Tegenwoordig bereikt het nieuws de nieuwsgierige mensheid via de krant, de radio of televisie. Dat was vroeger vanzelfsprekend anders. Verhalenvertellers, maar vooral liedjeszangers, brachten berichten over. 'De moord in Raamsdonk' kent iedereen wel, al is het misschien alleen maar de titel. Harrie Franken is een van de verzamelaars van liedjes. In een oud schrift vond hij in Luyksgestel het liedje 'Het vrouwtje van 's-Hertogenbosch'. Men wist te vertellen dat het 'een mooi lied' was, maar de melodie kon door Franken niet meer worden opgetekend.
Het lied verhaalt over een Bosch' vrouwtje dat met vijf vaderloze kinderen bedelend door de Meierij liep. De sociale voorzieningen waren in vroeger eeuwen niet zo goed, maar het kwam dikwijls voor dat bij het vertrek van een garnizoen 'verlaten soldatenvrouwen en -kinderen' achterbleven.
'En die kindertjes die gingen ja bedelen, ja bedelen langs de deur. En ze vroegen om een nachtje te slapen bij een bonsenjeur.' De vrouw des huizes wilde het zestal wel toestaan om in de schuur te slapen en ze mochten ook nog wel even binnenkomen om zich bij het vuur te warmen. Echter, haar echtgenoot was her daar helemaal niet mee eens: ze moesten maar ergens anders slapen! 'De vrouw is toen verder gegaan en wat zag zij in de verte een kwaadstalleke staan en toen is zij daa binnen gekropen, met haar vijf kindertjes op het stro.'
De volgende dag was het Pasen en de vrouw die het zestal onderdak had willen bieden ging hen opzoeken: „Ik moest er wel even gaan kijken, al in die schaapsherderskooi. Wat zag zij daar zes dode lijken, bevroren op het strooi.” Geschrokken rende zij terug naar huis en vertelde haar man wat zij ontdekt had. Een grote ruzie tussen het echtpaar was het gevolg; vanzelfsprekend overlaadde de vrouw haar man met verwijten. Immers zijn weigeren had de dood van de vrouw en haar kinderen tot gevolg.
Het lied eindigt met een moraal. 'De man is toen naar het veld gegaan, maar de boze geest die brandde het aan. Hij heeft zichzelf verhangen, ja verhangen al aan een touw. Wat zag men op beide zijn wangen: een teken van de duivelsklauw.'
In een zelfmoord zag men al gauw het werk van de duivel, vandaar ook dat het lied weergeeft dat de klauw van de duivel als symbool hiervan op de wang zichtbaar was.
|