf Begemann naar ontwerp van P.H.A. van Wamel (Rijkswaterstaat).Het object vormt een verbinding tussen de historische binnenstad en de eerste stadsuitbreiding buiten de wallen, de wijk Het Zand. De brug is markant gesitueerd aan de noordzijde van de stad in nabijheid van de "kop van de haven" en vervult als verkeersbrug een functie in de ontsluiting van de binnenstad. Het geheel is in grote lijnen behouden gebleven. Enkele elementen zijn verwijderd als gevolg van oorlogsschade (1944) en provisorisch hersteld. Verwijderde delen: gietijzeren en hardstenen balustrade (gedeeltelijk), gietijzeren lantarenpalen, remwerk. Het brugdek is na 1944 vernieuwd. In 1994 is de brug gerestaureerd, met herstel van: landhoofden, bewegingsmechanisme, remwerk, draaipunt, liggers, brugdek (vernieuwd) en de staalconstructies (geconserveerd). De restanten van de hardstenen en gietijzeren balustrade werden hierbij verwijderd en vervangen door een eenvoudig ijzeren hekwerk met rondstaven. OmschrijvingDe brug bestaat uit samengestelde, geklonken vakwerkprofielen in gewalst staal op een natuur- en bakstenen onderbouw. De landhoofden en het ovale draaipunt hebben in kruisverband gemetselde wanden van machinale baksteen en zijn deels verlevendigd met gerusticeerde hardstenen blokken. In het muurwerk van het zuidwestelijke landhoofd is een hardstenen gedenksteen ingemetseld die de overdracht van de brug aan de gemeente 's-Hertogenbosch in 1902 gedenkt. De geklonken vakwerkhoofdliggers zijn naar boven en beneden toe iets gebogen en uitgevoerd als een soort lensliggers. Het vakwerk bestaat uit verticalen, diagonalen en tegendiagonalen.Het centrale gedeelte van de liggers is met verticalen dichtgezet. Het brugdek is licht bollend uitgevoerd. WaarderingDe brug is van algemeen belang. Het object heeft cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van het stoomtram-tijdperk van Brabant en is een van de laatst overgebleven elementen hiervan.De combinatie van een draaibrug met vakwerklensliggers is typologisch van belang. De brug heeft architectuurhistorische waarde als voorbeeld van civiele techniek rond de eeuwwisseling, uitgevoerd door de firma Begemann te Helmond. De brug is van belang vanwege de zeldzaamheid van stalen draaibruggen uit het begin van deze eeuw. |
|
Gezicht op de Draaibrug en de St. Leonarduskerk, vanaf de Oliemolensingel, z.j.
vervaardiger: Hendrik de Laat (1900-1980)
|