's-Hertogenbosch kent tegenwoordig tal van gezellige eethuisjes, waar mensen niet alleen Hollandse kost kunnen eten, maar ook kennis kunnen nemen van buitenlandse eetgewoonten. Indisch, Chinees, Indiaas, Zuidamerikaans, Italiaans, Spaans en Grieks behoren tot de mogelijkheden. Vroeger was er die keuze niet. De eerste 'vreemde' eetgelegenheden kwamen pas na de Tweede Wereldoorlog: de Chinees-Indische restaurants. Het aanbod varieert tijdens de verschillende seizoenen; zo is het nu weer tijd voor de mosselen. De Bossche arbeider van ruim honderd jaar geleden at heel wat anders. In 1863 schreef het stadsbestuur aan de Commissaris des Konings, dat aardappelen, brood, meelspijzen, groenten en weinig vlees of spek tot het voedselpakket van de gewone man behoorden. De dagelijkse kost bestond uit aardappelen, die soms driemaal per dag op tafel kwamen. Ze werden ogediend met 'lawaaisaus', waarvan mosterd en azijn de voornaamste bestanddelen waren. Dat gaf er terminste nog enige smaak aan. De gewone man kende slechts zeer weinig afwisseling bij het eten. Zo bepaalde het stadsbestuur in de koude decembermaand van 1788 bij uitzondering, dat de elf gevangenen op de Gevangenpoort ander voedsel zouden krijgen, dat beter aangepast was aan het jaargetijde. Driemaal daags zouden de gevangenen 'uit consideratie van de strenge koude' kokend water krijgen. Op zondag en maandag ontvingen ze een 'soupe' van rundvlees en gepelde gerst. Het vlees, zes pond voor de elf gevangenen, werd op zondag verdeeld. Op dinsdag en woensdag was er erwtensoep; de drie pond spek werden op dinsdag verdeeld onder de eters. Donderdag: zuurkool of knollen; vrijdag: aardappelen met azijn en boter en op zaterdag: boekweitgrutten met karnemelk. Bier kreeg iedereen een halve kan per dag. 's Morgens en 's avonds was er nog warme koffie.
In Renier van Arkel bracht de komst van zusters in 1853 ook verandering op culinair gebied met zich mee. Drie zusters moesten niet alleen koken voor 213 patiënten, maar ook voor zusters, broeders en burgerpersoneel. Wat bleef, waren de verschillende klassen, die ieder ook verschillend voedsel kregen. De derde en vierde klasse kregen 's morgens koffie met een boterham; de eerste klasse thee of koffie met brood, boter, kaas en beschuit. Om half twaalf nog eens koffie met brood, boter en beschuit. Op zondag was er voor de patiënten in de derde en vierde klasse soep, vlees en brood. De eerste klasse patiënten werden heel wat beter onthaald: soep met balletjes van gehakt, twee soorten groenten, aardappelen, gebraden runds- en kalfsvlees en dessert. Op maandag tot en met donderdag werden deze beter betalende verpleegden 'onthaald' op soep, twee soorten groenten, aardappelen, twee soorten vlees en dessert. De derde en vierde klasse was heel wat minder gegund: aardappelen en groenten als potage met koud vlees. De vrijdag bood aan alle patiënten vis, maar terwijl de eerste en tweede klasse gekookteen gebakken vis kregen met een voorschotel, twee soorten groenten, aardappelen en een dessert, moesten de patiënten uit de derde en vierde klass het doen met 'vis met aardappelen, door elkander gestoofd'.
Smakelijk!
|