De beginjaren
In 1847 kwam een huis op het toenmalige Hinthamereinde in handen van de Zusters van Liefde uit Tilburg.1 Pastoor Kemps van de St. Jacobsparochie had hierop het oog laten vallen, zodat de Congregatie het pand, aan de zuidoostzijde van de Geerlingsebrug, kon kopen. Het hele perceel had een oppervlakte van 700 m². Het kwam op naam van drie Zusters van de Congregatie van de Zusters van Liefde uit Tilburg. Het zijn Johanna Martina van der Heijden, (d.i. zuster Hieronyma), Antoinetta Henriette Theodora Haerten (zr. Albertine) en Adriana Alette Maria van Haagen (zr. Begga). Gedurende enige jaren waren er omstandigheden, waardoor het niet mogelijk was om er daadwerkelijk te gaan wonen en werken. In 1852 wordt ook het naast gelegen pand van 71 m² erbij gekocht. Deze beide percelen vormen in 2014 het huis aan de Hinthamerstraat 149. De omstandigheden hebben zich ten goede gekeerd en op 2 augustus 1852 kwamen drie religieuzen van de Congregatie van de Zusters van Liefde vanuit Tilburg naar hier om een bewaarschool voor arme kinderen uit de parochie op te richten. Zo begonnen de werkzaamheden te ´s-Hertogenbosch van de in 1832 door Mgr. J. Zwijsen opgerichte Congregatie van de Zusters van Liefde, van O.L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid. Het klooster heet St. Antoniusgesticht. Dit begin staat zo beschreven in de Kroniek van het St. Antoniusgesticht te 's-Hertogenbosch.2
´Reeds lang was onze doorluchtige stichter Mgr. J. Zwijsen van plan te ´s Bosch een Huis onzer Congregatie op te richten, eensdeels omdat Z.D.H. daartoe door de Zeer Eerw. Heer P. Kemps, pastoor der Sint Jacobskerk, dringend werd aangezocht, en anderdeels om aan de Zusters die reizen moesten en niet in één dag hare bestemming bereiken konden, zoodat zij hier ter stede moesten vernachten, een goed logis te bezorgen, alsmede aan de Zusters die te ´s Bosch haar examen moesten afleggen. In het voorjaar van 1852 werd eindelijk tot dat doel door pastoor Kemps, voor rekening van de Congregatie, een huis aangekocht, gelegen aan de Geerlandsche brug en een weinig tijds daarna, een tweede huis, onmiddellijk palend aan het eerste, waarin reeds de dames Marijnen en Coppens gratis school gehouden hadden voor hulpbehoevende meisjes. In dat huis was ook een goed voorziene bibliotheek waaruit iedereen kosteloos een of twee weken een boek kon halen; deze bibliotheek was opgericht om het lezen van slechte boeken tegen te gaan. Behalve de twee lokalen waarin de lessen gegeven werden, eene opkamer, eene achterkamer die als refter gebruikt werd, en eene tamelijk grote keuken, bevonden zich in de eerste woning op de eerste verdieping twee zogenaamde bovens of bovenhuizen die vroeger verhuurd waren geweest. Het geheel zat zeer onregelmatig in elkaar (…). Verder behoorde bij het huis een tuintje waarin eenige flinke pereboomen stonden en dat tot speelplaats voor de bewaarschool diende. Op 30 Juli 1852 vertrokken per rijtuig uit het Moederhuis naar Den Bosch drie Zusters nl. Zuster Benedicta (Bogaers), vicares van het Moederhuis, Zr. Madeleine (van der Ven) en Zr. Jovita (Otten), om op 2 Augustus dat vermeld huis te betrekken, waaraan Mgr. J. Zwijsen den H. Antonius tot beschermheilige gaf´.
In 1852 voegden zich nog twee Zusters bij deze drie: Zr. Cornelia en Zr. Alberta. In dat jaar zaten er op de bewaarschool in dat huis 20 kinderen, en op de taal- en handwerkschool kwamen in totaal 170 meisjes. Dit werd het Armenschooltje of Parochieschooltje genoemd. De Zusters gaven ook aan jongens les in de ´Christelijke leer´. In een opkamertje van 4 bij 4 m¹ werd een kapelletje ingericht waarin een Redemptorist (de Congregatie van Redemptoristen hadden zich pas gevestigd in de stad) af en toe de Mis opdroeg. Ook het hele jaar 1853 baden en werkten de Zusters in die huizen, op het huidige nummer 149. In dat jaar werd ook een Burger-bewaarschooltje ingericht in het kleinste huis waardoor er enige inkomsten, 40 gulden per maand, beschikbaar kwamen, want de armoede van de Zusters nam ernstige vormen aan. In de Kroniek staat: de inkomsten waren ´teveel om ervan te sterven, maar te weinig om van te leven´. Er waren ondertussen 10 Zusters, meest aspiranten, aan het werk. Vanaf augustus 1854 gaat er veel veranderen, zoals in de Kroniek staat te lezen:
´Het Hiëronimusklooster uit vroegere dagen, gelegen op het Hinthamereind, was sinds eenige jaren verbouwd tot eene kristal- en glasblazerij en slijperij en behoorde als zoodanig aan de Firma Mivion en Co. (van der Ven); deze firma ging faillite en alles zou verkocht worden. Mgr. J Zwijsen had in het geheim aan een vertrouwd persoon last gegeven het huis in de Hinthamerstraat of op het Hinthamereind gelegen, met de overige gebouwen, bestaande uit bergplaatsen en arbeiderswoningen, tot en met de brug over de Dieze voor de Congregatie te koopen. (…) ƒ 12.000,- De gebouwen aan gene zijde der brug gelegen, bestaande uit de kelders waarin de groote machines der glasblazerij stonden en die later tot bergplaatsen voor de proviand der Godshuizen gebruikt werden, daarboven kolossaal groote vertrekken, die voor de Bank van Leening werden ingericht, daarnaast eene nette woning voor den directeur der Bank, verder twee groote gebouwen gelegen aan het Kanaal en in de Schilderstraat, waarin zich de kristal- en glasslijperijen bevonden, werden door het Bestuur der Godshuizen, die ƒ 25.000 als legaat van den Heer Johannes Diepen uit den Wolvenhoek gekregen hadden, voor de geringe som van ƒ 20.000 aangekocht en ingericht tot de opneming van oude hulpbehoevende vrouwen en verlaten kinderen aan wie kort daarna zes Zusters die door de Administratie van de Godshuizen zouden onderhouden worden, volgens de bepalingen van een tot dat einde gesloten contract, hare zorgen en diensten zouden wijden´.
Uit de Kroniek van het St. Antoniusgesticht valt op te maken dat in het voorjaar van 1854 alle opstallen en gronden tot en met de brug over de Dieze het eigendom waren van de Congregatie. Ongeveer 3250 m². De Godshuizen kochten ook percelen, circa 1850 m² om er het ´Armengesticht voor Vrouwen en Meisjes´ te kunnen inrichten. De glasfabriek stond met de zuidelijke muur tegen de kade van de Dieze. De Zusters hadden de houten brug over de Dieze-stroom in eigendom. Om dit eigendom niet te verbeuren was de Congregatie verantwoordelijk voor het herstel en de instandhouding van de brug. Er gingen 30 werklieden aan de slag voor een flink karwei en niet alleen voor het herstel van de brug. Er verrezen twee bewaarscholen en twee taalscholen. Het bestaande huis met de grote, open doorgang naar de huisjes aan weerszijden van de steeg, bekend onder de naam Ganzenpoort, werd met oude stenen opgeknapt, alles voor ƒ 7.000,- en getransporteerd op naam van Zr. Hiëronyma (van der Heijden), overste van het Zusterhuis van de Congregatie in Grave.
Over het jaar 1854 vermeldt de Kroniek:
´Drie onzer, Moeder Benedicta Bogaers, Zr. Emberta Canters en Zr Bertrandina Scholten sliepen reeds een paar weeken in het groote huis, (de Ganzenpoort) ofschoon men het beneden niet eens behoorlijk kon sluiten. Na het avondgebed in het huis aan de Geerlandsche brug, ging het drietal, den brandende lantaarn onder den voorschoot, naar de Ganzenpoort. De kamer boven de poort was hare slaapzaal´.(…) ´Op 26 Aug.1854 verlieten wij voor goed ons nederig kloostertje aan de Geerlandsche brug dat voor ons zoo vol was van aangename herinneringen om onzen intrek te nemen in het nieuwe gesticht, waarop, door den voorbede van den H. Antonius, zijn Patroon, zulke rijke zegeningen van den Hemel zouden neerdalen. Door den Zeereerw. Heer Pastoor Kemps werd het H. Sacrament naar de nieuwe kapel overgebracht en kort daarna het geheele gesticht plechtig ingezegend´.
´Tot dusverre hadden de Zusters, behalve in de bewaarschool, hare zorgen slechts aan arme kinderen gewijd en men zou zich tot de uitbreiding van de bewaarschool voor burgerkinderen bepaald hebben, om daarin eenige middelen van bestaan te vinden. Maar de Zusters van Engelen, die destijds in de Kerkstraat woonden, openden insgelijks eene bewaarschool voor meer gegoede kinderen en toen gelastte Monseigneur (Zwijsen) ons eene taalschool te beginnen voor meisjes uit den burger- en nette stand. Aan dien last werd natuurlijk gevolg gegeven en tegen het einde van dit zelfde jaar begon Zr. Emberta de school met acht kinderen, wier getal spoedig toenam´. 1855. ´Weldra vermeerderde het aantal leden der Communauteit aanmerkelijk, daar men zich ging belasten met de opvoeding van verlaten kinderen, halve weezen en weezen die te jong of te oud waren om in het reeds lang bestaande R.K. Weeshuis te kunnen worden opgenomen en tevens met de verzorging van oude vrouwen. Zr. Jacoba, gewezen overste van het St. Annagesticht te Delft, werd als hoofd aangesteld bij de ouden van dagen, reeds 63 in getal en Zr. Secunda bij de kinderen, 19 in getal´.
Dit was het door de Godshuizen opgerichte ´Armengesticht voor vrouwen en meisjes´.
De tweede helft van de 19e eeuw: Ora et Labora
In de Kroniek wordt anno 1861 gesproken over verschillende weldoeners. De schoolbanken voor de Franse School worden geschonken door pastoor Kemps. Het grootste deel van de inboedel wordt cadeau gedaan door Mej. Madeleine Coppens, die ook de schenkster was van het huis in de Torenstraat aan de Congregatie van de Fraters van Tilburg. Ze mag er een paar kamers blijven bewonen tot haar dood, zo accordeerde Mgr. Zwijsen, en ze heeft altijd vrije toegang tot de huiskapel die door haar was ingericht.
Deze juffrouw, die in de Napoleontische tijd uit haar slotklooster was verjaagd, bleef de Congregatie van de Zusters van Tilburg haar hele leven zeer genegen. Ze had besloten dat deze Congregatie het huis zou betrekken waar zij, met enige andere dames, school hield om de arme kinderen van de St. Jansparochie te onderwijzen. Maar daartegen kwam Pastoor Heeren in verzet. Hij was de stichter van de Congregatie van de Zusters van de Choorstraat. En omdat Mej. Madeleine Coppens dit huis niet graag afstond aan de Zusters van Pastoor Heeren, wist Mgr. Zwijsen haar te bewegen het aan de Fraters van Tilburg af te staan. Haar zus Agnes schonk, behalve veel kleine zaken, ook haar gouden halsketting en een bedrag van ƒ 300,- waarvan de rente dienen moest om de onkosten te bestrijden van de olie voor de Godslamp. Dit was op 14 augustus 1866. De Kroniek doet verder mededeling van enige bijzonderheden over de rectoren en geestelijken van de parochie van St. Jacob, de overplaatsingen binnen de Congregatie, de jubilea in het klooster en de moordaanslag op Mgr. Zwijsen in ´Huize Gerra´, in Haaren (N.B.) in 1861.
In 1870 verzorgt de Congregatie onderwijs aan 778 meisjes op de Armenbewaarschool, de Burgerbewaarschool, de Armentaal- en handwerkschool en de Burgertaal- en handwerkschool. Er worden in het ´Gesticht voor arme vrouwen en meisjes´ 45 weeskinderen en 56 oude vrouwen begeleid en verzorgd.
In juni 1876 sluiten de contractanten P.J.I. van Grinsven, eigenaar van De Drie Leliën (het huis op nummer 170) en de daarachter gelegen leerlooierij, (H.518 en H.519) en Zuster Hiëronyma (Martina van der Heijden) namens de Congregatie, een onderhandse overeenkomst over de scheidsmuur tussen beide percelen. Daarover zal in latere tijden nog vaak gecorrespondeerd worden (zie hierna de kadastrale kaart van 1832).
Er waren in 1880 steeds 35 zusters aanwezig in de Communiteit. Ze werkten in de Armenbewaarschool met 247 kinderen, op de Burgerbewaarschool bij 174 kinderen, in de Armentaal- en handwerkschool met 234 kinderen en op de Taal-en handwerkschool voor burgermeisjes met 142 kinderen; in het ´Armengesticht voor oude vrouwen en meisjes´ zaten toen 52 oude dames en 57 weesmeisjes die de zorg van de zusters kregen.
In 1882 kwamen giften binnen voor de bouw van een nieuwe kapel op het binnenterrein. Zuster Aloysa (Paulina Vos de Waal), die pas in Den Bosch was aangekomen, schonk ƒ 25.000,- op voorwaarde dat het nooit bekend zou worden in de communiteit en dat het geen beletsel zou zijn om haar over te plaatsen. De eerste steen werd gelegd op 31 maart 1882 en op 19 maart 1883 werd de kapel ingewijd door de bisschop Mgr. Godschalk. De rector van het klooster, de Eerw. Heer Van Rijswijk overleed in 1885, na 19 jaar dienst te hebben gedaan. In hetzelfde jaar werd door de Algemene overste, Moeder Syncletica Smarius, een nieuwe overste voor het St. Antoniusgesticht hierheen begeleid, nl. Moeder Maria Joséphine Peters. Dan ook sluit de Congregatie een Contract met de St. Jacobusparochie (zie: bijlage 2).
´In het najaar van 1899 ontvingen wij het bezoek van de ruim tachtigjarige bisschop van Armenië die, na de bloedige vervolging der Christenen door de Turken in Armenië, Europa doorreisde om gelden in te zamelen voor de ongelukkige verweesde Christenen die aan het bloedbad waren ontkomen´, zo luidt de tekst uit de Kroniek.
De 20ste eeuw: Ora et Labora
In het jaar 1900 kwam de nieuwe overste, Moeder Gerulpha van Rossum, een zus van de Redemptorist en latere kardinaal, naar hier. Moeder Joséphine Peters was na 15 jaar overgeplaatst naar Rijsenburg. In 1902 werd herdacht dat de Congregatie hier 50 jaar eerder haar werk onder de Bossche jeugd was begonnen. Er kwam bezoek van de heren Regenten en de Parochiegeestelijken. In september 1904, werd het zilveren priesterfeest van de heerbroer van de overste, Pater W. van Rossum gevierd. Hijzelf was vanuit Rome overgekomen. De dames en weesjes uit het ´Gesticht voor oude vrouwen en meisjes´ mochten ook een geschenk komen aanbieden, na lang aandringen bij Moeder Overste. Eind 1904 overleed een van de naaste buren, mej. v.d. Ven. Ze schonk uit haar nalatenschap een bedrag waarmee verbeteringen aan de schoolgebouwen konden worden aangebracht en schoolmeubelen aangeschaft konden worden. Mevrouw Sweens-Meuwese wordt genoemd als schenkster van een prachtig crucifix, eind 1905. Het jaar daarop werd door Regenten van ´de Godshuizen´ besloten dat de arme oude vrouwen uit het Gesticht zouden verhuizen. Dit staat als volgt beschreven in de Kroniek:
´Tegen het eind van 1906 vernamen wij dat het Bestuur der Godshuizen besloten had één onzer liefdewerken, het verplegen van oude vrouwen, over te brengen naar een ander Gesticht, staande onder het bestuur ener andere Congregatie, (dat zijn de Zusters van de Congregatie van Onze Lieve Vrouw Moeder van Barmhartigheid uit de Belgische plaats Ronse) ten einde het weeshuis hier te veranderen en te vergrooten en volgens de eischen der wet in te richten, om aanspraak te kunnen maken op de Rijksbijdrage, aan verpleging van verwaarloosde kinderen toegekend. Groote verslagenheid onder de velen der goede oudjes die reeds jaren in ons gesticht hadden doorgebracht en aan onze Zusters gehecht waren. Velen van haar wenschten nog vóór de verandering hier te sterven en bij eene der vrouwtjes was dat verlangen zoo vurig dat het in een vast vertrouwen veranderde en zij als haar overtuiging uitsprak: ´Ik sterf vóór de verhuizing, ge zult het zien´. Intusschen naderde na maanden van spanning de datum van het vertrek dat op 1 juli 1907 was vastgesteld. Daags te voren hadden alle Zusters in den namiddag afscheid van de goede oudjes genomen, hetgeen zeer roerend was, doch vrouw Jongenburg die sterven zoude vóór het heengaan, leefde nog en was even goed als altijd. Onder het afscheid nemen was zij stil bedroefd, maar nog stond het bij haar vast: ´Ik sterf hier´. En inderdaad denzelfden avond overleed zij plotseling. Dat dit sterfgeval op allen een diepen indruk maakte behoeft niet gezegd. - Onmiddellijk na de ontruiming van het huis begon men met de verbouwing (…) van het oude weeshuis. Omstreeks Mei 1908 was alles in orde, de kinderen werden in twee partijen gesplitst, kleinen en grooten, die nu elk haar intrek nam in de keurig verbouwden, voor haar ingerichten vleugel van het huis dat in het laatst van 1908 den mooien naam van ´St. Agnes-Gesticht´ ontving´.
Bij het begin van het nieuwe schooljaar in september 1908 werd de Hollandse School samengevoegd met de Franse School, hetgeen nadelig bleek te zijn voor de goede orde en de ouders bleken er node genoegen mee te nemen. In 1910 werd de samenvoeging weer ongedaan gemaakt. In 1909 werden veel woningen gebouwd aan de Hinthamerweg. De Parochieschool, ook genoemd de Armenschool, werd daardoor te klein en op aandringen van pastoor J. Prinsen werden twee lokalen bijgebouwd, die in januari 1910 in gebruik werden genomen. Zuster Aloysio Spigt werd de nieuwe overste hier, ze was juist teruggekeerd uit Amerika waar ze overste was van het klooster in Baltic, Connecticut. Ook de ´Fransche School´ werd beter ingericht: een ruime vestibule werd bijgebouwd, evenals een lokaal waar de kinderen konden overblijven tussen de middag en zich ontspannen tijden regenachtige pauzes. In de meeste lokalen werden de schuiframen vervangen door openslaande ramen. De Bossche schilder Frans Kops polychromeerde de Kruisweg in de kapel.
In 1910 telden de verschillende scholen bijna 1000 leerlingen. Daarvan ontvingen de meeste meisjes kosteloos onderwijs. Kinderen van vermogende ouders moesten naar gelang het inkomen 50 cent tot 3 gulden per maand schoolgeld betalen. Op de huishoudschool en het meisjespatronaat kwamen 96 meisjes.
In 1913 kwam Kardinaal W. van Rossum ´s-Hertogenbosch met een bezoek vereren. Hij was in 1911 tot kardinaal verheven Het was groot feest in de stad. Het St. Antonius-gesticht aan de Hinthamerstraat kwam ook aan de beurt. Dit was een heel evenement: met bloemen, draperieën en schilderijen was de met glas overdekte toegang tot de school versierd, de weesjes zongen een welkomstlied onder de lindeboom die voor de kapel op de speelplaats stond. Eind oktober werd er weer gebouwd: een nieuwe recreatiezaal; de oude recreatiezaal was te klein en te laag. Op 1 januari 1914 werd ze in gebruik genomen.
1914: Op 1 augustus brak de Wereldoorlog uit en volgde inkwartiering van ongeveer 200 gemobiliseerde militairen in zes schoollokalen en drie bewaarscholen. Dat duurde van 4 tot 14 augustus. Op 9 oktober werden patronaatszalen in orde gemaakt om 40 gestichtskinderen en 4 zusters van een huis in Kontich bij Antwerpen op te vangen. Ze werden enige weken gehuisvest en gevoed voordat ze weer terugkeerden. Bovendien kwam er een tiental gezinnen wonen in de huisjes naast het St. Antoniusgesticht, dus in De Rooi Ton, Het Haaske en Het Molenijser. Die waren tot afbraak gedoemd om er de Mulo-school te bouwen, waarmee door de treurige tijdsomstandigheden niet begonnen kon worden. Pas op 2 juli 1915 kon de aanbesteding van de nieuwe Muloschool plaatsvinden aan de Hinthamerstraat 166. De architect was W. Th. van Aalst en de firma E. Straatman nam het werk aan. Boven de Mulo, op de zolderverdieping kwam een slaapzaal voor de Zusters. Op 6 juli moesten de Belgische vluchtelingen de huisjes verlaten om met de bouw te kunnen beginnen. Toch zouden ze tot halverwege 1918 in het kloostercomplex verblijven.
Op 15 mei 1916 werd de school, toegewijd aan het H. Hart, ingewijd door Mgr. C. Prinsen, de pastoor van de Sint Jacobsparochie. De genodigden kwamen bijeen in de nieuwe gymzaal van de Mulo-aanbouw en later in de recreatiezaal van de Zusters. Daarbij was aanwezig de Heer L. Sicking, oud-schoolopziener, die lovende woorden sprak over de geest van het onderwijs. Zijn kinderen waren hier ook op school geweest. Nu was hij rector van het Stedelijk Gymnasium. Ook de Heer H. Brans, directeur van de R.H.B.S. was erbij en verder Dr. Desertine, de districtsschoolopziener, Mej. F. Janssen, de arrondisements- schoolopziener en tevens oud-leerling van de school, de architect, de aannemer, en veel notabelen uit de stad.
Omdat boven de nieuwe school een slaapzaal voor de Zusters werd ingericht, kon de ´kleine slaapzaal´ nu gemist worden en die werd omgebouwd tot twee kamers, een leslokaal en een studeerkamer. De laatste ruimte werd benut voor het geven van lessen in machineschrijven en stenografie, nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs aan de leerlingen van de Mulo. Zuster Leonarda nam daartoe het initiatief, want er was werkgelegenheid voorzien in de distributiekantoren, in deze oorlogsjaren. In juli 1917 slaagden de eerste twee leerlingen van de school. Ze waren ook de eerste uit de stad die op Mulo-examen gingen. In het jaar 1918 wordt in de Kroniek ook gesproken over een retraite in het patronaat. Er was dagelijks een H. Mis in de kapel voor de Belgische vluchtelingen, een Vlaamse priester ging dan voor. Of in requiemdiensten voor de gesneuvelde Belgische soldaten. Er werd zelfs in de kapel een bekeerde volwassene gedoopt en er werden huwelijken gesloten tussen Belgische geëvacueerden die hier werden opgevangen.
Op 10 januari 1920 kwam Zuster Josepho Keizer vanuit Arnhem, waar ze gewerkt en gestudeerd had, naar 's-Hertogenbosch. Ze werd meteen hoofd van de kleuterschool. Dank zij haar inzet en met hulp van veel ouders werd het onderwijs op peil gebracht. Het opvangen van kleuters, op een bewaarschool, werd omgezet in het ontwikkelen van de talenten van de kleuters. Toen Zr. Josepho in 1957 met pensioen ging, op 65-jarige leeftijd, moest ze de school verlaten, maar ging ze type-lessen geven en kon haar opvolgster op de kleuterschool, Zuster Lucretia Roemer, de vruchten plukken van haar ontwikkelingswerk. In de parochie en het dekenaat deed ze daarna vrijwilligerswerk, ook voor De Koepel. In 1970 werd feestelijk gememoreerd dat ze 50 jaar in de stad werkzaam is geweest.3
In 1920 kocht het St. Antoniusgesticht het gebouw van het meisjespatronaat voor ƒ 22.000,- van het parochiebestuur van St. Jacob. De grond was al eigendom van de Congregatie. Een deel van dit gebouw werd gebruikt om er 4 klassen in te richten, op het andere deel werd een verdieping gezet voor de ´Volkshuishoudschool´. Het ´Bestuur´ betaalt nu aan het St. Antoniusgesticht ƒ 1.100,- voor huur. Op 15 mei werd de school die sedert 1907 Mulo-school heette en waartoe ook de z.g. Hollandsche School en de Armenschool behoorden, gesplitst in Muloschool en Lagere School. Van de eerste was Zr. Octavia de Groot het hoofd en van de tweede Zr. Simplice Mommers. In mei werd de nieuwe Volkshuishoudschool in gebruik genomen. Ze is in 6 klassen verdeeld en telt 70 leerlingen.
Op het kerkhof van Orthen de grafkelder van de overleden zusters van 's-Hertogenbosch vanaf het jaar 1919.
Op de begraafplaats van Orthen werd een deel met een hek afgescheiden, zodat de Congregatie een eigen ruimte had om de Zusters te begraven. Er werd een groen granieten monumentje met opschrift geplaatst. Op het eind van 1921 werd de waarde van de scholen getaxeerd, want volgens de nieuwe schoolwetten zouden die door de Gemeente moeten worden overgenomen. Er wordt daarna rente uitgekeerd. De Muloschool was ƒ 86.122,- waard (met inventaris) en de rente bedroeg ƒ 5.351,-; de tussenschool werd geschat op ƒ 35.570,- met een rentevergoeding van ƒ 2.210,- en de Armenschool ƒ 36.841,- met een rente van ƒ 1.831,-. In 1923 werd een klas voor woonwagenkinderen ingericht. In de zomervakantie van 1924 werd elektrisch licht geïnstalleerd in enkele bewaarscholen, de armenschool en lagere scholen. Er werd onderhoud gepleegd aan ramen, goten en vloeren. In 1926 werden boven de refter één en boven de recreatiezaal twee verdiepingen gebouwd, voor slaapzalen van de Zusters. Er kwam toen ook een tweede verdieping op de Mulo, Hinthamerstraat 166, voor leslokalen, dus de slaapzaal van 1915 verdween.
Op 30 juli 1927 werd in stilte het diamanten feest gevierd van het St. Antoniusgesticht. Vijf en zeventig jaar was de Congregatie actief in de parochie van St. Jacob. Toen het jaar daarna Zuster Casta Pennings haar gouden kloosterfeest vierde, kwamen 50 oud-weeskinderen van het St. Agnesgesticht acte de présence geven. Die zuster had eerder dertig jaar bij de weeskinderen gewerkt en de dag was onvergetelijk voor hen allen. Over 1929/1930 lezen we in de Kroniek:
´Den 1e Juli 1929 is op naam van het Moederhuis in Tilburg aangekocht de naastgelegen schoenen- en lederfabriek, bestemd voor afbraak en wederopbouwing voor taalschool, van den Heer Theodoor den Brinker, voor de som van ƒ 22.250,-. Aan den huurling die ter wille van ons vóór de vervallen huurtijd de fabriek moest ontruimen, hebben we ƒ 500,- vergoeding moeten betalen. Het erf staat kadastraal bekend als sectie nr. H. 4536, groot 3 are en 23 ca. Voor de afbraak van de fabriek en ons huurhuis aan de Zuid-Willemsvaart hebben we ƒ 1.500,- ontvangen. De Dieze, de z.g. Doode Stroom, hebben we laten dempen door de heer Drijvers uit Helvoirt. De heer Teulings heeft een gedeelte van de gedempte grond gekocht voor ƒ 500,- en de heer van Oirschot ook, voor ƒ 700,-. De rest is bestemd voor de speelplaats bij de te bouwen scholen.'. Daar al onze taal- en bewaarscholen door Dr. Bader, lid van de gezondheidscommissie, waren afgekeurd, uitgenomen de ULO, waren we genoodzaakt al die gebouwen te laten afbreken en volgens de eischen der wet weder te laten opbouwen. Op de plaats der afgebroken fabriek werd een tusschenschool voor burgerkinderen van drie verdiepingen hoog gebouwd; op de plaats van het huurhuis aan de Zuid-Willemsvaart de bewaarschool voor burgerkinderen. Nu moeten nog volgen een armen-taalschool met bijbehorende bewaarschool, een Montessorischool en een uitbreiding van het patronaat. De geheele bouwerij is aanbesteed en gegund aan de Heeren Pennings en Lamoen uit Sint-Michielsgestel, voor de som van ƒ 216.130,-´
Uit Gemeentelijke stukken blijkt, ook zoals hierboven vermeld, dat de Congregatie in 1929 verzocht om de Doode Stroom over een lengte van ca. 64 meter te mogen dempen en van riolering te voorzien. Vanaf Achter de Mollen tot nabij de Schilderstraat. Dan zou de Congregatie de kosten dragen en de grond aan haar worden overgedragen, hetgeen de Gemeente graag deed. In het belang van de gezondheid der stad.4
In 1930 was de nieuwbouw van alle scholen voltooid, behalve de toegang tot de St. Jacobschool, de parochieschool voor arme meisjes, aan de Schilderstraat. Het werk was begeleid door Ir. Kramer, tegen 10% van de aannemingssom. Op 3 september 1931 werden de volgende scholen ingezegend: de St. Jozefschool, de St. Jacobschool met bijbehorende Fröbelscholen, de Montessorischool en het Patronaat. (Zie de krant Het Huisgezin van 2 december 1931).
De viering van het eeuwfeest van de Congregatie van de Zusters van Liefde stond centraal in het jaar 1932. Hieraan werd ook uitgebreid aandacht besteed in de Bossche krant. (zie het verslag in Het Huisgezin van 23 november). De burgerlijke en geestelijke overheden waren goed vertegenwoordigd op de receptie. Ook de voorzitter, mr. G. Tilman, en secretaris, de heer Romme, van de Godshuizen waren er bij in het Bossche kloostercomplex. En verschillende inspecteurs van het onderwijs. Er werd gememoreerd dat de Congregatie al 100 kloosters telt, waar 3750 Zusters werkzaam zijn in onderwijs aan 56.235 leerlingen en in de zieken- en bejaardenzorg. In 1931 werden in de ziekenhuizen van de Congregatie 22.505 zieken verzorgd. Sprekende cijfers! In alle circa 100 kloosters wordt het eeuwfeest gevierd. Voor de stad ´s-Hertogenbosch geldt dat de Congregatie al 80 jaar onderwijs en zorg verleent. De cadeaus onder couvert, onder andere van oud-leerlingen, wezen en oud-wezen, werden gebruikt om een beeld te laten vervaardigen van de H. Antonius van Padua, patroon van het Huis, door de firma Van Bokhoven en Jonkers. Het zal geplaatst worden in een nis op de binnenplaats van het klooster, bij de kapel. Het zal een mooie herinnering zijn aan het bijzondere jaar 1932. Het staat er nog steeds, anno 2014.
In 1933 werd de huishoudschool voorzien van een grotere keuken en het patronaatsgebouw van een z.g. ´Deensche keuken´. In september van dat jaar ontstond er een grote brand, aan de Schilderstraat. Onder de oude gebouwen daar bevond zich een opslagplaats van doodskisten, waar de brand om half twaalf ´s avonds begon. De vonkenregen waaierde al spoedig over de naastgelegen kapel. De angst sloeg toe en kapel en sacristie werden ontruimd. Alle kostbaarheden werden in veiligheid gebracht. Gelukkig was een evacuatie niet nodig en was de brand om 02.00 uur onder controle.
In 1934 begon de restauratie van de kloosterwoning in de Hinthamerstraat 164. Opnieuw had Ir. L. Kramer de leiding over deze verbouwing. Men wilde de voorgevel ook enigszins veranderen, maar de ´Schoonheidscommissie´ wilde er niet van horen en Burgemeester Van Lanschot stak er een stokje voor. Hij verbood al te ingrijpende veranderingen aan de pui. Wel werd het interieur opgeknapt: in de gang kwam een portierskamer. De spreekkamers, keuken, afwaskeuken en bijkeuken werden aangepast. De zusters vonden deze ´radicale´ modernisering een weelde, zelfs nieuwe toiletten en een badkamertje werden ingebouwd. Ondertussen werd er ook hard gewerkt in de onderwijssector, Mulo-examens, typen, steno, kostuumnaaien enz. De Mulo bleek in september weer te klein behuisd en er werd een lokaal van de lagere school in gebruik genomen, waardoor de zesde klas leerlingen mochten verhuizen, hetgeen ze heel prettig vonden, want ze noemen zich trots ´de leerlingen van de Buitensingel´. Dus naar de kant van de Zuid-Willemsvaart. In dat jaar 1934 werd het monument van Kardinaal van Rossum onthuld, waarbij de Zusters waren uitgenodigd. In 1935 vierde pastoor Prinsen zijn 60-jarig priesterjubileum. Na de viering in de parochiekerk werd er gedineerd in de patronaatslokalen van de Zusters. Dat jaar ging pastoor Prinsen met emeritaat en mocht hij zijn oude dag in het klooster van de Zusters doorbrengen, na de toestemming van het hoofdbestuur van de Congregatie. Op 17 juni van dit jaar brachten koningin Wilhelmina en prinses Juliana een bezoek aan de stad. ´Twee ´onzer kinderen´ mochten een boeket aanbieden. De vorstin onderhield zich vriendelijk met moeder overste en deze kinderen´.
De Kroniek meldt over 1938:
´In april 1938 werd het Weeshuis aanmerkelijk uitgebreid. Door het steeds toenemend aantal kinderen bleek de bestaande bouw veel te klein. Door het bestuur der Godshuizen werd, na herhaalde aanvragen van overste Moeder Désirée, eindelijk besloten het woonhuis, belendend aan het bestaande weeshuis en bewoond door den directeur van de Bank van Lening, bij het weeshuis te trekken. Na de nodige verbouwing en het aanbrengen van gewenste verbeteringen werd de nieuwe bouw bestemd voor de oudste meisjes. (…)´.
De inwijding en intronisatie van het H. Hart vond plaats in het St. Agnesgesticht, het weeshuis, door pastoor van Grinsven, in aanwezigheid van het gehele bestuur van de Godshuizen, de zusters en alle kinderen, ongeveer 70 in getal. De president van de Godshuizen, de heer Meyring, sprak over ´een gezellig huis, meer dan een gesticht´ en memoreerde het vele goeds dat door de Zusters voor de kinderen gedaan wordt. Eén der grote pupillen, M. Tromp, vertolkte de dankbaarheid van de kinderen voor de zorg en opleiding die ze genieten. En allen beloofden ´zeer braaf te zijn´. Op 1 september werd Moeder Désirée Kruijssen overgeplaatst naar Maeseyck en werd opgevolgd door Moeder Bernarda Rikkink die eerder overste was in Stratum.
In het voorjaar van 1939 werd de grote zolder van het St. Antoniusgesticht verbouwd tot een grote slaapzaal, met slaapcellen, waaraan al lang behoefte bestond. De trap, ook naar de logeerkamer, werd toen beter bereikbaar.
De oorlogsjaren 1940-1945
De Kroniek geeft de volgende informatie:
´Op 24 augustus 1939 kregen we dan geheel onverwacht de zo lang gevreesde inkwartiering. Reeds meerdere malen waren door de autoriteiten onze schoollokalen die geschikt waren voor onze militairen opgemeten. Maar steeds waren we er met de schrik vanaf gekomen. Maar nu was het menens! In de namiddag van genoemde datum kregen we de zeer onaangename tijding dat we ± 800 militairen zouden moeten herbergen. Daartoe moesten ± 25 lokalen worden ontruimd. Juist was Moeder Bernarda die morgen met alle kinderen en een 40-tal Zusters op bezoek gegaan naar Maeseyck bij Moeder Désirée. ´s Middags kwam de Jobstijding! Alle Zusters die thuis waren en enige meisjes begonnen aanstonds met de ontruiming der parochie- en burgerbewaarscholen en de patronaatslokalen en ook de gymnastiekzaal en een paar lokalen van de Chr. Koningschool. Enige soldaten waren reeds aangekomen en hielpen met het versjouwen van banken en de zwaarste meubels. Tegen circa half tien was dat niet alledaagse werk afgelopen. Als men bedenkt dat ook de inhoud der kasten moest worden uitgeruimd, alles wat aan de muren hing moest worden verwijderd, kan men zich een denkbeeld vormen van de verschrikkelijke chaos die in de patronaatskeuken en op alle mogelijke plaatsen die maar enigszins als bergplaats konden dienst doen, ontstond! Tegen 10 uur kwamen de drie grote autobussen met de buitenlandse reizigsters bij het patronaat aan de Zuid-Willemsvaart aan. Het enthousiasme over de reis bekoelde heel wat als aan Moeder en Zusters de tijding der inkwartiering werd medegedeeld. De volgende dag zouden de 800 militairen arriveren! Reeds vroeg in de morgen, onder de H. Mis kwam het bericht dat ook de gymzaal der MULO plus 5 schoollokalen moesten worden ontruimd! Weer alle hens aan dek. De nodige hulp van een paar soldaten en na een paar uren was ook dit zaakje klaar. De kapiteins zorgden voor stipte orde en alhoewel ´t nu juist geen prettige en aangename vacantie bleef, want deze moest met 3 dagen verlengd worden, hadden we toch niet al te veel overlast van de ons opgedrongen logeergasten. Dat we echter wat blij waren toen het vertrek werd aangekondigd, behoeft wel verder geen betoog. Met de nodige spoed werden alle lokalen weer op orde gebracht om de lieve schooljeugd te kunnen ontvangen. Voor het vernielen en beschadigen kregen we slechts een gedeeltelijke vergoeding´.
(Paus Pius XI schreef in 1925 een encycliek Quas Primas. In artikel 1 stelde hij het feest van Christus Koning in. Dat was de reden voor het schoolbestuur om de naam Chr. Koningschool te geven aan al bestaande of nieuw op te richten scholen).
´De inkwartiering van ´39 was slechts een voorspel van hetgeen het ongelukkige oorlogsjaar ´40 ons zou brengen. Reeds in de maand Maart hadden we 150 soldaten in kwartier in de patronaatslokalen en verschillende malen kwamen hogere militairen de lokalen bezichtigen en opmeten voor geval het nodig mocht wezen. En helaas! Die voorzorgen waren zeker niet overbodig. In de nacht van 9 april kregen we de onaangename tijding dat de volgende morgen hier ±160 militairen moesten worden ondergebracht. De kapitein kreeg de logeerkamer met alcoof te zijner beschikking, de twee luitenants kregen bij gebrek aan beter ieder een logeer cel, waarmee zij goed tevreden waren. Wel vreemde logés voor een klooster, maar ´nood breekt wetten´. De overige militairen kregen weer het patronaat en een paar bewaarschoollokalen te hunner beschikking. De scholen konden gewoon doorgaan. Tot 10 Mei de oorlog uitbrak. Reeds in de vroege morgen werden we wakker geschrikt door het ronken der vliegtuigen en het vreesaanjagende schieten van het afweergeschut en kwamen we tot de ontstellende zekerheid dat de oorlog was uitgebroken (…)´.
Hierna volgt in de Kroniek van de Zusters een groot aantal pagina's oorlogservaringen. We zullen slechts enkele namen en feiten memoreren. Kapitein Stapert en zijn mannen rukten dezelfde dag nog uit, na de H. Mis te hebben bijgewoond. Allen verzamelden zich eerst op de grote speelplaats, waar pastoor Prinsen hen nog een hart onder de riem stak. 'Voor God en Vaderland'. De schoolkinderen moesten thuis blijven, zo liet burgemeester Van Lanschot weten. Pas op 17 mei gingen de scholen weer open. Er bestond onder de zusters wel angst voor ontheiliging van de kapel door de bezetter. Verschillende nachten van de eerste oorlogsweek sliepen de Zusters en kinderen in de kelder, die door het Bestuur zo goed mogelijk als schuilkelder was ingericht. Ook in Mulo-gang beneden en in de gymzaal lagen de Zusters op strozakken en onder dekens. Van slapen kwam niet veel. Op 7 september stierf Zuster Odrada die lange jaren in de keuken van het weeshuis had gewerkt. In deze en de volgende maand kwamen veel soldaten terug uit krijgsgevangenschap. Ze kwamen in het klooster hun spullen die ze in bewaring hadden gegeven weer in ontvangst nemen en werden meteen onthaald op stevige boterhammen met koffie. Mgr. Prinsen deelde rookwaren uit. Kapitein Stapert stuurde, namens alle ´jongens´ nog een kristallen vaas met inscriptie. De kloosterkapel werd de wintermaanden van ´40/´41 als parochiekerk benut, omdat deze makkelijker verduisterd kon worden dan de St. Jacobskerk, met planken en dik papier. Hiertoe besloten pastoor Noyons en de overste, Moeder Bernarda. Er overleden enkele zusters en op 2 maart 1941 ook Mgr. Prinsen die vanaf 1936 inwoonde. Door pastoor De Kroon van de St. Pieter werden een doop- en huwelijksplechtigheid voltrokken in juli 1941. Door de goede zorgen van de Godshuizen werden vanaf het begin van de oorlog twee wachten aangesteld voor het weeshuis en het huis van de Zusters, de heren Van Well en Mulders. Drie jaar lang hebben ze zich kranig van hun taak gekweten. De scholen bleven open, en de examens waren een succes. Op de Mulo deden 4 leerlingen hun B-examen. Er werden ook examens afgelegd in de vakken steno, typen, kostuumnaaien en lingerie.
St. Antoniusgesticht, 1942.
In de volgende winter 1941/1942, toen de klok 2 uur vooruit was gezet, konden de scholen pas om half tien beginnen, omdat het om 9 uur nog te donker was. Er was kolennood, eind januari. Begin februari was er daarom weer vakantie. In februari 1942 volgde de jaarlijkse retraite van 9 dagen voor de kloosterlingen en in mei begon men met het ´Don Bosco´-liefdewerk: iedere zondag komen om 10.00 uur de jongens en meisjes van de armste klassen met enige leiders en leidsters naar de kapel. De leiding berust bij een pater van de H.H. Harten uit Nuland, pater Ireneus, die de H. Mis leest en daarna een kleine onderrichting geeft.
De bisschopswijding van Mgr. W. Mutsaerts, op 29 juni 1942 wordt gememoreerd. Dan het bezoek op 19 juli, het feest van St. Vincentius, van enige ´Heren´, dit waren Duitse officieren. De overste leidde hen rond, de zusters baden om een goede afloop. Moeder Bernarda wist de ´Heren´ om de tuin te leiden en vermeed de bezichtiging van de mooiste lokalen, als refter, recreatiezaal en slaapzalen. Drie keer kwamen ze nog terug, maar de Congregatie ontsprong de dans van een inkwartiering. Na het eerste bezoek werden wel alle goede meubels, tinnen tafelgerei en kostbaarheden uit de kapel veilig weggeborgen, ook bij goede buren en bekenden. Op 14 oktober overleed keukenzuster Rosilda Snoeren vrij plotseling. Toen de Bisschoppelijke Kweekschool van de fraters van Tilburg in de St. Josephstraat/Kardinaal van Rossumplein half november door de Duitsers werd gevorderd, mochten de kweekschoolleerlingen de zolder van het patronaat aan de Zuid-Willemsvaart als slaapzaal gebruiken. De Fraters toonden zich dankbaar en kwamen soms met aangename, eetbare verrassingen. De Zusters van Mariënburg namen onze keuken en patronaatslokalen in gebruik, toen de Duitsers hun hele klooster en hun huishoudschool had opgeëist. Overdag waren deze lokalen in gebruik bij de Zusters van J.M.J. met hun leerlingen en ´s avonds hielden onze zusters er avondschool. Zo kwamen er af en toe ook Zusters van andere huizen en Paters Kapucijnen onderdak vragen, en er was altijd wel een mouw aan te passen.
Begin 1943 werd het luidklokje gevorderd uit het torentje op de kapel. Het was een hele klus, vier man zijn een hele dag bezig geweest, voordat het klokje op de grond naast de kapel stond. Uiteindelijk kregen we het toch weer terug. In februari konden de kweekschoolleerlingen uit de St. Josephstraat weer terug naar hun eigen gebouw, maar 14 dagen later stonden ze weer op de stoep, vanwege een verzoek van de Duitsers. Zuster Eligia, van het Weeshuis, was te ziek voor het werk, ze kon bijna niet meer lopen, en werd overgeplaatst, ze had dag en nacht klaargestaan voor haar kinderen. Het werd steeds moeilijker voor de keukenzuster de hele communiteit van voedsel te voorzien. Van het Bestuur in Tilburg kreeg men toestemming om andere wegen te bewandelen. Er werden vanaf nu bedeltochten ondernomen naar plaatsen waar de zusters familie of bekenden hadden. In Middelbeers, Made, Tilburg, Groesbeek, Oirschot, Bemmel enz. Sindsdien is er geen schaarste meer geweest in het klooster en kon van de overschotten nog worden uitgedeeld aan minder bedeelden: meel, suiker, eieren, boter, brood, erwten, bonen, jam e.d. Gelukkig was er bescherming ´van boven´ wanneer ´we met 3 of 4 koffers smokkelwaar de thuisreis ondernamen´. De vrees bestond voor een inbeslagname van de Christus-Koning school en het patronaat door de Duitsers, want er werd een telefoon- en telegraafkantoor door de Duitsers geïnstalleerd. Veel werd er vernield, maar uiteindelijk ging deze dreiging voorbij.
In 1944 nam het gevaar toe en verhuisden de Zusters hun slaapbakken, eerst van de bovenste etage naar de eerste verdieping en daarna naar de kelders van het klooster. Na de bevrijding werden ´Tommies´ ondergebracht in het patronaatsgebouw en ze kregen daar de gelegenheid om op adem te komen. In de refter met zang en cadeautjes van de zusters en een traktatie in de vorm van appelbeignets en pudding. Rond Kerstmis kwamen er 150 Canadezen hier uitblazen. In februari 1945 logeerden ze nog in de Christus-Koningschool en de bewaarschool. Door de kolennood waren de scholen gesloten.
De naoorlogse jaren
Het is 1948: Er wordt weer verbouwd: enkele lagere scholen en de Montessorischool krijgen een nieuw onderkomen. Er werken dit jaar 54 Zusters in de scholen, het kindertehuis en het bejaardenwerk. De Volkshuishoudschool die in mei 1920 in gebruik was genomen, krijgt nu de status van Nijverheidsschool. In 1954/1955 werd deze school, genaamd ´Maria Immaculata´, volledig gerestaureerd en op 23 september 1955 onder veel belangstelling officieel heropend. In 1949 wordt de voorgevel van Hinthamerstraat 164, het kloosterhuis, met refter en recreatiezaal, veranderd: de twee voordeuren worden vervangen door één voordeur met een bovenlicht. De heer L. van Woensel, architect, heeft hierbij de leiding.5
Na de verbouwing van de hoofdingang in 1949.
Het eeuwfeest in de eerste week van augustus 1952 ging niet geruisloos voorbij! De kloosterlingen, onderwijzeressen van de scholen, de kinderen van Huize St. Agnes werden mèt de hele parochiegemeenschap betrokken bij de feestelijkheden. De bisschop Mgr. Mutsaerts en pastoor Noyons bedankten de Congregatiezusters voor het vele werk in de voorgaande 100 jaar. Het Bosch´ mannenkoor en het Bossche muziekkorps lieten van zich horen, evenals de schoolkinderen met een balletuitvoering. In 1960 zijn de Zusters actief op de volgende scholen: Kleuterschool met 159 leerlingen, Montessorischool met 240, twee scholen voor Lager Onderwijs met 542 leerlingen, de ULO met 160, de Daghuishoudschool met 216, de Avondhuishoudschool met 105, de Mater Amabilisschool met 96, het Leerlingstelsel met 34 leerlingen en het Don Boscowerk met 40 meisjes. Er waren 77 meisjes ingeschreven als voogdijkinderen op Huize St. Agnes.
De Zusters verlaten enige scholen
In januari 1962 kwam onverwacht de aankondiging Moeder Joséhine Verstappen, lid van het Generaal Bestuur, dat de zusters van de Antoniusschool per september het onderwijs in Den Bosch zouden verlaten. De school zou aan lekenonderwijzers worden overgedaan. Het hoofd van de school, Zr. Pacinia Kortekaas liet in de tussentijd het gebouw grondig opknappen en moderniseren, om het de nieuwe onderwijzers aangenaam te maken. Schilders, elektriciens, metselaars kwamen er aan te pas en de schoonmaak werd door de zusters zelf gedaan, met name door Zr. Gabriël Panis en Zr. Canisio van Rossum. Op 26 juli werd het afscheid van de zusters gevierd, in de kerk en op school. Het oudercomité, met zeer waarderende woorden van de Heer van der Krogt, pastoor Noyons, oud-inspecteur Taks, inspecteur Matser, het nieuwe hoofd der school, Van der Sterren waren aanwezig. Ook alle leerlingen en dames onderwijzeressen. Namens het schoolbestuur waren Moeder Joséphine, Moeder Johannia van Boekel en Moeder Bertholde Weiden aanwezig. De pastoor was blij de zusters op de Volksschool, de Mulo en de Huishoudschool nog te mogen behouden. In augustus werd als rector van Huize Agnes de priester H. van Doorn benoemd die ook al rector van het Klooster was.
Op 23 september kwam hulpbisschop Mgr. Bluyssen op bezoek in de recreatiezaal van het klooster. Hij ging ook naar Huize Agnes, om kennis te maken met de kinderen die daags daarna gevormd zouden worden. De Bijbellessen voor de huiszusters, evenals typelessen enz. gingen door. Met Kerstmis deed Rector van Doorn de H. Mis als celebrant. Twee priesters assisteerden: de heerbroer van Zuster Evangeliste, pater Merkx, die uit de missie op vakantie was en een vriend van de rector. Vanaf september werd de kloosterwoning aangepast: de hal voorzien van een glazen portiersloge, het handwerkkamertje van de Antoniusschool werd omgetoverd tot naaikamer, c.v. werd aangelegd door de firma Weck, maar eerst moesten overal lekkages verholpen worden. Met de hulp van de Gemeente werd voor de deur van de St. Jacobschool het lek gevonden.
In 1963 is er een nieuw liefdewerk gestart: Moeder overste van Huize St. Antonius, Zr. Berthold, en de portierster, Zr. Petronelle Linssen, zouden, zoals overeengekomen met Pastoor Noyons van de parochie, de bejaarden op het Hofje gaan begeleiden. Op 2 januari 1963 begon zuster Petronelle met huisbezoek op de St. Jacobshof. Waar het nodig was verleende ze daadwerkelijk hulp bij zieken. Huishoudelijke hulp verleende ze bij zieken en invaliden, ze bezorgde warme maaltijden en was behulpzaam in het badhuis, dat de Gemeente inrichtte in ´65. Zuster Petronelle werd een pionier op de St. Jacobshof. Samen met verschillende sociale instellingen zette ze de Bejaardenzorg op.
Er werd door de Godshuizen een nieuwe Regent voor Huize Agnes aangesteld. Zuster Gaudine Hollewand van het washuis en later van de broodkamer in Huize Agnes kwam te overlijden op 83-jarige leeftijd. Kapelaan Verhoeven nam afscheid, hij was ook jarenlang rector van Huize Agnes. Het personeel van de Huishoudschool verzorgde met de leerlingen een fancy fair ten bate van de missie in Brazilië, waar de Congregatie werkt. Op 5 november 1963 konden de nieuwe en vernieuwde kamers op de vroegere zolder in Huize Agnes bezichtigd worden. Voor de kapel werd een nieuw orgel besteld bij Van Pels. Het pianokamertje van de St. Jacobschool werd afgestaan aan de parochie, een verarming voor de school. Op 6 januari 1964 wordt Zuster Heleni Mennen overgeplaatst ´van de kleuterschool naar het mooie, maar moeilijke werk op Huize Agnes´.
De Congregatie beëindigt alle onderwijsactiviteiten ...
Het is 1965. De rioleringen van het klooster en de St. Antoniusschool blijven problemen opleveren, steeds weer zijn er verstoppingen. Dit jaar werd het gymlokaal van de Mulo vernieuwd en het orgel in de kapel geplaatst en in gebruik genomen. Er is een afscheidsfeestje, want de zusters gaan de Mulo en het lager - en kleuteronderwijs verlaten. Leken, zoals Juffrouw Meijer en meneer van Eijsden gaan door op de Mulo, zuster Evangeliste Merkx, het hoofd van de Mulo verhuist naar Arnhem. Ook alle andere religieuzen/leraressen horen hun nieuwe plaats van bestemming. Na 113 jaar onderwijs in de parochie worden veel woorden van dank gesproken. Door Pastoor Teulings en ook door de voorzitter van het schoolbestuur de heer Van den Eerenbeemt. Beiden hadden nog hier op de kleuterschool gezeten en gaan nu op de foto bij hun voormalige onderwijsgevende Zusters. Per 1 januari 1966 draagt de Congregatie het bestuur van de scholen over aan de St. Jansstichting in 's-Hertogenbosch. Voor het Open Bejaardenwerk werd voor het eerst subsidie toegekend door het ministerie van CRM. Rector W. Adriaanse wordt de opvolger van H. van Doorn. Drie zusters vertrekken naar Huize Steenwijk in Vught om voor de bejaarde fraters van Tilburg C.M.M. daar te zorgen. Het bestuur der Godshuizen heeft Hinthamerstraat 204 aangekocht als woonhuis voor de zusters die op Huize Agnes werken: een nieuwe ontwikkeling om kleinere communiteiten te beginnen. Het Generaal Bestuur vestigt zich in Rome in 1966. Drie postulanten komen op bezoek: een teken van openheid. Zuster Evers die al vier jaar als maatschappelijk werkster actief is krijgt haar eerste salaris. Zuster Petronelle behaalt haar diploma bejaardenverzorgster en werkt gewoon door op het Hofke. De oudjes kunnen haar niet missen.
1968 is het jaar waarin de 50 jaar oude St. Antoniusschool, de meisjesschool, samengevoegd wordt met de St. Jacob jongensschool aan de Jacob van Maerlantstraat. Het Schoolbestuur, de Sint Jansstichting, heft de St. Antoniusschool op omdat het aantal leerlingen uit de binnenstad erg is teruggelopen en om te voorkomen dat er combinatieklassen van twee leerjaren moeten worden gevormd. Bovendien voldoet het gebouw aan de Hinthamerstraat niet meer aan de eisen van de tijd en is er veel last van het verkeerslawaai. Op een paar klassen na kunnen alle leerlingen ondergebracht worden aan de Jacob van Maerlantstraat, waar het onderwijs in gemengde klassen kan plaatsvinden, ook een wens van de meeste ouders. De heer Van de Sterren wordt, met de heer Van de Pol, hoofd van de school. Mejuffrouw Kempers die gedurende 31 jaar het onderwijs in de parochie heeft gediend gaat met vervroegd pensioen.6
In dat jaar 1968 bedienen enkele zusters nog de volgende scholen: De Christus Koning MAVO, aan de Hinthamerstraat 164, de Maria Immaculata-LHNO aan de Zuid-Willemsvaart 179/181 en de instelling Huize St. Agnes, aan de Zuid-Willemsvaart 177.
In 1968 worden de zusters verdeeld over drie huizen: in Hinthamerstraat 164, in Hinthamerstraat 204 of naar een huis in Hintham, in de Karel Ensinckstraat 10. De bovenverdieping van Hinthamerstraat 164 wordt door zeven zusters in gebruik genomen. De Zusters ontvingen allerlei groepen die er wilden vergaderen. In het voormalige schoolgebouw, nummer 166, komen ook verschillende opleidingen. In 1971 bij voorbeeld, zitten de studenten van de Analistenschool (HBO) in het gebouw (en laten een enorme ravage achter). Daarna volgt een dependance van het Jeroen Bosch College. Vanaf 1973 wordt de voormalige recreatiezaal, tot dan gebruikt als kantoor, benut als vergaderzaal van de Inter Parochiële Vereniging. Op het binnenplaatsje verschijnen weer bloembakken en als het Jeroen Bosch College de klaslokalen verlaat komt het Reclasseringswerk de ruimten huren. Meer dan 3000 personen - van buiten - woonden vergaderingen bij in het Klooster, tijdens 201 bijeenkomsten. In 1977 werd in stilte het 125-jarig bestaan van het Huis gevierd. Verder kwamen er zusters en gingen anderen naar diverse huizen voor werkzaamheden als portierster, in de huishouding, voor de keuken enz.
In het jaar 1977/´78 vertrokken de kinderen uit Huize St. Agnes naar het Jeugdcentrum De Vliert. Zuster Augusta Vriens was vanaf 1968 directrice. Ze woonde in de Hinthamerstraat 204. Ze heeft tot 1984 bij de meisjes gewerkt. De gebouwen van Huize St. Agnes kwamen leeg te staan, totdat woningzoekenden de panden kraakten op 11 januari 1979. Op 9 april 1980 werd de sloopvergunning voor de kapel van 1883 afgegeven, in juni van dat jaar was er niets meer van over.
Sloop in 1980 van de kapel uit 1883.
In 1981 was er een Generaal Kapittel en was het druk met bijeenkomsten en vergaderingen in het klooster aan de Hinthamerstraat 164.
De Inter-Parochiële Vereniging verhuisde naar Parade 18, met veel meubilair. Deze vereniging had 13 jaar lang kantoorruimten gehuurd in het St. Antoniusgesticht. Nu was er ruimte nodig voor het secretariaat van het Generaal Bestuur van de Congregatie.
In 1983 overleed Zr. Lucretia Roemer in Tilburg, op 84-jarige leeftijd. Ze was in Den Bosch geen onbekende, want ze was jarenlang werkzaam als leidster van de Montessorischool aan de Hinthamerstraat, samen met Zr. Josepho Keizer. Zij maakte zich ook verdienstelijk bij het drukken, vouwen en verzenden van De Koepel, het parochieblad dat in de beginfase werd vervaardigd in het klooster.
Herdenkingssteen 1851 - 1988.
De Antoniusschool is leeg gekomen. Dit jaar 1988 vertrekken de laatste zusters naar de missie of naar andere huizen. De Communiteit wordt opgeheven. Een tijdperk van 137 jaar is afgesloten. Honderden Zusters hebben die periode het onderwijs in dit deel van de stad voor hun rekening genomen en waren daarmee dag in dag uit in de weer. En de dagen waren lang. Dan was er hun taak als kloosterzuster, met de gebeden, de godsdienstige vieringen, de jubilea, de uitvaarten, vergaderingen enz. Zuster Christine van Outheusden neemt in april 1988 afscheid van de werkgroepen in de parochie St. Jacob en vertrekt naar het kloosterhuis in Hintham-Zuid, in de Karel Ensinckstraat 10. Anderen naar Aarle-Rixtel, Arnhem, Amsterdam of Tilburg. De huizen op nummer 164 en 166 in de Hinthamerstraat worden verbouwd. Dat gebeurt in 1990 door het aannemersbedrijf Drijvers BV, begeleid door het architectenbureau Teering/Van de Laar/ Van der Vliet. In 1991 verblijft er alleen het Generaal Bestuur van de Congregatie.7 In het gebouw zien we nu moderne kantoor- en gebruiksruimten en een aantal appartementen voor de Zusters. Er zijn nog enige logeerkamers voor zusters die uit andere delen van de wereld hier komen vergaderen. Uit België, Groot-Brittannië en Ierland, uit Duitsland, Brazilië, de Filippijnen, de Verenigde Staten, Indonesië, Zimbabwe en Suriname. En uit Rome. Anno 2014 zijn er geen Zusters SCMM meer in Duitsland, waar ze in 1995 zijn weggegaan, uit Zimbabwe zijn ze in 1994 vertrokken en vanuit Suriname zijn de laatste zusters in 2013 naar Nederland teruggekeerd.
Het monumentale huis op nummer 164 heeft een classicistische bakstenen pilastergevel. Vijf pilasters verdelen de gevel in vier traveeën. Boven de ramen bevinden zich rijk gebeeldhouwde festoenen. De ramen met waaierzwikken hebben een tien- en zesruits indeling. De deuromlijsting met bovenlicht is van de verbouwing van 1949.
Luchtfoto van de gebouwen in 1980, juist na de sloop van de kapel.
| |